Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 268]
| |
[pagina 269]
| |
71 Johannes Vermeer
| |
[pagina 270]
| |
71b Illustratie uit: 't Amsteldams minne-beekje, ed. Amsterdam 1637
‘Even als de Scheepjes varen/In het grondeloose Meer... Zijn de Vryers te ghelijcken’, in de woorden van Cornelis Pietersz. Biëns.Ga naar eind3 Soms valt de metaforiek ietwat anders uit. Otho Vaenius vergelijkt liefde die niet beantwoord wordt, met een schip dat niet aankomt, gelukkige liefde daarentegen met een voor de wind zeilend schip. Huygens begint een van zijn minnedichten met de regels: ‘'T kan myn Schip niet qualik gaen,/'Ksie myn Sterr in 't Oosten staen’. Bij Jacob Westerbaen zijn ‘Vryers gelijck de Schippers, die de baeren/Van 't ongestuyme diep des hollen Meyrs bevaeren’, en is het ‘vryen een Zee, waer in men storm, en wind,/En stille kalmt, so wel als in de golven, vindt’. 71c Prent naar: J. Spiridon, L'amour pilote
Een enkele keer tenslotte fungeert het schip als imago van de vrouwelijke geliefde, zoals bij Thomas Arendsz., in zijn treurspel Roeland.Ga naar eind4 In verband met Vermeers uitbeelding is bovenal een embleem van Jan Harmenszoon Krul van belang; de beeldcomponent van dit embleem, een zeilboot met een man op de voorplecht en een amor aan het zeil (afb. 71a), komt in grote trekken overeen met het schilderij van het varende schip boven het hoofd van de luitspeelster.Ga naar eind5 Het motto van het embleem is: ‘Al zijt ghy vert, noyt uyt het Hert’. In het bijbehorende gedicht figureert, zoals bij Biëns, het schip als beeld van de minaar en de zee als dat van de liefde: De ongebonde Zee, vol spooreloose baren
Doet tusschen hoop en vrees, mijn lievend' herte varen:
De liefd' is als een Zee, een Minnaer als een schip,
U gonst de haven lief, u af-keer is een Klip;
Indien het schip vervalt (door af-keer) komt te stranden,
Soo is de hoop te niet van veyligh te belanden:
De haven uwes gonst, my toont by liefdens baeck,
Op dat ick uyt de Zee van liefdens vreese raeck.
Een 17de eeuws liedboek bevat een visuele variant op de gravure in Kruls embleemboek: een man, die zijn ene hand op zijn hart legt, wijst zijn partner met zijn andere hand op een zeilboot, waarin amor, gewapend met pijl en boog, als roerganger optreedt (afb. 71b). Hoe populair dit thema was, blijkt wel uit het feit dat het tot in de 19de eeuw is blijven voortleven. Een in boudoirstijl geschilderde voorstelling van een zekere Spiridon, getiteld L'amour pilote, levert een fraai voorbeeld van het latere genre (afb. 71c). Tegen de achtergrond van bovengenoemde en verwante gegevens lijdt het weinig twijfel dat het schilderij in het schilderij bij Vermeer een soortgelijke boodschap behelst als bijvoorbeeld het embleem van Krul. Er van uitgaande dat de verschillende details in zijn voorstelling op elkaar zijn afgestemd, kunnen we gevoeglijk aannemen dat de kunstenaar over de strekking van de bezorgde brief een overeenkomstige suggestie heeft willen doen. Dat het een liefdesbrief is, wordt nog eens extra onderstreept door de pseudo-luit op de schoot van de vrouw. In deze context kan het instrument niet anders dan als erotisch symbool worden geduid.Ga naar eind6 |
|