Vooraf
In september 1989, precies veertig jaar na het verschijnen van het eerste nummer van
Tijd en Mens
, begon ik het onderzoek waarvan dit boek het resultaat is. In juni 1995, precies veertig jaar na het verschijnen van het laatste nummer, zette ik het laatste punt achter het oorspronkelijke manuscript. Ik geef toe dat het mooier was geweest als ik in plaats van ‘veertig jaar’ precies een halve eeuw had kunnen nemen als overbrugde periode, maar eerlijk gezegd vind ik dat vier decennia afwezigheid van een integrale studie naar Tijd en Mens wel lang genoeg is.
Het nam precies de levensduur van Tijd en Mens om de studie erover af te ronden. Daarmee houdt de vergelijking tussen boek en blad niet op: net als Tijd en Mens is
Feit en tussenkomst
gaandeweg steeds meer - meer dan tevoren de bedoeling was - bepaald door denken en handelen van één persoon: Jan Walravens. Mijn fascinatie voor zijn ideeën, en dat zal iedere lezer die verder dan halverwege dit boek komt, zelf kunnen vaststellen, is bijzonder groot geworden. Ik zou kunnen zeggen dat die betrokkenheid steeds meer van persoonlijke dan van wetenschappelijke aard werd, als ik niet de overtuiging had dat die twee, als het goed is, so wie so nooit los van elkaar gezien kunnen worden. Ik zie in elk geval nu al uit naar het moment waarop ik aan het boek begin dat over hem alleen zal gaan.
Een laatste punt van vergelijking is dat net als Tijd en Mens dit boek resultaat is van de medewerking van zeer veel uiteenlopende mensen. Net als bij het tijdschrift is het aandeel van de een groter dan dat van de ander, maar had afwezigheid van deze of gene het uiteindelijke eindresultaat wezenlijk anders gemaakt. Het uitspreken van dankzeggingen is een precaire aangelegenheid. Iedere lezer weet dat dergelijke bedankjes vaak in hoge mate obligaat zijn en tegelijkertijd kijkt iedere lezer meteen naar de rij namen die bedankt wordt. Welnu, het zal aan iedere lezer die meer dan een paar bladzijden leest, duidelijk zijn dat dit boek werkelijk nooit in deze vorm tot stand had kunnen komen als ik niet de - grote of kleine - hulp had gehad van alle mensen die hieronder aan bod komen.
Dankbaar voor zeer uiteenlopende vormen van hulp - vaak slechts na een enkel vrijblijvend vraagje - ben ik allereerst: Hilda van Assche, Clem Bittremieux, Hugo Brems, Jaak Brouwers, Geo Bruggen, Omer de Dier, Ray Gilles, Gust Gils, Koen Hilberdink, G. Lindekens, Jos Murez, Joop en Piet Puijn, Jan de Roder, Willy Roggeman, Adriaan de Roover, Erik van Ruysbeek, Geo Sempels, mevr. J. Van de Vijver-Toye, Jef van Tuerenhout en Georges Wildemeersch. Zonder de welwillende medewerking van de volgende mensen, die mij zonder voorwaarden vooraf inzage gaven in ongepubliceerd briefmateriaal uit hun archieven, had dit boek nooit kunnen worden wat het werd. Mijn dank aan hen is dus zeer groot: Hans van Acker, Karel de Bock, Ben Cami, Pierre Dubois, Paul van Keymeulen, Rik Lanckrock, Karel van Loo en Frank Vaerten.
Hoewel misschien niet altijd concreet zichtbaar in dit boek, hebben - soms meerdere - gesprekken met de volgende Tijd en Mens-leden me veel inzicht gegeven in