Drie zestiende-eeuwse esbatementen. Tielebuijs. De blinde die tgelt begroef. De luijstervinck
(1934)–Marinus de Jong– Auteursrecht onbekend
[pagina 11]
| |||||||||||||||
III Taal en spelling.Overzicht der Zuidnederlandse taalvormenGa naar voetnoot1):
| |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
Bovendien vinden we in T. nog de volgende biezonderheden: een grote voorkeur voor de lange vormen, gewoonlik intervokalies j of w, uitsluitend diminutieven op -ken en 't personale mij, alleen de werkwoordsvormen eest (= is het) en doeghet (17, 207, 345), de vorm hoot (64 in 't rijm, 383 erbuiten), tert (393), twee maal moeijer (386) en het enklitiese -dij, met h-voorvoeging huijl (38), heesch (483), de namen: Kempenlant (14), Brabant (15), Dixmuijen (78); in Bl.: de w.w. vormen: tgebreckt (40), veet (407), enklities-dij; in Lv.: dikwels de overgang van d in j of w tussen twee klinkers, moeijer (467, 552), enklities-dij, de vervorming der rijmen.
De beide andere handschriften van Tielebuijs vertonen verschillende afwijkingen, die grotendeels in het Hollands dialekt der afschrijvers hun oorsprong vinden. B. heeft voorkeur voor geapocopeerde vormen, ook in 't rijm, heeft vaak d intervokalies, gewoonlik voor r + cons. ae, a, meestal verkleinwoorden op -(t)gen, naast mij (pers.) ook mijn, steeds ist (is het), houwen alleen in het rijm (23, 155, 503), daarnaast hijlijcken, hijlijck, doer, nooit deur, steeds doetet en leggen (ook in 't rijm 258, dat om die reden veranderd werd), luijden (305), ruijcke (366), hooft (383), room (44; Kil. Fland. Holl.), cransgen (55; Kil. krantsken Holl.), meijdt (183; Kil. Sicamb. Holl.), meent (285; Kil. meenen Fl., Holl. j. meijnen), boterschuttel (297; Kil. Sic. Holl.) en zonder h-voorvoeging: uuijl (83), uuijr (307), eijsch (483), terwijl in vs. 14 de naam Hollant Kempenlant van Hs. L. vervangt. H. gebruikt lange en korte vormen, de laatste een enkele maal in het rijm, voor r + cons. meestal ae, a, overwegend diminutieven op -ken, ook 't personale mijn, slechts éénmaal eest (= is het: 486), anders ist, ook 't w.w. hijlicken (met een nieuw rijm in vs. 23), steeds door, éénmaal doeget (207), éénmaal liggen, om 't rijm (258), elders leggen, ruijcke (366), hooft (383), room (44; Kil. Fland. Holl.), zonder h-voorvoeging: uuijl (38), uuijr (307) en in vs. 14 de naam Westlant. | |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
Over de spelling van Goossen ten Berch (Tielebuijs Hs. H., Lv. en Bl.) is reeds elders uitvoerig gehandeldGa naar voetnoot1). Voor de beide andere hss. van Tielebuijs zij hier op een enkele biezonderheid gewezen. Vrij regelmatig heeft L. in open lettergrepen a, in gesloten ae. Eénmaal, in vs. 26, wordt w voor û gespeld in wt. ue voor eu overheerst. Verdubbeling van consonanten alleen in ss = s o.a. meester sse (456), vorsschen: dorsschen (397/98). Hebbick (éénmaal heb ick (217)) sallick, willick, haddick in L. worden gescheiden in B. en H.: heb ick enz. Soms dt voor t, en, in dezelfde gevallen als de beide andere, th = t: thier (357), thien (43, 58, 128). B. spelt ook oe = oo o.a. in: oeck (65, 122), coecken (213), voer (49, 50), moechdij (281, 315), moegen (375), regelmatig ue voor eu, behalve in enkele vreemde woorden: adieu (206), amoreus (195, 198). Verdubbeling van consonanten bij ss en ff. Verder ook een enkele maal dt = t, en dan de schrijfwijze fv in: vierdalfven (64) en selfven (144), die in Zuidnederlandse geschriften veel voorkomtGa naar voetnoot2). |
|