68 Adriaen van de Venne (?)
Delft 1589-1662 Den Haag
Geckie met de kous
Paneel, 54 × 75 cm
Warschau, Muzeum Narodowe
Inscripties op genreschilderijen zijn tamelijk zeldzaam en daarom is dit schilderij, dat in de linkerbovenhoek de woorden ‘Geckie met de kous’ bevat, uitzonderlijk. Deze woorden verschaffen de sleutel tot de interpretatie van de voorstelling. Met ‘Geckie’ wordt uiteraard de nar bedoeld die van achter het bed tevoorschijn komt en demonstratief op de kous wijst, welke het meisje, op de rand van haar beddekoets gezeten, bezig is aan te trekken.
Gezien dit gebaar moet er met die kous iets bijzonders aan de hand zijn. Dat dit inderdaad het geval is en waarom, zal de gemiddelde 17de eeuwer vrijwel onmiddellijk hebben begrepen. Waar het hier immers om gaat, is een gevisualiseerd woordgrapje en de kijker wordt door de nar als het ware uitgenodigd het beelddetail, waarop zo nadrukkelijk de aandacht valt, te decoderen.
Het woord ‘kous’ had in het 17de eeuwse taalgebruik de nevenbetekenis van (zedeloze) vrouw in het algemeen en van vrouwelijk schaamdeel in het bijzonder.Ga naar eind1 In deze zin werd het regelmatig gebruikt door blijspel- en kluchtschrijvers, onder wie Gerrit van Santen, Willem Dircksz. Hooft en Mattheus Tengnagel.Ga naar eind2 Ook kende de 17de eeuw allerlei veelzeggende samenstellingen met het woord kous, waaronder flepkous, piskous en jeneverkous, uitdrukkingen als ‘haer kousen doen lappen’ ter aanduiding van de coïtus, en zegswijzen als ‘Kaart, kous en kan maakt menig arm man’.Ga naar eind3 Dit laatste vinden we bij Jan Steen, in een toepasselijke entourage, als rebus op een vlag uitgebeeld (afb. 68a).Ga naar eind4 Met de dubbelzinnigheid van het woord kous heeft Steen trouwens meer dan eens gespeeld, ook op een manier die de iconografie van het aan Adriaen van de Venne toegeschreven schilderij zeer nabij komt.Ga naar eind5
De erotische connotatie van het woord kous hangt nauw samen met de oeroude sexuele symboliek van de
68a Jan Steen, Terugkeer van het feest. Particuliere verzameling
voet en is daar waarschijnlijk ook van afgeleid. De voet houdt direct contact met de grond en om die reden werd dit lichaamsdeel in het volksgeloof bijvoorbeeld in verband gebracht met de in de aarde aanwezig geachte moederlijke vruchtbaarheid. ‘De voeten, doch insonderheyt de hielen, zijn een beeldnisse van onse aerdsche begeerlijckheden’, heet het in de Hollandse Ripauitgave van 1644. In raadsels en volkse zegswijzen gold de voet vervolgens ook als fallisch symbool.
Ga naar eind6
Verwant aan deze veelkantige symboliek is weer de beeldspraak die de 17de eeuw over schoenen kende. Evenals de kous werd de schoen of slof soms gehanteerd als beeld van de vrouw. Het contemporaine spraakgebruik was hierin duidelijk: ‘Men moet zijn voeten niet in eens anders schoenen steken’, was een manier om te zeggen dat men geen overspel moest plegen. ‘Iemand de schoen uit de voet treden’ betekende: iemand een meisje afhandig maken. En ‘iemands oude schoen’, heette de vrouw die reeds iemands minnares was geweest.Ga naar eind7 De schoenen op de zogenaamde Van de Venne moeten bij de tijdgenoot associaties van deze aard hebben opgeroepen.
Informatief in dit verband is ook een scabreus liedboekje uit 1624, speciaal vervaardigd voor ‘alle Heeren ende Studenten die met Liefden bevangen zijn’. Hierin komt zowel een prent voor van een heer die een dame bij het aantrekken van haar schoenen behulpzaam is, als een prent van een heer die een voet in een kous steekt onder het toeziend oog van zijn vrouw, die op zijn bezigheid wijst gelijk de nar bij Van de Venne (afb. 68b). In beide gevallen laat de toelichtende tekst geen enkele twijfel bestaan aan de dubbelzinnige betekenis van deze uitbeeldingen.Ga naar eind8
68b Illustratie uit: Incogniti scriptoris nova poemata, Leiden 1624