Het bijenboek. Practisch handboek der bijenteelt
(1941)–Joh. A. Joustra– Auteursrecht onbekend
[pagina 116]
| |
Hoofdstuk V.
| |
[pagina 117]
| |
Van een afstandje bewonderde ik den imker, die zo maar in de vlucht van de bijen ging staan, hier een korf ombeurde, daar een kast open maakte en, o wonder! geen enkel steekje bekwam, niettegenstaande vele bijen een rustplaats op z'n handen, armen en gezicht hadden, gevonden. Dat ik bijen zou gaan houden stond vast, maar zó tussen die krioelende diertjes, onbeschermd te lopen, hier het gezicht in een korf gedrukt, daar eens met de ogen vlak bij het vlieggat, nooit!!!
Bijenkap (draadvizier).
Bijenkap (paardenhaar vizier)
Bijensluier (tule).
| |
[pagina 118]
| |
Men is heel spoedig die duizend eden vergeten en nauwelijks bezit men een eigen stand, of men doet evenzo. Rustig werken, maakt rustige bijen. Is het feitelijk niet in alles zo? In een huisgezin, waar een kijvende moeder of een zenuwachtig-drukdoende vader de leiding heeft, zal men zelden rustige kinderen aan treffen, ja zelfs de bezoeker wordt geagiteerd. Aan een stal vee, kan men heel spoedig bemerken, of de beesten rustig behandeld worden, of dat een narrige, vloekende en schreeuwende knecht het leven dier dieren vergalt. Erfelijkheid speelt hierbij ook een rol, doch een erfelijk belast onrustig kind, kàn in een kalme, rustige omgeving heel wat van die nerveusiteit verliezen; een van nature bedaard kind, zal in een onrustige omgeving door die onrust aangetast worden. Zo gaat het ook met onze bijtjes, die voor een bepaalde behandeling zeer gevoelig blijken te zijn. Hoewel in sommige gevallen overbodig, is het toch raadzaam, steeds het gezicht te beschermen door een bijenkap of bijensluier. Deze zijn voor weinig geld in de handel verkrijgbaar en, goed behandeld, gaan zij jaren mee. Men heeft ze in verschillende soorten. De meest gebruikelijke zijn die met paardenharen vizier en pijpgat. Soms bedient men zich ook wel van leren of rubberhandschoenen. Heeft men te doen met een zeer steeklustig volk, dan kunnen zij wel nuttig zijn. Het is echter veel beter, om dergelijke volken voorlopig met rust te laten, tot zij wat gekalmeerd zijn.
Bijenhandschoenen van rubber.
| |
[pagina 119]
| |
Handschoenen geven den beginner in het bijenteeltbedrijf wel enige gerustheid, toch zal men op de duur beter doen zonder handschoenen te werken. Men wordt spoediger ‘steekvast’ en wanneer men fijnere operaties moet verrichten, heeft men van handschoenen meer last, dan gemak. Alvorens men een operatie aan het bijenvolk wil verrichten, geve men wat rook. Moet men een korf behandelen, dan late men hem een weinig achterover hellen en blaast onder het volk enige teugen rook. Bij van boven behandelbare kasten, licht men het dekkleedje wat op, of opent het spongat en blaze daar wat rook tussen de raten. Bij kasten, welke van achter te behandelen zijn, schuift men het onderste schuifje wat op en blaast daarna wat rook onder de raten. Men zij met het geven van rook zo zuinig mogelijk en blaze gedurende de verdere behandeling van het volk, nimmer rook in open broed. De meeste steeksters zitten op de buitenste raten, zodat dáár beroken gewettigd is. In het broednest geve men alleen dàn rook, als men er beslist niet buiten kan. Waarmede men berookt is vrijwel onverschillig, echter niet met sterk bedwelmende middelen, zoals salpeter e.d.
Dathepijp (metaal).
Dathepijp (houtmantel).
| |
[pagina 120]
| |
Sommige imkers roken rustig hun sigaretje, anderen een sigaar of pijp en behandelen zó verscheidene volken. Het roken heeft een tweeledig doel. Door het inblazen van rook in de woning, worden de bijen gestoord, waardoor zij zich vol honing zuigen en minder neiging tot steken gevoelen. In de eerste plaats berookt men dus de bijen daarom. Men berookt ze echter ook, om ze van een bepaalde plaats te verdrijven. Rook echter nooit in open broed!!! Wie niet rookt, bediene zich van rookwerktuigen voor niet-rokers, zgn. blaaspijpen, mechanische- of zelfberokers. De Dathepijp wordt veel gebezigd. Ze zijn in vele constructies in de handel verkrijgbaar, Hoe lichter de pijp weegt, des te beter voor het gebit van den imker. Sommige imkers beroken hun bijen niet, doch door de ervaring geleerd, dat bijen een hekel aan water hebben, besproeien zij haar tevoren met een bloemspuitje.
Besproeier.
Het is hier de plaats, de aandacht te vestigen op een kalmerend middel bij uitnemendheid, de carbollap. Deze lap is zeer gemakkelijk in het gebruik en eenvoudig te maken. Men neemt een stuk Engels pluksel, plm. 40 × 40 c.m. groot, een stuk kaasdoek of een stuk niet te dik flanel van die grootte. Deze lap besprenkelt men met een oplossing van ruwe rode carbol in kristalvorm. De lap mag niet kletsnat worden, doch moet even vochtig aanvoelen. De carbollap bewaart men opgerold in een honingflacon, welke men steeds na gebruik met een schroefdeksel sluit. Wordt de werking minder, dan besprenkelt men de doek weer en laat hem vóór 't gebruik even met de oplossing doortrekken. Het carbolpraeparaat is voor de bijen absoluut onschade- | |
[pagina 121]
| |
lijk, als men maar zorgt, dat de lap niet kletsnat wordt, wat bovendien ook overbodig is. Eigenaardig is het, dat bij het gebruik van een carbollap, welke men maar even op het volk behoeft te leggen om er profijt van te hebben, de bijen ook gedurende de verdere behandeling zeer rustig zijn en - wat voor niet-steekvaste imkers een groot voordeel is - de behandeling geschiedt verder zonder steken. In de handel zijn ook carbolluchtblazers verkrijgbaar. Ik heb ze nimmer beproefd, maar ik kan mij voorstellen, dat ook deze hun nut hebben en vooral bij woningen welke van achter behandeld moeten worden, bijna onmisbaar zijn. Bij het zelf samenstellen van het praeparaat, lette men nauwkeurig op de chemicaliën, anders werkt de lap niet. Men vrage dan ook ruwe rode carbolzuur in kristalvorm.
Beroker z. schutmantel.
Beroker m. schutmantel.
Sommige imkers gebruiken ook wel gezuiverde carbol; anderen beweren hiermede geen resultaat te bereiken. Persoonlijk beproefde ik gezuiverde carbol met succes. Men moet echter met deze carbol zeer voorzichtig zijn. Mocht dit praeparaat de vingers aantasten (het vel wordt dan wit), dan steke men deze onverwijld een poosje in brandspiritus. Het grote voordeel van het gebruik van de carbollap bij bijenbehandeling springt vooral in het oog, als men heel wat volken te behandelen heeft, moeilijke karweitjes heeft op te knappen, bijen uit de honingkamer te verdrijven, bij zwermscheppen als de bijen zeer moeilijk gezeten zijn, en dergelijke. | |
[pagina 122]
| |
Zeer lastige volken b.v. kalmeren alleen dan, als men grote rookwolken aanhoudend in de woning blaast, waardoor heel wat bijen versuft worden. De carbollap kalmeert in een ogenblik de lastigste volken en het werken met de bijen wordt een genot. Bij het beroken met pijp, sigaar of sigaret is het gevaar voor brand niet denkbeeldig. Houdt men de pijp uit de bijenstand en bedient men zich van de carbollap, dan is brandgevaar absoluut uitgesloten; zo kan men vele middelen in het werk stellen, om de bijen rustig te houden. Men moet echter ook veel nalaten. Loop b.v. nimmer in de vlucht van de bijen en kan men daar beslist niet buiten, beweeg U dan kalm en rustig, maak geen heftige bewegingen en hinder de bijen zo min mogelijk in haar vlucht. Gebruik vóór het behandelen ook nimmer alcoholische dranken. Als ik een leek vaak over de zo gevaarlijke bijen hoor praten, dan kan ik menigmaal een glimlach niet onderdrukken. Bijen zijn niet gevaarlijk, minder gevaarlijk zelfs dan andere dieren of den mens. Een klein voorbeeld zal dit verduidelijken. En dan wil ik U de vraag eens voorleggen, wat gij zoudt doen, als een vreemdeling de deur van uw huis openbrak, uw huis vol rook zette, enige van uw kinderen, broers of zusters doodde, uw gehele huisraad uit elkaar trok en een groot deel van uw bezittingen meenam? Zoudt gij hieronder kalm blijven? Zoudt gij gedurende die handeling (lees mishandeling) U niet te weer stellen en den indringer bij de kraag pakken en hem zonder vorm van proces op de straatstenen slingeren, vooral, als gij met zovelen waart? Bijen zijn derhalve niet gevaarlijk; bij verkeerde behandeling, of mijnentwege door erfelijkheid, het gebruik van bepaalde soorten nectar, of onder de invloed van een naderend onweer, hoogstens, wat lastig, welke lastigheid toch wel in goede banen is te leiden. | |
[pagina 123]
| |
Het ergste wat ons o ver komen kan, is een of meer bijensteken. De beginner in het zo edele bijenteeltbedrijf mag daarvoor even terugschrikken, enige bijensteken deren den rechten imker niet, ja, hij merkt ze nauwelijks op en is zelfs na de behandeling van het bijenvolk vergeten, wáár hij gestoken is. Wordt men gestoken (meestal het gevolg van onzeker werken), dan ontstaat een klein wit plekje met rood puntje, waar de angel ons geraakt heeft. Soms gaat dit binnen enige minuten in zwelling van de gestoken plaats over, welke zwelling bij de één meer, bij de ander minder, soms grote afmetingen kan aannemen en steeds pijnlijk is. Gewoonlijk blijft de angel in de huid zitten en boort zich er dieper in, naarmate men hem langer laat zitten. Hij dient dan ook direct verwijderd te worden. Ervaren imkers strijken de gestoken plaats even langs hun kleren en verwijderen op deze wijze de angel. Wordt men in het gezicht gestoken, dan moet men de angel op andere wijze verwijderen. Men verwijdert hem het best, door met de nagel tegen de angel in te strijken; nimmer vatte men het gewoonlijk mee uitgescheurde giftblaasje aan, om de angel terug te trekken; op deze wijze zou men méér gif in de wond kunnen drukken en de zaak erger inplaats van beter maken. De beginner vooral zal goed doen steeds de angel direct op de laatst beschreven wijze te verwijderen. Behalve het verwijderen van de angel is er weinig meer aan te doen. De wond betten met ammoniak, baat weinig of niet. Bestrijken met een insectenstift e.d. heeft ook weinig resultaat. Het beste middel is nog, de gestoken plaats te betten met goed koud water. Het is opmerkelijk, hoe spoedig men immuun voor bijengif wordt. Reeds nadat men enige malen gestoken is, zij het met tussenpozen van een dag of langer, worden de zwellingen | |
[pagina 124]
| |
Meisjes vangen op de bijenstand van Dr. Forster te Illertissen het bijengif op ter bestrijding van rheumatiek.
minder en blijven dra geheel uit. Pijn voelt men echter na elke steek, soms meer, soms minder, maar in elk geval niet van die aard, dat men daarom van het houden van bijen zou moeten afzien. Toch zijn er mensen, die zo'n steek minder goed verdragen, wee worden na een steek, soms hartkloppingen en zelfs koorts krijgen. Ook is het wel voorgekomen, dat nà een bijensteek het lichaam bezet werd met kleine blaasjes en de patiënt koortsig werd en zich onlekker gevoelde. Dit zijn echter hoge uitzonderingen. Intussen, iemand, die werkelijk veel last ondervindt van bijensteken, zal van het houden van bijen dienen af te zien. ‘Verbeelding is erger dan de derdedaagse koorts’, plachten vroeger de ouderen wel eens te zeggen en zo gaat het ook vaak bij het zich niet wel gevoelen na het ontvangen van een bijensteek. | |
[pagina 125]
| |
De meisjes laten de bijen in gepraepareerd karton steken. Elke bij geeft van 0.15-0.3 mg. gif.
In 't algemeen zijn ze onschuldig en men hoort slechts heel, heel zelden van onaangename gevolgen. Moet men een bij aanvatten, dan pakt men haar het best bij de beide vleugels; de bij tracht dan wel te steken, maar het blijkt vruchteloos te zijn, daar zij geen aanhechtingspunt kan vinden. Let men goed op, dan ziet men aan de uitgestoken angel een druppel helder vocht te voorschijn komen. Dat is het gif, dat bij het binnendringen in de wonde zon stekendbrandende pijn veroorzaakt en naar men zegt tevens een uitnemend middel is tegen sommige soorten van rheumatiek, zoals uit proeven gebleken is. Sommige plaatsen van ons lichaam zijn bizonder gevoelig en daar doen bijensteken dan ook het meest zeer. Ik noem U b.v.: lippen, oorlellen, bij de ogen, neus, vingertoppen, vooral onder de nagel en verder op de voeten, waar, bij gebruik van laag schoeisel, een bijensteek | |
[pagina 126]
| |
Een van de grote bijenstanden te Illertissen (1200-2000 volken) waar het bijengif wordt gewonnen ter bereiding van Forapinzalf ter bestrijding van rheumatiek.
zo heerlijk kan aankomen. Jongere bijen maken voorlopig nog geen gebruik van haar angel, evenmin de koninginGa naar voetnoot(*) en, zoals bekend, de darren bezitten er geen. Wordt men gedurende de behandeling der bijen gestoken, dan houde men zich moedig en kalm, hange het eventueel uitgenomen raampje op zijn plaats en verwijdere de angel, of soms de gehele bij, welke vaak als 'n tol in 't rond draait. Zou men tengevolge van het toebrengen der steek schrikken en een raampje, korf of iets dergelijks uit de handen laten vallen en misschien als een dwaas in 't rond | |
[pagina 127]
| |
springen, dan zou men eerst recht de kans belopen om flink gestoken te worden. Overigens late men zich door het feit, dat de bijen kunnen steken, niet van het houden van bijen terugschrikken. Wie zich rustig houdt, zijn bijen kalm behandelt, zich na het gebruik van spiritualiën van de bijenstand verre houdt, en wie geen medicijnluchtjes e.d. aankleven, die behoeft niet bevreesd te zijn ‘genomen’ te worden. En mocht het al eens voorkomen, dat een volk wat lastig wordt gedurende de behandeling, dan wachte men zo mogelijk tot de volgende dag en store het vóórdien niet meer. Ik besluit dit hoofdstuk met een oud imkergezegde: ‘'n kwaoj wief is erger dan 'n kwaoje biej!’ |
|