Herinneringen
(1968)–B.C. de Jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 446]
| |
29. H. Colijn aan De Jonge, 24 april 1936.Ga naar voetnoot84Toen ik het alarmeerende telegram van Generaal Pabst via Buitenlandsche Zaken, waarvan Gij mede bericht ontvangen hadt - in mijn bezit had, heb ik onmiddellijk aan den Chef van den Marinestaf opdracht gegeven de uitzending van personeel ter bemanning van het onbemande Marine-materieel voor te bereiden, zoodat het verzoek van Ferwerda reeds ter hand genomen was voor dit mij bereikte. In hoeverre het telegram van Pabst reëele beteekenis heeft valt niet zoo gemakkelijk te beoordeelen, maar de gedachtengang is in het algemeen juist. Het is de methode, die onscrupuleuze mogendheden plegen te volgen. Toen Europa midden in de Marokko-crisis zat greep Italië naar Tripolis en toen de mogendheden zich vastgebeten hadden in het Italiaansch-Abessinisch geschil, sloeg Hitler zijn slag. Zoo ligt het wel in de rede, dat Japan hetzelfde zal trachten te doen wanneer men zich hier in het Westen vastgebeten heeft in de Europeesche problemen. Daarom heb ik gemeend niet langer te moeten wachten met hetgeen onmiddellijk gedaan kon worden. Het eerste wat te doen viel was het materieel dat wij hebben te bemannen en in de tweede plaats om te zien wat er gedaan kon worden ter versterking van het beschikbare materieel. Heel veel is dit laatste niet, maar toch wel wat. Ik heb namelijk hier de beschikking over 6 T. booten (marinievliegtuigen-bommenwerpers, op drijvers). Ik zal zien deze op de vlugst mogelijke manier naar Indië uit te zenden. Zij staan natuurlijk achter bij Dornier-booten voor wat het gebruik in open zee betreft, maar kunnen m.i. zeer goede diensten bewijzen op de reede van Tarakan en in de baai van Balikpapan. Voorts overweeg ik om 5 O. booten te doen gereed maken voor Indië. Slechts één daarvan, de O-16, is geheel gebouwd om in Indië te worden gebruikt, de andere 4 missen b.v. een koelinrichting. Uitgaande echter van de opvatting, dat men waarschijnlijk altijd in Soerabaja en Batavia toch een paar onderzeebooten ter beschikking moet houden, heb ik gemeend, dat deze O-booten daarvoor althans wel bruikbaar zouden zijn, zoodat de K-booten alle beschikbaar zouden komen voor operaties op grooteren afstand. Dit is voorloopig voor zoover ik zien kan - maar ik moet den Marinestaf nog raadplegen - het eenige wat ik kan doen, behalve misschien nog de spoedige uitzending van den kruiser ‘De Ruyter’, die Maandag met zijn proeftochten begint. Van dit laatste ben ik echter nog niet zeker. In Uw telegram wordt ook melding gemaakt van de meening van Ferwerda om het operatie- en oefenterrein van onze Marine voorloopig meer blijvend te verleggen naar het oostelijk deel van den Archipel. Dit behoort geheel tot | |
[pagina 447]
| |
Uw bevoegdheid als Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht in Indië. Maar als Gij op mijn persoonlijke meening prijs stelt, dan geloof ik dat deze gedachte wel juist is, mits men niet zoover gaat, dat saamtrekking van de verspreide krachten in een spoedgeval niet mogelijk zou zijn. Wel rijst bij mij nog de vraag of niet in Nieuw-Guinea voorloopig blijvend iets zal moeten worden gestationneerd, al is het maar een van de flottieljevaartuigen, opdat eventueele occupatie niet plaats vinde zonder dat er zelfs een schot gelost zou worden. Van harte hopend, dat wij voor deze enormiteit gespaard zullen blijven, gaarne als altijd,
P.S. De Graeff heeft in Londen laten vragen, of men daar misschien beschikte over aanwijzingen, die in dezelfde richting gaan als het telegram van Pabst. Hierop heb ik nog geen antwoord. |
|