De kleyne wonderlijcke werelt
(1649)–J. Joosten– AuteursrechtvrijBestaende in dese keyserrijken, coningrijken en landen, als Turckyen, Hungaryen, Poolen, Ruslant, Bohemen, Oostenrijck, Duytschlant, Hispanien, Vranckrijck, Italien, Engelandt, het Landt van Beloften, Het Nieuwe Ierusalem en Bresilien
bron
J. Joosten, De kleyne wonderlijcke werelt. Dirk Uittenbroek, Amsterdam 1649
codering
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
logboek
-
verantwoording
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: BIB.ACC.033469/-4, scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De kleyne wonderlijcke werelt van J. Joosten uit 1649. Er is gebruik gemaakt van een door Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal o.l.v. Nicoline van der Sijs en Hans Beelen aangeleverd bestand.
redactionele ingrepen
In het originele komen enkele uitvouwbare kaarten voor. De betreffende pagina's zijn in deze digitale editie genummerd met *.
In het origineel is een deel van de tekst afgedrukt in de gotische drukletter. In deze digitale editie kan dit niet worden weergegeven. Op folio *1r zijn de gotische woorden vet weergegeven. Op folio **1v is de tekst in Fraktur vet weergegeven. De vergrote initiaal is cursief weergegeven.
In de hoofdtekst (p. 1 tot en met 80) is de romeinse tekst cursief gemaakt. De gotische letter is zonder opmaak weergegeven. Het onderscheid tussen romein en cursief romein komt hierdoor te vervallen.
fol. *3r: vesekertheyt → versekertheyt: ‘tot versekertheyt vande nakomelingen?’.
fol. **2v: Tuyckyen → Turckyen: ‘Landen, als te weten. Turckyen, Hungaryen, Poolen’.
p. 9: inwonderen → inwoonderen: ‘De vreugde vieren en crioelighe blyschap der inwoonderen’.
p. 18: sttadt → stadt; Fanssen → Franssen: ‘stadt voor sich hebbende een groote Reviere Anno 1647. hadden de Franssen’.
p. 19: prachtigg → prachtigh: ‘magnifijc en uytstekende prachtigh van Huysen en Palleysen’.
p. 28: Sadt → Stadt: ‘de selve Stadt is seer groot en volckryck’.
p. 28: bebben → hebben: ‘Dese hebben altoos de voortocht’.
p. 31: lant → lont: ‘ende een stuck lont in de ander handt’.
p. 33: sinnen → sin en: ‘in een hof nae de Keyser sijn sin en goet duncken’.
p. 37: mormel → marmel: ‘int midden een schoone marmel fonteyne staet’.
p. *15: Wondetlicke → Wonderlicke: ‘Dese Kaerte van de Kleyne Wonderlicke VVereldt’.
p. 69: moer → moet: ‘of men moet recht op haer middel aen treeden’.
p. 71: ggewoontheyt → ghewoontheyt: ‘loopen soo snel door de ghewoontheyt dat sy’.
p. 71: aenghsicht → aenghesicht: ‘zijn als de Tapoeyers, die haer aenghesicht hebben’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (*1v, *2, *4, *6, *8, *10, *12, *14, *16) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *1r]
De Kleyne Wonderlijcke
WERELT,
Bestaende in dese Keyserrijken, Coningrijken en Landen,
Als
Turckyen, Hungaryen, Poolen,
Ruslant, Bohemen, Oostenrijck, Duytschlant, Hispanien,
Vranckrijck, Italien, Engelandt, het Landt van
Beloften, het Nieuwe Ierusalem en Bresilien.
Beschreven en door-reyst van Iaques Ioosten, Tolk, tot Amsterdam.
IAQVES IOOSTEN TOLKE.
t Amsterdam .16.49.
t' Amsterdam, By Dirk Uittenbroek, in de Slijck-straet.
Gedrukt voor den Autheur.
[pagina *1]
Dese Caert van de Beschrijvinge der Kleyne Wonderlicke Werelt, gelijck Jacques Joosten Tolke gereyst en door-wandelt heeft, in den Jare, Anno 1626 beginnende, Oudt 13 Jaren, moet staen in de Letter A. Pag. 2.
[pagina *3]
Dese Caerte van de Beschrijvinge der Kleyne Wonderlicke Werelt, moet staen, Pag. 3.
[pagina *5]
Dese Caerte van de Kleyne Wonderlicke Werelt, moet staen, Pag. 31.
[pagina *7]
Dese Kaerte moet staen achter Fol 50. De Stadt Ierusalem. 51 Den Tempel Salomon. 52
[pagina *13]
Dese Caerte van de Kleyne Wonderlicke Wereldt, moet staen, Pag. 53.
[pagina *15]
Dese Kaerte van de Kleyne Wonderlicke VVereldt, moet staen achter Fol. 68