Herinneringen
(1968)–B.C. de Jonge– Auteursrechtelijk beschermd28. H. Colijn aan De Jonge, 24 dec. 1935.Ga naar voetnoot82Aangezien ik Vrijdag en Zaterdag voor een inspectiereis Defensie uit de stad ben en de laatste twee dagen van het jaar overbezet zijn en ik 1 Januari met de boot van de ‘Nederland’ naar Villefranche ga om daarna nog een dag of tien in Cannes te vertoeven, antwoord ik nog even op Uw brief van 10 dezerGa naar voetnoot83, mede in verband met een nota van Hart, die hij ondershands aan van Gelderen toezond en die handelt over de economische verhouding Nederland-Indië. Inderdaad is die verhouding niet goed, maar Gij houdt mij ten goede wanneer ik zeer nadrukkelijk zeg, dat men in Indië de diensten van Nederland sterk onderschat. Laat men nu eens nagaan hoeveel besparing op het budget verkregen is doordat nieuwe leeningen en conversies hier uitgegeven zijn onder garantie van Nederland. Laat men in de tweede plaats zich eens afvragen wat er van den Indischen uitvoer naar Duitschland terecht zou komen indien niet de Nederlandsche clearing dien uitvoer in zijn tegenwoordigen omvang mogelijk maakte. In de derde plaats vestig ik er de aandacht op, dat bij herhaling voordeelen voor Indië verkregen zijn door Nederlandsche offers.Ga naar voetnoot* Heel sterk spreekt dit bij het jongste verdrag met Amerika, waar alle concessies van eenige beteekenis tegenover de voordeelen voor Indië bedongen zijn moeten worden door Nederland. Men vergist zich hopeloos indien men meent, dat Indië als uitvoerland met een actieve handelsbalans tegenover bijna alle landen waarheen het uitvoert, alleenstaande er beter aan toe zou zijn. Ik heb kennis genomen van particuliere brieven van Meyer Ranneft aan van Gelderen en ik verzeker U, dat hij zich schromelijk vergist. Ik dring er daarom bij U op aan, dat Gij in Uw advies naar aanleiding van de in den Raad behandelde nota van Hart niet over één nacht ijs gaat en mij de gelegenheid laat om mijnerzijds mijn beschouwingen daartegenover te plaatsen vóór Gij Uw eindadvies aan mij uitbrengt. Er staat nog wel meer in Uw brief waarop ik antwoorden wil, maar dit eene en zeer voorname punt breng ik nu reeds dadelijk onder Uw aandacht. |
|