Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 272]
| |
[pagina 273]
| |
72 David Vinckboons
| |
[pagina 274]
| |
72b Theodor de Bry, De Hoogmoed (gravure)
tegendeel te tonen, een pikante scène met een bijbels alibi of een pikante scène zonder meer. Vergelijken we Vinckboons' schilderij met zijn tekening uit 1608, dan kunnen we constateren dat de eigenlijke bijbelse figuur in het schilderij ontbreekt, maar dat de ‘verloren zoon-sfeer’ onmiskenbaar is blijven hangen en dat er ook in concreto een aantal overeenkomsten zijn. Op beide werken wordt gedanst en gemusiceerd, de tafels zijn wél voorzien en de stemming onder beide gezelschappen is duidelijk amoureus. Vooral het schilderij draagt kenmerken van de iconografie van de zogenaamde liefdestuin, een thema dat zijn wortel in de late middeleeuwen heeft.Ga naar eind3 Zowel in de tekening als op het paneel zijn bovendien enkele stille wenken verwerkt, zoals de pauwen op de haag in de verloren zoon-voorstelling en de pauwetaart op de tafel in de geschilderde buitenpartij, alsmede de speelkaarten en afgekloven botten die op de grond liggen. Speelkaarten waren een traditioneel symbool van speel- en spilzucht, de botten van vergankelijkheid, terwijl pauwen in dit verband gezien moeten worden als symbolen van hoogmoed en wellust, ondeugden waaraan de uitgebeelde figuranten zich gemakkelijke schuldig kunnen maken.Ga naar eind4 Pauwepastei, een lekkernij die werd gesierd door de kop en staart van deze vogels, vormde in de 17de eeuw een sieraad op menige tafel. Maar critici hebben er op gewezen dat het meer ging om de uiterlijke schijn dan om de aangename smaak, meer ‘uyt pompeusheyt, als om de leckerheyt’, zoals de Dordrechtse stadsdokter Johan van Beverwyck het uitdrukt.Ga naar eind5 Illustratief in dit verband is een gravure van Joan Theodor de Bry uit de tijd van Vinckboons' schilderij, waarop de personificatie van de Hoogmoed is afgebeeld die tegelijk, zoals de globe op haar hoofd aanduidt, de Wereld personifieert (afb. 72b). Naast haar staat een pauw die zijn verentooi trots heeft uitgespreid. Op de achtergrond rechts wordt tegen een prieel weer een banket gehouden en dit alles is, blijkens andere attributen en de onderstaande tekst, onder de doem van vergankelijkheid gesteld. Uit het feit dat Vinckboons zijn banketje voorzag van enkele details die moraliserend kunnen worden uitgelegd, mag niet zonder meer worden geconcludeerd dat hijzelf een moralist was die het organiseren van buitenpartijen verwierp. Details als deze lijken soms iets van een verplichte clichématigheid te hebben, maar daarin kunnen we ons vergissen. Ten aanzien van bepaalde onderdelen in 17de eeuwse schilderijen blijkt het steeds weer ondoenlijk uit te maken wat versleten gemeenplaats en wat weldoordachte opzet was. In elk geval waren er contemporaine geschriften die in positieve zin oordeelden over buitenpartijen en feestgelagen. In 1592 had Karel van Mander, in een gedicht ter ere van Haarlem, het ‘eten, drincken, spelen, | |
[pagina 275]
| |
lesen, singhen onbevreest’ in de bossen bij deze stad, met een welwillende pen beschreven.Ga naar eind6 Deze waardering voor picknick en banket bestond uiteraard in de gehele 17de eeuw, zolang het eten en drinken maar niet in slemppartijen ontaardde. Over zulke excessen hebben vele schrijvers hun staf gebroken, zich gesteund wetend door de critische houding tegenover feestgelagen, die binnen de Hervormde kerk bestond. Acht jaar na het ontstaan van Vinckboons' schilderij werd in Dordrecht, op de synode van 1618, met klem aangedrongen op de instelling van ‘leges sumptuariae’. Over deze weeldewetten, die al te overdadige luxe aan banden moesten leggen, zou nog jaren worden gediscussieerd, totdat ze uiteindelijk, in 1655 in Amsterdam, daadwerkelijk werden uitgevaardigd.Ga naar eind7 |
|