3. Eerste gouvernements-secretaris aan de regeringsgemachtigden bij de Volksraad, 27 juni 1933.Ga naar voetnoot4
1. | In de rede op 15 dezer uitgesproken bij de opening van den Volksraad, heeft de Gouverneur-Generaal de toenemende moeilijkheden geschetst, waarvoor de Regeering en Hare organen worden gesteld ten gevolge van den steeds aangroeienden arbeid, welke ten behoeve van het College moet worden verricht. |
2. | De Gouverneur-Generaal is er van overtuigd, dat ook in den Volksraad deze moeilijkheden ten volle worden onderkend - de in het College ruim vertegenwoordigde zin voor werkelijkheid en goede wil staan daarvoor borg - en dat daarom van die zijde een onverpoosd streven naar soberheid mag worden verwacht. |
3. | Intusschen zal de Regeering van Haar zijde het noodige moeten doen om ook in de ambtelijke behandeling van hetgeen door den Volksraad moet worden verricht tot de noodzakelijk geworden versobering te geraken. Noodzakelijk, omdat eenerzijds de bezuiniging heeft geleid tot inkrimping van de personeelsformaties, en anderzijds de uitvoerende macht overkropt is met werk door de uiterst belangrijke aangelegenheden, welke bij voortduring hare volle aandacht vergen. |
4. | Het is allerminst de bedoeling, dat aan den arbeid, welke ten behoeve van den Volksraad moet worden verricht, minder belang dan tot dusver zal worden toegekend of minder zorg zal worden besteed, doch wel dat al het noodelooze zal worden vermeden. Het is daarom de wensch van den Landvoogd, dat in dien zin zal worden begonnen bij de aangevangen begrootingsbehandeling door waar mogelijk een grootere beknoptheid en zakelijkheid in acht te nemen bij de toelichting en bespre- |
| |
| king van alle voorstellen, zoowel mondeling als schriftelijk. De van de Regeering uitgaande mededeelingen zullen zich steeds aan de hoofdzaken moeten houden. Daartoe zal kunnen bijdragen bij de afdoening van hoogerbedoelden arbeid steeds het volgende voor oogen te houden. |
5. | In de eerste plaats zal in het schriftelijk antwoord door een korte beantwoording de verdere behandeling moeten worden afgesneden van al die onderwerpen, welke reeds vroeger aan de orde zijn geweest en ten aanzien waarvan het Regeeringsstandpunt sindsdien geen wijziging heeft ondergaan. |
6. | Voorts zal er naar moeten worden gestreefd, dat de debatten zich niet begeven op zijwegen door het naar voren brengen van onderwerpen, welke niet rechtstreeks verband houden met hetgeen aan de orde is; aan beschouwingen en vragen daarover en ook aan zaken van gering belang zal geene of slechts beperkte aandacht mogen worden besteed en verder debat daaromtrent zal moeten worden voorkomen. |
7. | Meer dan tot dusver het geval was, ware de hand te houden aan de gewoonte dat bij ieder mondeling debat slechts datgene wordt behandeld, dat bij de schriftelijke behandeling reeds vermeld is; nieuwe punten welke vaak gehaaste en moeilijke beantwoording noodig maken waren terug te wijzen. |
8. | Tenslotte waren zooveel doenlijk de verschillende sprekers groepsgewijze te beantwoorden, wel met vermelding van de namen der leden doch met zakelijke samenvatting van de quintessens van hun betoog. |
9. | Het is uiteraard niet wel doenlijk den boven uitgesproken wensch van den Landvoogd verder uitvoerig toe te lichten of met voorbeelden te illustreeren, zoodat in deze circulaire een vaste regel voor alle gevallen niet kan worden aangegeven, doch Zijne Excellentie vertrouwt er op dat Uwe Excellentie/UHoogEdelGestrenge de bovenomschreven volstrekte noodzaak van versobering der debatten steeds voor oogen zal houden en in bijzondere gevallen den weg zal weten te vinden welke tot de bereiking daarvan voert. |
10. | Door Uwe Excellentie/UHoogEdelGestrenge te verzoeken met de hierboven gegeven aanwijzingen rekening te houden en de in deze betrokken ambtenaren van Uw departement of bureau terzake nadrukkelijk te instrueeren, heb ik de eer van bekomen bevelen mij te kwijten. |
|
-
voetnoot4
- No. 1890/c. Eigenhandig. Zie Herinneringen, p. 188. Deze circulaire werd in afschrift toegezonden aan de voorzitter van de Volksraad, met het verzoek het stuk ter kennis van dit college te brengen.
Op 1 juli 1933 deed de algemene secretaris aan de gouv. gen. de volgende aantekening toekomen over de reactie van de Volksraad op deze circulaire: ‘Voorts bleek 't College zeer opgewonden over de “beperkingscirculaire”. Ook hier: druk van Colijn (odg. heeft Mr. Spit gezegd dat en waarom hij dit categorisch, krachtig - en intern natuurlijk - kon tegenspreken). Ten slotte heeft Mr. Spit eigener autoriteit toegegeven, dat het woordje “door” in lid 3 van de circulaire moet zijn “voor”. Odg. heeft opgemerkt, dat hier van een tikfout géén sprake is (bedoeld is toch: de voorbereiding van 't geen 't Coll. wordt voorgelegd, gelezen etc.) maar dat, om 't College een pleizier te doen zijn opmerking kan behouden blijven: men is al uiterst gevoelig voor inmenging van de Reg. in den gang van zaken v.z.v. deze uitsluitend ter beoordeeling v.h. Coll. staat’.
|