Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21,91 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[p. 268]



illustratie

[p. 269]

71 Johannes Vermeer
Delft 1632-1675 Delft

De liefdesbrief
Doek, 44 × 38,5 cm. Gesigneerd
Amsterdam, Rijksmuseum

De voorstelling van Vermeers schilderij hangt nauw samen met die van eerder ontstane schilderijen van Dirck Hals, Pieter Codde, Gabriël Metsu en anderen (cat. nr. 25 en 39). Wat deze werken met elkaar gemeen hebben, zijn twee gecombineerde motieven: een vrouw met een brief in de hand en een schilderij dat een schip op zee verbeeldt. De vrouwen zitten steeds onder of in de buurt van het schilderij in kwestie. Het feit dat de combinatie van schip en brief een aantal malen voorkomt, kan onmogelijk op louter toeval berusten.1

Elk van de genoemde kunstenaars heeft een eigen variant op het thema aangebracht. De vrouw van Vermeer houdt een soort luit vast, een bijzonderheid die we in geen van de overige schilderijen aantreffen. Kennelijk heeft ze haar spel onderbroken om de brief van de dienstbode in ontvangst te nemen. Het desbetreffende schilderij hangt vlak boven haar hoofd. Daar weer boven hangt een landschap. Of dit laatste werk meer moet uitdrukken dan wat het als landschap lijkt te zijn, blijft een open vraag.2 Anderzijds kunnen we er staat op maken dat Vermeer, evenals Hals, Codde en Metsu, met het marineschilderij een speciale bedoeling heeft gehad.

Dichterlijke beeldspraak blijkt een verhelderend licht op deze voorstelling te werpen. Het beeld van een schip op zee werd in de 17de eeuw veelvuldig gebruikt in amoureuze thematiek, waarbij het schip meestal met de minnaar en de zee met de liefde werd vergeleken.

illustratie

71a Embleem uit: Jan Harmensz. Krul, Minne-beelden ..., Amsterdam 1640


[p. 270]



illustratie

71b Illustratie uit: 't Amsteldams minne-beekje, ed. Amsterdam 1637


‘Even als de Scheepjes varen/In het grondeloose Meer... Zijn de Vryers te ghelijcken’, in de woorden van Cornelis Pietersz. Biëns.3 Soms valt de metaforiek ietwat anders uit. Otho Vaenius vergelijkt liefde die niet beantwoord wordt, met een schip dat niet aankomt, gelukkige liefde daarentegen met een voor de wind zeilend schip. Huygens begint een van zijn minnedichten met de regels: ‘'T kan myn Schip niet qualik gaen,/'Ksie myn Sterr in 't Oosten staen’. Bij Jacob Westerbaen zijn ‘Vryers gelijck de Schippers, die de baeren/Van 't ongestuyme diep des hollen Meyrs bevaeren’, en is het ‘vryen een Zee, waer in men storm, en wind,/En stille kalmt, so wel als in de golven, vindt’.

illustratie
71c Prent naar: J. Spiridon, L'amour pilote


Een enkele keer tenslotte fungeert het schip als imago van de vrouwelijke geliefde, zoals bij Thomas Arendsz., in zijn treurspel Roeland.4

In verband met Vermeers uitbeelding is bovenal een embleem van Jan Harmenszoon Krul van belang; de beeldcomponent van dit embleem, een zeilboot met een man op de voorplecht en een amor aan het zeil (afb. 71a), komt in grote trekken overeen met het schilderij van het varende schip boven het hoofd van de luitspeelster.5 Het motto van het embleem is: ‘Al zijt ghy vert, noyt uyt het Hert’. In het bijbehorende gedicht figureert, zoals bij Biëns, het schip als beeld van de minaar en de zee als dat van de liefde:

 
De ongebonde Zee, vol spooreloose baren
 
Doet tusschen hoop en vrees, mijn lievend' herte varen:
 
De liefd' is als een Zee, een Minnaer als een schip,
 
U gonst de haven lief, u af-keer is een Klip;
 
Indien het schip vervalt (door af-keer) komt te stranden,
 
Soo is de hoop te niet van veyligh te belanden:
 
De haven uwes gonst, my toont by liefdens baeck,
 
Op dat ick uyt de Zee van liefdens vreese raeck.

Een 17de eeuws liedboek bevat een visuele variant op de gravure in Kruls embleemboek: een man, die zijn ene hand op zijn hart legt, wijst zijn partner met zijn andere hand op een zeilboot, waarin amor, gewapend met pijl en boog, als roerganger optreedt (afb. 71b). Hoe populair dit thema was, blijkt wel uit het feit dat het tot in de 19de eeuw is blijven voortleven. Een in boudoirstijl geschilderde voorstelling van een zekere Spiridon, getiteld L'amour pilote, levert een fraai voorbeeld van het latere genre (afb. 71c).

Tegen de achtergrond van bovengenoemde en verwante gegevens lijdt het weinig twijfel dat het schilderij in het schilderij bij Vermeer een soortgelijke boodschap behelst als bijvoorbeeld het embleem van Krul. Er van uitgaande dat de verschillende details in zijn voorstelling op elkaar zijn afgestemd, kunnen we gevoeglijk aannemen dat de kunstenaar over de strekking van de bezorgde brief een overeenkomstige suggestie heeft willen doen. Dat het een liefdesbrief is, wordt nog eens extra onderstreept door de pseudo-luit op de schoot van de vrouw. In deze context kan het instrument niet anders dan als erotisch symbool worden geduid.6

1
De Jongh 1967, 50-55; idem 1971, 176-178.
2
Vgl. de combinatie van zeestuk en landschap in een amoureuze scène bij Jan Harmenszoon Krul, ‘Minnelycke Sanghrympies’, in: Eerlycke Tytkorting ..., Amsterdam 1634, 20. Hetzelfde in een Vrolijk gezelschap van Anthonie Palamedesz. (Rijksmuseum, cat. nr. 1834).
3
C.P.B(iëns), Handt-boecxken der christelijcke gedichten ..., Hoorn 1635, 188-189 (‘Bruylofts-Liedt’). De beeldspraak was internationaal bekend. Vgl. bijvoorbeeld Sir Thomas Wyatt, Collected poems of Sir Thomas Wyatt, ed. by Kenneth Muir, Londen 1949, nr. 28 (‘My galley charged with forgetfulness’). Het beeld van een schip op zee had uiteraard ook andere betekenissen; zie bijv. De Jongh 1967, noot 72.
4
Otho Vaenius, 108-109 en 242-243. De gedichten van Constantijn Huygens, ed. J.A. Worp II, Groningen 1893, 174-176. Jacob Westerbaen, Alle de gedichten I, Den Haag 1672, 105. Th. Arendsz., Roeland, Amsterdam 1686, 12.
5
Jan Harmenszoon Krul, Minne-beelden: toe-gepast de lievende ionckheyt, ed. Amsterdam 1640, 2-3. De Jongh 1967, 50-55.
6
Voor de betekenis van de luit, zie cat. nr. 8 (Ter Brugghen) en 21 (Duyster). Het door Vermeer geschilderde instrument bestaat uit een onbekende combinatie van luit en cister. Voor een eventuele betekenls van de schoenen, die in Vermeers compositie op de voorgrond staan, zie cat. nr. 68 (z.g. Van de Venne).

Vorige Volgende

Over het gehele werk

Jan Baptist Bedaux

P.A. Hecht

Jeroen Stumpel

Rik Vos

Jochen Becker