Herinneringen
(1968)–B.C. de Jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
1 Ondergeschikt ambtenaarVan promotie tot ambtenaarNa mijn promotie op 12 Juli 1900Ga naar voetnoot1 vestigde ik mij als advocaat en procureur te 's-Gravenhage ten huize van mijn ouders, Scheveningscheweg no. 14, welk huis sinds werd afgebroken om plaats te maken voor het tegenwoordige Café de la Paix tegenover het Vredespaleis. Roeping voor het nobile officium had ik niet; ook Tijd en Vlijt kon mij die niet bijbrengen. Kans op practijk van eenige beteekenis bestond al evenmin. Een paar pro-deo-zaakjes kwamen los, waarbij niet te ontkennen viel, dat de boeven er meer van af wisten dan de hun toegewezen advocaat en de civiele partijen geen zijde sponnen. Ik herinner mij twee gevallen, een civiel zaakje, waarbij ik in twijfel verkeerde of een opzettelijke in-mora-stellingGa naar voetnoot2 nog noodig zou zijn. Hierover raadpleegde ik mijn neef Herman de Ranitz, toenmaals een bekend advocaat in Den Haag, die mij verklaarde, dat in het onderhavige geval geen in-morastelling meer noodig was. Toch verloor ik het proces, omdat zij niet had plaats gehad. En in de tweede plaats een faillissement, waarin ik curator was, met een actief van ƒ 120, -, waarvan mij ƒ 100, - als honorarium werd toegekend! Noch het een, noch het ander was erg verheffend. Van deze verdienste heb ik echter mijn toga kunnen betalen, zoodat ik mijn advocatenloopbaan zonder nadeelig saldo heb kunnen beëindigen. Het lag voor de hand, dat ik naar wat anders, liefst een vaste betrekking, uitkeek. Een bepaalde voorliefde had ik niet. Toen echter een betrekking aan Justitie open kwam in verband met de nieuwe Kinderwetten, waarover ik mijn dissertatie had geschreven, meende ik daarnaar te moeten solliciteeren, ook al omdat ik dacht op grond van mijn proefschrift wel een kans te hebben op plaatsing. Ik solliciteerde dus, maar kreeg de betrekking niet, wat later een | |
[pagina 6]
| |
geluk bleek, omdat het werk uit niet veel meer bestond dan het maken van staten van sokken, broeken, hemden enz. voor gestichtskinderen. De sollicitatie zij hier echter vermeld, omdat zij de eenige is, waaraan ik mij ooit heb schuldig gemaakt. |
|