Tam-Tam(1933)–Sylva de Jonghe– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] In voto Ngoma wafwa kushia die, muntu wafwa washia muana. De tam-tam baart slechts woorden, de mensch een menschenkind. Als over al de eindelooze wouden het droef misterie van de nacht te spoken hangt, als het sterren regent en luciolen den buikdans dansen van Orion tot in 't Zuiderkruis; als het klare monster van de maan het woud bespringt en de nacht verkracht; [pagina 12] [p. 12] dan... plots plompt een zware klank in pijnlijk loeien door de luchten. Een holle grol... en kort daarop een sterrenval van grove aksenten aaneengenaaid in Morsesysteem, met fluitakkoorden in ‘re dur’... Het zingt en springt, het groeit en stoeit in weegeschreeuw of stormgeweld... En uit de klanken groeien tonen, uit de tonen wassen woorden machtig als versetten uit het boek van Job. ... De boomen in de wouden hooren; de maan is het verkrachten moe, de nacht verschrikt en huivert duister, even! en laat in dom genot dien waterval van roffelvuur den stormpas loopen op haar zwarten wal. [pagina 13] [p. 13] Als over al de eindelooze wouden het moegeluisterd leven van de nacht versmacht, dan vallen d'een na d'ander die vele klanken dood! (Muntanga, April 1930.) Vorige Volgende