Herinneringen
(1968)–B.C. de Jonge– Auteursrechtelijk beschermd8. S. de Graaff aan De Jonge, 1 nov. 1931.Ga naar voetnoot12... Bezuinigen wordt ook hier begin en einde van de dagelijksche taak, maar toch zal de afbraak in Indië veel grootere afmetingen nog moeten aannemen dan hier. De financieele vooruitzichten zijn wel ongekend moeilijk. Het feit, dat Indië te beginnen met het volgende jaar gefinancierd moet worden door Nederland, dat bovendien nog met zijn crediet de eigen huishouding moet bekostigen en aan de (vele) noodlijdende gemeenten hier te lande middelen zal moeten verschaffen om het leven te kunnen rekken, dat feit is wel in hooge mate onrustbarend. Duurt de crisis voor Indië en voor Nederland niet te lang, dan zal het crediet van het moederland dien last kunnen dragen, maar hoe, wanneer het nog drie, vier jaren zoo moet doorgaan? Terecht heeft de Raad van State in zijn advies over de Indische begrooting, waarvan U een afschrift zal geworden, den financieelen nood met de donkerste tinten afgeschilderd. Veel meer nog dan in de na-oorlogsjaren staan wij in Indië voor de onvermijdelijkheid van een algemeene afbraak, in vele opzichten - | |
[pagina 408]
| |
zooals de Raad van State opmerkte - van hetgeen in een reeks van jaren met groote inspanning van krachten en middelen is opgebouwd. Slooperswerk, waartoe U en ik hoe ongaarne ook zich zullen moeten leenen, om nog veel grootere rampen af te wenden. Met het crediet van Indië zelf op de geldmarkt is het voorshands gedaan. De machtiging voor een geldleening van 100 millioen, die ik nog heb, is van geen practische waarde, tenzij Nederland als garant zich daarachter plaatst, wat evenwel wel niet de vorm zal zijn, dien Nederland zal uitkiezen. Een leening voor Indië vindt op eigen naam en risico geen plaatsing meer, tenzij misschien op onereuze voorwaarden. De eerste voorwaarde is wel herstel van sluiting van het budget en vóór het opnieuw tot een sluitende Indische begrooting komt, zal in de wereld veel verbeterd moeten zijn. Uw standpunt ten aanzien van bezuiniging op de uitgaven voor leger (en vloot) schijnt mij volkomen juist. Zoodra ik van U gemotiveerde voorstellen dienaangaande heb ontvangen, vergezeld van de adviezen der betrokken Indische autoriteiten, zal ik U mijn zienswijze mededeelen. Ook die beide takken van dienst zullen een groot offer moeten brengen, maar ik deel Uw standpunt, dat de bezuiniging niet verder mag gaan dan tot de grens van hetgeen voor de handhaving van het gezag bepaald onmisbaar is te achten. Wel niet één tak van dienst zal uit de greep van de bezuiniging blijven en de bijdragen aan de autonome ressorten zullen evenzeer tot het uiterste minimum herleid moeten worden. |
|