| |
| |
| |
Hoofdstuk II.
Het nut van het bijenhouden.
Het nut, dat de bijen stichten is van tweeërlei aard; we onderscheiden het directe- en het indirecte nut.
Het directe nut, dat de bijen ons verschaffen bestaat in de productie van honing en was en in het afstoten van zwermen, waardoor dus het aantal volken verdubbeld, of zelfs verdrie- of viervoudigd wordt. In het algemeen geldt het echter in de imkerij, dat volken welke veel zwermen leveren Weinig honing verzamelen, wat zich laat horen. Voor het verzamelen van honing heeft men sterke volken nodig. Hoe sterker ze zijn, des te groter is de kans, dat een goede dracht behoorlijk benut wordt.
Door het zwermen worden de volken armer aan bijen en hoewel elke zwerm spoedig weer een aantal jonge bijen krijgt, werkt een te grote deling belemmerend op een flinke honingoogst.
Anders is het gesteld met het was.
Zwermen zijn ijverige bouwers en hoe meer zwermen worden opgezet, des te groter wordt de wasvoorraad, althans indien de zwermen niet te klein zijn.
Alleen van de korfbouw, zgn. vaste bouw, is echter een wasoogst te verwachten. De wasoogst van woningen, voorzien van losse bouw, heeft weinig te betekenen, omdat men de reeds uitgebouwde raten telkens opnieuw benut en alleen dán smelt, als zij te oud of onbruikbaar zijn geworden.
Groter dan het directe nut is echter het indirecte nut.
Voor de bestuiving n.l. van vele onzer ooftbomen zijn insecten noodzakelijk. In het vroege voorjaar, als appelen pereboom bloeit, of de kersenboomgaard haar bruidstooi tentoonspreidt, zijn er nog weinig insecten, welke die bestuiving kunnen bewerkstelligen.
| |
| |
1. |
a. | langstijlige, |
b. | kortstijlige bloem van de boekweit. |
|
2. | Bloem van de dopheide. |
3. | Overlangse doorsnede van de bloem v/d struikheide. |
4. | Meeldraad van de struikheide met aanhangsel (h.)
c. is kelk; d. is kroon; d.d. is bloemdek; e. is helmknopjes; |
f. is honingklier; g. is vruchtbeginsel; i. is stijl; k. is stempel. |
|
| |
| |
De honingbijen overwinteren zoals bekend, in kolonies en deze bevatten reeds in het voorjaar duizenden voor het bestuiven geschikte insecten.
De bloemen bezitten n.l. geslachtsorganen welke we betitelen met de naam meeldraden en stamper(s).
De stamper, of stampers, staan meestal midden in de bloem en daaromheen de meeldraden.
Zo'n stamper is gewoonlijk een dunne rondachtige buis, de stijl (i.) welke van boven wat afgeplat is, of een andere eigenaardige vorm bezit en stempel (k.) genoemd wordt.
Het onderste gedeelte van de stamper is verdikt en heet vruchtbeginsel (g.), hetwelk reeds eitjes bevat.
De om de stamper heen zittende draadjes noemt men meeldraden; het steeltje ervan heet helmdraad en het kopje noemt men helmknopje.
In de helmknopjes bevindt zich een fijn poeder, hetwelk men stuifmeel noemt. Aangezien sommig stuifmeel (b.v. van het fruit) niet ‘stuift’, doch meer kleverig is, kan men dit juister ‘kleef’- of ‘plakmeel’ noemen.
Voor de bevruchting is het nodig, dat het stuifmeel van de helmknopjes op de stempel komt.
Men noemt dit bestuiving. De inhoud van een stuifmeelkorrel moet zich verenigen met een eitje in het vruchtbeginsel alvorens dit eitje bevrucht kan worden en tot zaad kan ontwikkelen.
Nu is bij sommige bloemen zelfbestuiving mogelijk, doch meestal is kruisbestuiving regel.
Zelfbestuiving kan geschieden doordat stuifmeel van een bloem op de stempel van dezelfde bloem, of ook wel op de stempel van een andere bloem van dezelfde plant komt, meestal door eenvoudige aanraking van stempel met meeldraden. Sommige fruitvariëteiten zijn echter wel vatbaar voor eigen stuifmeel; men noemt ze zelffertiel. Toch moet dit stuifmeel op de stempels worden overgebracht.
Heeft de ene bloem een stempel en de andere meeldraden, dan noemt men zulke bloemen eenslachtig. Komen op een plant alléén mannelijke of alléén vrouwelijke bloemen voor, dan heet zo'n plant tweehuizig. Komen beide soorten op één en dezelfde plant voor, dan echter eenhuizig.
| |
| |
Gewoonlijk heeft in de natuur kruisbestuiving plaats en dat is van groot belang voor de vruchtzetting, Immers, volgt op een kruisbestuiving kruisbevruchting, dan ontwikkelen zich een veel groter aantal kiemkrachtige zaden dan dit bij zelfbestuiving het geval zou zijn, wat van zeer veel belang is bij b.v. boekweit, koolzaad e.d.
Maar ook bij onze fruitbomen is kruisbestuiving van belang, daar het vruchtvlees door kruisbestuiving sappiger en zoeter, en de vrucht belangrijk groter wordt en dus meer handelswaarde bezit, terwijl sommige fruitsoorten het niet zonder kruisbestuiving kunnen stellen.
Speciaal zij hier gewezen op kersen, abrikozen, appels, peren, frambozen, kruis- en aalbessen e.d.
Nu bezitten vele planten middelen om zelfbestuiving tegen te gaan.
De Primula, op het oog tweehuizig, is dit inderdaad niet, want iedere bloem bezit stampers en meeldraden. Zij is echter ongelijkstijlig.
Bij bloem A steken de meeldraden ver boven de stamper, bij B echter de stamper boven de meeldraden uit, een middel om zelfbestuiving te voorkomen.
Soms ook is eigen stuifmeel onvruchtbaar (de bloemen zijn zelf-steriel).
Soms ook zijn meeldraden en stamper ener zelfde bloem ongelijktijdig rijp (appels, peren).
Bloemen van een Primula Veris.
Stamper en meeldraden zijn zó geplaatst, dat zelfbestuiving onmogelijk is.)
| |
| |
Bij windbloeiers b.v. (windbloeiers zijn bloemen, waarbij de wind bij de bestuiving een grote rol speelt) zijn de stempels altijd eerder rijp dan de meeldraden.
Hoe bewonderen wij hierin de natuur, daar bij latere rijpheid der stempels waarschijnlijk reeds al het stuifmeel verstoven zou zijn, zonder een hechtplaats te vinden op de stempels.
De fraaie bloembladen, honingmerken of de geur wijzen de insecten de weg naar de bloemen en bevorderen de bestuiving op een bewonderenswaardige wijze.
Nu is het zoals gezegd, in sommige gevallen inderdaad óók mogelijk, dat bij zelfbestuiving bevruchting plaatsvindt; de vruchten zijn dan echter gewoonlijk zaadloos, of hebben slecht ontwikkelde, niet-kiemkrachtige zaden en zijn vaak misvormd.
Bij bestuivingsproeven, door den oud-Rijkstuinbouwconsulent v.d. Veen te Nijmegen en schrijver dezes in de omgeving van Geldermalsen genomen, bleek o,a, dat bij in fijn tule gewikkelde takken met bloemknoppen, bij kersen geen enkele vrucht zich gezet had, niettegenstaande de bloei overvloedig geweest was.
Daarentegen waren alle andere kersenboomen in die boomgaard zeer sterk met vruchten bezet. In de boomgaard zelf stonden meer dan 100 bijenvolken.
Meerdere proeven zijn door anderen genomen en steeds sloeg de schaal over in het voordeel van die boomgaarden, waarin bijenvolken geplaatst waren.
Zeer de aandacht trokken b.v. de proeven van Prof. Sprenger, destijds Rijkstuinbouwconsulent in Limburg. Omstreeks 1890 bemerkte men in Zuid-Limburg, dat de opbrengst van de Basterd-dikke (een gewilde kers voor de Engelse markt) allengs geringer begon te worden. Prof. Sprenger ontdekte, dat dit het gevolg was van het verwijderen van andere variëteiten uit de boomgaard, waardoor goede bestuifsters gingen ontbreken.
Door het om-enten van bomen tot geschikte bestuifsters en het plaatsen van bijenvolken in de fruitboomgaarden steeg de opbrengst zeer aanmerkelijk.
Uit het verslag van den Directeur J.A. Doortjes omtrent
| |
| |
| |
| |
TOELICHTING BIJ NEVENSTAANDE PLAAT.
Op nevenstaande plaat, ontleend aan het ‘Maandschrift voor Bijenteelt’, (uitgave v/d Ver. tot Bev. der Bijent. in N.) zien we als randversiering:
1. | Struikheide } (alle goede bijenplanten). |
2. | Esparcette } (alle goede bijenplanten). |
3. | Boekweit } (alle goede bijenplanten). |
4. | Linde } (alle goede bijenplanten). |
5. | Koolzaad } (alle goede bijenplanten). |
6. | Witte klaver } (alle goede bijenplanten). |
7. | Bloem in doorsnede;
k. is kelk; b.k. is bloemkroon; n. is honingklieren; m.d. is meeldraden; st. is stamper; h.d. is helmdraad; h.k. is helmknop; v.b. is vruchtbeginsel; stij. is stijl; ste. is stempel. |
8. | Mannelijke katjes van de Wilg. |
9. | Vrouwelijke katjes van de Wilg. |
10. | Enkele mannelijke bloem van een katje;
sch. is schutblaadje; m.d. is 2 meeldraden; n. is honingkliertje (nectarie). |
11. | Enkele vrouwelijke bloem van een katje;
stij. is stijl; ste. is stempel; sch. is schutblaadje; st. is stamper; v.b. is vruchtbeginsel; n. is honingkliertje (nectarie). |
12 en 13. | Bloemen van de Boekweit;
l.s. is langstijlig; k.s. is kortstijlig. |
14. | Koolzaadbloem.
(Let op de 4 lange- en 2 korte meeldraden) de bloembekleedselen zijn verwijderd! |
15 en 16. | Bloem van een peer. |
17. | Bloem van de Salie,
met nectarzuigende bij. (De helmknop komt met het achterlijf der bij in aanraking). |
18. | Verschillende stuifmeelkorrels. |
| |
| |
de Pomologische tuin te Tiel over 1925 vermelden we de volgende bestuivingsproeven.
| |
Bestuivingsproeven.
Appels.
Lane's Prince Albert.
Zelfbestuiving, van 42 bloemen 0 vruchten, |
Kruisbestuiving, van 35 bloemen 1 vrucht met 5 pitten, waarvan 4 vol. |
| |
Peren.
Clapps Favorite.
Zelfbestuiving, van 34 bloemen 1 vrucht zonder pitten. |
Kruisbestuiving, van 28 bloemen 6 vruchten, respectievelijk met 0, 4, 0, 3, 2, 1 volle pitten. |
Duchesse d' Angoulême.
Zelfbestuiving, van 28 bloemen 3 vruchten, waarvan 1 zonder pitten en 2 wormstekig. |
Kruisbestuiving, van 16 bloemen 2 vruchten, beiden wormstekig. |
Hertogin Elza.
Zelfbestuiving, van 38 bloemen 7 vruchten, deels wormstekig en deels zonder een enkele volle pit. |
Kruisbestuiving, van 26 bloemen 15 vruchten, alle zonder volle pitten voor zover niet wormstekig. |
Opmerking. Merkwaardig was dit jaar de vrucht van Hertogin Elza. Zoals uit bovenstaande blijkt, was er geen enkele goed uitgegroeide pit aanwezig, ook niet in de vruchten, na kruisbestuiving ontstaan. Bij sommige was zelfs weinig van een klokhuis op te merken, zodat het vermoeden rijst, dat de vruchten alle of voor een deel zich ontwikkeld hebben zonder de invloed der bevruchting, dus parthenocarpisch.
| |
| |
| |
Kersen.
Ook in 1925 werden weer enige takken van vóór de bloei tot na de vruchtzetting in fijn gaas gestoken, zowel bij meikersen als bij ‘volgers’. Alleen aan een der meikerstakken ontwikkelde zich 1 vrucht.
Stuifmeelhalende bij op papaver.
| |
Pruimen.
Op dezelfde wijze als bij de kersen werden hier enige takken afgesloten en wel van de Abrikoospruim en van de Reine Claude. Aan geen enkele tak, die ingesloten geweest was, is ook maar 1 vrucht gegroeid.
| |
Perziken.
Enige bomen van de variëteit Amsden werden behandeld als de hiervoor genoemde pruimen en kersen, met het resultaat, dat ze slechts 1 vrucht aan een der takken gaven.
| |
| |
| |
Zwarte bessen.
Van een paar struiken der variëteit Lentse werd een tak ingesloten gedurende de bloei. Bij de oogst bleken deze takken resp. 2 trossen zonder bessen, 6 met 1 bes, 1 met 2, 1 met 3 en 2 met 4 bessen en 6 trossen zonder bessen, 8 met 1 bes ieder, 1 met 2 en 1 met 3 bessen te hebben voortgebracht. Alle vruchten waren kleiner dan normaal.
Ten opzichte van de thans en vroeger genomen bestuivingsproeven, waarvan het resultaat, zoals iii het algemeen gedeelte werd medegedeeld, zij opgemerkt, dat in de meeste gevallen een duidelijke aanwijzing werd verkregen, waaruit het voordeel of de noodzakelijkheid van kruisbestuiving blijkt. We achten daarom nu de tijd gekomen, de proeven in deze richting te staken en ze enigszins gewijzigd voort te zetten, zodanig, dat in 1926 begonnen werd met het onderzoek naar die variëteiten, welke ten opzichte van de bestuiving voor elkaar van de meeste betekenis zijn.
| |
Bloeitijden gedurende enige jaren.
De volgende perenvariëteiten, König Karl von Württemberg, Poire de Tongres, Beurré de Mérode, Marguerite Marillat, Louise bonne d'Avranches, Hertogin Elza, Beurré Clairgeau, Duchess d'Angoulême, Beurré van den Ham, de rode bessen Fay's Prolific, de pruimen Abrikoospruim, Reine Claude en Belle de Louvain bloeiden
in |
1920 |
tussen |
28 Maart en 4 April, |
in |
1921 |
tussen |
10 en 16 April, |
in |
1922 |
tussen |
1 en 6 Mei, |
in |
1923 |
tussen |
6 en 16 April, |
in |
1924 |
tussen |
1 en 6 Mei, |
in |
1925 |
tussen |
22 en 30 April. |
De peren Beurré Lebrun, Triumph de Vienne, Calabasse de Tirlemont, Josephine del Malines, Soldat Laboureur, Beurré Capiaumont, Seigneur d'Esperen, Bon Chretien Williams, Dr. Jules Guyot, Williams' Duchesse, Beurré Hardy, Nouveau Polliteau, Clapps Favorite, Doyenne des Comices, de rode bessen Hollandse Geelsteel bloeiden
| |
| |
in |
1920 |
tussen |
4 en 10 April, |
in |
1921 |
tussen |
17 en 23 April, |
in |
1922 |
tussen |
6 en 12 Mei, |
in |
1923 |
tussen |
20 en 26 April, |
in |
1924 |
tussen |
6 en 12 Mei, |
in |
1925 |
tussen |
1 en 8 Mei. |
De appels Warners King, London Calville, Baumanns Reinette, Cox' Oranjepippeling, Codlin Keswick, Lemoenappel, Notarisappel, Landsberger Reinette, Yellow Transparente, Ananasreinette, Princesse Noble, Cox' Pomona, Lunterse Pippeling en Lunterse Oranje-appel bloeiden
in |
1920 |
tussen |
10 en 20 April, |
in |
1921 |
tussen |
24 en 30 April, |
in |
1922 |
tussen |
12 en 18 Mei, |
in |
1923 |
tussen |
26 April en 4 Mei, |
in |
1924 |
tussen |
12 en 18 Mei, |
in |
1925 |
tussen |
8 en 16 Mei. |
| |
Bestuivingsproeven, uitgevoerd in de Pomologische tuin en in de omgeving van Tiel.
Appelen.
Variëteiten |
Zelfbestuiving |
Kruisbestuiving |
Goudreinette |
v. 74 bloemen 5 vr. |
v. 79 bloemen 17 vr. |
Bellefleur |
v. 149 bloemen 0 vr. |
v. 141 bloemen 26 vr. |
Yellow Transp. |
v. 155 bloemen 2 vr. |
v. 164 bloemen 48 vr. |
Charlamowski |
v. 45 bloemen 1 vr. |
v. 51 bloemen 4 vr. |
Landsb. Rein. |
v. 69 bloemen 0 vr. |
v. 110 bloemen 7 vr. |
Lan. Pr. Albert |
v. 108 bloemen 0 vr. |
v. 85 bloemen 8 vr. |
Cox' Pomona |
v. 167 bloemen 2 vr. |
v. 131 bloemen 18 vr. |
Codlin Keswick |
v. 68 bloemen 2 vr. |
v. 60 bloemen 7 vr. |
Cox' Oranjep. |
v. 84 bloemen 3 vr. |
v. 78 bloemen 8 vr. |
Warners King |
v. 119 bloemen 3 vr. |
v. 71 bloemen 7 vr. |
Londen Calville |
v. 123 bloemen 2 vr. |
v. 105 bloemen 6 vr. |
Ananasreinette |
v. 155 bloemen 6 vr. |
v. 143 bloemen 21 vr. |
| |
| |
| |
Peren.
Variëteiten |
Zelfbestuiving |
Kruisbestuiving |
Beurré de Mér. |
v. 63 bloemen 0 vr. |
v. 49 bloemen 3 vr. |
Hertogin Elza |
v. 103 bloemen 0 vr. |
v. 95 bloemen 15 vr. |
Louise b. d'Avr. |
v. 156 bloemen 10 vr. |
v. 85 bloemen 6 vr. |
Dr. Jul. Guyot |
v. 57 bloemen 1 vr. |
v. 25 bloemen 6 vr. |
Bon Chr. Will. |
v. 166 bloemen 10 vr. |
v. 109 bloemen 10 vr. |
Clapps Favorite |
v. 98 bloemen 0 vr. |
v. 57 bloemen 3 vr. |
Bonne d'Ezée |
v. 139 bloemen 0 vr. |
v. 69 bloemen 7 vr. |
Poire de Tongr. |
v. 93 bloemen 0 vr. |
v. 41 bloemen 4 vr. |
| |
Kersen (Grote Varikse Zwarte).
Bestoven met stuifmeel van:
andere bomen van dezelfde variëteit 0 vruchten. |
Beierlandse Kriek van 234 bloemen 168 vruchten. |
Jan de Bie van 86 bloemen 78 vruchten. |
Boskoopse Zwarte van 144 bloemen 26 vruchten. |
Kleine Rouanen van 72 bloemen 26 vruchten. |
Meikersen van 136 bloemen 64 vruchten. |
| |
Frambozen (Hornet).
Takken ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting 69% vruchten misvormd.
Takken niet ingesloten 3% vruchten misvormd.
| |
Frambozen (Superlatief).
Takken ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting 56% vruchten misvormd.
Takken niet ingesloten 2% vruchten misvormd.
| |
Rode bessen (Hollandse Geelsteel).
Ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting, aan 142 trossen 288 vruchten.
Niet ingesloten, aan 142 trossen 755 vruchten.
| |
Rode bessen (Fay's Polific).
Ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting, aan
| |
| |
156 trossen 504 vruchten.
Niet ingesloten, aan 156 trossen 887 vruchten.
| |
Rode bessen (Duitse Zure).
Ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting, aan 125 trossen 342 vruchten.
Niet ingesloten, aan 125 trossen 872 vruchten.
| |
Kruisbessen (Crown Bob).
Ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting:
1o. | de vruchten kleiner dan normaal; |
2o. | 65% der vruchten misvormd, waarvan bijna de helft hol en later dan gewoonlijk rijp. |
| |
Kruisbessen (Engelse Witte).
Ingesloten van voor de bloei tot na de vruchtzetting:
1o. | de vruchten kleiner dan normaal; |
2o. | de helft der vruchten misvormd, waarvan een gedeelte hol en later dan gewoonlijk rijp. |
* * *
Ik behoef hier niets verder aan toe te voegen, daar dit verslag een sprekend bewijs is, dat insectenbezoek, voor onze fruitbomen althans, noodzakelijk is; minstens even noodzakelijk, zo niet noodzakelijker dan bemesten eri snoeien.
Dat trouwens het indirecte nut van de bijenteelt voor wat betreft het bestuiven van fruitbomen door belanghebbenden meer en meer wordt ingezien, bewijst het groeiende aantal bijenvolken, dat jaarlijks van de zand- naar de kleigronden wordt vervoerd, vrije standplaats wordt geboden en nog enige vergoeding per te plaatsen volk door de fruitkwekers gegeven wordt en zij tevens de bijen gratis halen en weer terugbezorgen, waar niet zo heel lang geleden de imkers geweerd werden.
| |
| |
Jammer genoeg en tevens onverstandig is het van die fruitkwekers, dat zij zelf zich niet toeleggen op de bijenteelt om zich daardoor onafhankelijk te maken van de imkers.
Een zeer voornaam indirect nut is de bijenteelt dus voor de bestuiving der gewassen.
Een staaltje van het grote nut bij de bevruchting ontleen ik aan Prof. E. Zander.
Eén bij bezoekt per minuut 10 bloemen. Iedere vlucht duurt plm. 10 minuten, derhalve bezoekt zij in die tijd 100 bloemen. Zij vliegt per dag 40 maal uit. Per dag bezoekt zij dus 4000 bloemen, Eén volk zendt 10,000 vliegbijen per dag uit, hetgeen dus een bezoek betekent van 4000 maal 10,000 is 40,000,000 bloemen. Wordt bij elke 1000 bezoeken slechts één bloem bevrucht, dan is het werkzaam aandeel van één volk per dag gelijk aan 40,000 bevruchtingen; tot zover Prof. Zander.
Schatten wij de waarde van 100 tot stand gekomen bevruchtingen op 1 ct., dan is het indirect nut per volk op zo'n vliegdag - in geld uitgedrukt - f 4.-.
Wil men echter het bestuivingsnut zoo effectief mogelijk laten zijn, dan dienen er per h.a. boomgaard minstens 5 sterke volken verspreid in de boomgaard te staan.
De mening, dat men het wel zonder bijen kan stellen omdat in de omgeving zich bijenvolken bevinden, gaat niet op, daar in het vroege voorjaar de bijen zich niet ver van hun woning begeven.
Voor verdere bizonderheden wordt verwezen naar het Hoofdstuk: Bijenhouden door fruittelers.
Een ander indirect nut bestaat in een levendige handel in voor de imkerij noodzakelijke bijenwoningen, werktuigen e.d.
Als derde indirect nut noem ik het bedrijven van die edele en veredelende bijenteelt zelve.
Dr. h.c. Gerstung laat een imker in het zo lezenswaardige werk van August Ludwig ‘Unsere Bienen’ zeggen, dat wanneer de bijen er niet waren, hij geloofde geen uur langer te zullen leven.
Het is mij niet mogelijk een groter loflied te zingen op de
| |
| |
bijenteelt, dan Dr. Gerstung dit bij monde van dien imker deed.
Wie dan ook kennis gemaakt heeft met het leven en werken der bijen, wie dit leven leert verstaan en begrijpen, wie aan de lijve en in zijn ziel gevoeld heeft, welk een bekorende invloed uitgaat van dit zo wondervolle bijenleven, die zal moeten erkennen, dat geen enkele natuurliefhebberij zelfs in de schaduw kan staan van deze de geest ontwikkelende bezigheid.
En wie dan ook onder cijfers zou willen brengen de band welke den imker aan zijn bijen bindt, en ten slotte het gehele familieleven van den imker in meer huiselijke banen voert, die zal met ons moeten verklaren, dat een dergelijk indirect nut niet in cijfers is weer te geven.
Meer dan vijf-en-twintig duizend mensen van allerlei leeftijd, rang en stand houden zich met de bijenteelt in ons land onledig; dit zegt reeds genoeg.
Waar de Amsterdamse imkers een bijenpark gesticht hebben, dat zijns gelijke in Europa, ja wellicht in de ganse wereld niet zal vinden, daar bewijst ons dit voldoende, dat zelfs de verwende stadsmens zich meer en meer aangetrokken gaat gevoelen tot de levende natuur met haar bizonder interessante tak, de bijenteelt.
En als ik hier het oordeel neerschrijf van een man, die op vijf-en-zestig-jarige leeftijd met de bijenteelt begon en er zijn grote spijt over uitdrukte niet reeds 50 jaar eerder geweten te hebben, welk een heerlijk genot die bijenteelt toch wel verschaft, dan maak ik dit tot een propagandawoord aan de jongeren, opdat zij hun leven mooier en voller kunnen maken en richt ik mij speciaal tot de jeugdleiders, om hun pupillen de ogen te openen voor die allesoverheersende natuurliefhebberij: de Bijenteelt.
|
|