Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21,91 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[p. 254]



illustratie

[p. 255]

67 Adriaen van de Venne
Delft 1589-1662 Den Haag

Al-arm
Paneel, 37,5 × 30 cm
Den Haag, Dienst Verspreide Rijkscollecties

Op deze grisaille van Van de Venne heft een kreupele bedelaar dreigend zijn kruk op om een blindeman te slaan die op de grond ligt en verdedigd wordt door zijn hondje dat de aanvaller in het ongelukkige been bijt. De hoed van de blinde wordt hem door een tweede man met een stok van het hoofd gestoten, terwijl andere figuren driftig met de armen gebaren. In Van de Venne's tijd werden kreupelen en blinden vaak in één adem genoemd als men de meest ellendige mensensoort wilde aanduiden. In een nogal raadselachtige passage werd reeds in de bijbel gesteld: ‘blinden en lammen mogen niet binnenkomen’ (2 Sam. 5:8). Een 17de eeuws spreekwoord zegt: ‘Kreupel’ ende blinde lien/Zalmen altijds achter zien.1

‘De kreupele [of: lamme] leidt de blinde’ is een nu nog steeds bekende zegswijze, waarvan de inhoud aanvankelijk positief was bedoeld en die door Van de Venne werd uitgebeeld in een andere grisaille (afb. 67a).2 Bij Alciati vinden we deze ‘Mutuum auxilium’ (wederzijdse hulp) in een embleem uitgedrukt (afb. 67b).3 Wat Al-arm te zien geeft, verschilt daar aanmerkelijk van. De stakkers die elkaar behulpzaam dienden te zijn, gaan elkaar nu juist te lijf.



illustratie

67a Adriaen van de Venne, De lamme leidt de blinde. Verz. Henry H. Weldon


[p. 256]

Adriaen van de Venne, die meer dan dertig jaar illustraties ontwierp voor de vele uitgaven van Cats en zelf ook schrijver was, legde zich als schilder sinds de jaren twintig vooral toe op grisailles en brunailles (schilderingen in één, meestal grauwgrijze of bruine kleur) met figuren van de zelfkant der maatschappij: bedelaars, zwervers, marskramers en mismaakten, in ongewone of sensationele situaties en doorgaans voorzien van een liefst dubbelzinnig opschrift.4 In zijn boek Tafereel van Sinne-mal uit 1623 spreekt Van de Venne zijn voorliefde uit voor het homoniem, ofwel het ‘dubbel-dicht, de overvloedighe bequaemheyt van de Neder-duytsche tael, hoe dat een woort tweesins toe ghebruyckt can werden’.5

Zo dient men het opschrift ‘Al-arm’ in de eerste plaats te lezen als de uitroep ‘alarm’, afgeleid van het

illustratie

67b Embleem uit: Andrea Alciati, Emblematum libellus ..., Parijs 1542


Franse ‘à l'arme’ (te wapen!), en in de tweede plaats als: zij zijn toch allen arm. Op ondubbelzinnige wijze heeft Van de Venne beide betekenissen eveneens toegepast: ‘à l'arme’ onder een prent van vechtende boeren, en ‘al-arm’ in de zin van armoede, als titel van een van zijn ‘Ware Quel-lust-Spreucken’. ‘Al-arm’ is bovendien de titel van een reeks pentekeningen die Van de Venne in 1642 maakte.6

Na de dood van deze schilder-schrijver werden op de kamer waar zijn ezel stond ‘Vijftigh a sestigh boekjes sijnde maer grollitjes’ aangetroffen.7 De term ‘grollitjes’ is stellig ook van toepassing op bepaalde grisailles van de kunstenaar en synoniem te achten aan het 17de eeuwse genre dat met het verwante woord ‘grillen’ werd aangeduid: voorstellingen van het als dom beschouwde boerenvolk, van invaliden en maatschappelijk uitschot, vaak op komische of satirische wijze opgevat, een genre dat overigens op een 16de eeuwse traditie voortborduurde. Ook gedichten in deze sfeer werden trouwens wel ‘grillen’ genoemd, bijvoorbeeld in de Zeeusche Nachtegael, een verzamelbundel uit 1623, door Adriaens broer, Ian Pietersz. van de Venne uitgegeven, waaraan Adriaen zelf verscheidene bijdragen leverde.8

Al-arm kan zonder twijfel tot de ‘grollitjes’ of ‘grillen’ worden gerekend. Het schilderijtje is de beeldvertaling van een 17de eeuwse geestigheid, die tegelijk ook leerrijk zal zijn bedoeld, volgens het principe van de lering en het vermaak. De gedachte dat Van de Venne met een dergelijke voorstelling een sociaal meevoelen met zijn sujetten zou hebben willen demonstreren, moet als anachronistisch worden verworpen. Naar 17de eeuwse opvatting was maatschappelijke ellende voornamelijk te wijten aan eigen schuld.9 Paupers vormden een te veroordelen kwalijk verschijnsel, maar tevens een dankbaar onderwerp voor literaire en visuele geestigheden.

1
J. de Brune, Nieuwe wijn in oude le'er-zacken, Middelburg 1636, 140.
2
Cat. tent. Northern baroque paintings and drawings from the collection of Mr. and Mrs. Henry H. Weldon, Museum of Art, Rhode Island School of Design, Providence, Rhode Island 1964, nr. 25: ‘A Dutch proverb’.
3
Alciati, 60-61.
4
L.J. Bol, ‘Een Middelburgse Brueghel-groep. VII. Adriaen Pietersz. van de Venne, schilder en teyckenaer’, Oud Holland 73 (1958), 59-79 en 128-147.
5
Adriaen van de Venne, Tafereel van Sinne-mal, Middelburg 1623, iii verso.
6
WNT II, 90 e.v. Van de Venne, a.w., 61. Idem, Tafereel van de belacchende werelt, Den Haag 1635, 94. Bol, a.w., 137 en afb. 16.
7
A. Bredius, Künstler-Inventare ... II, Den Haag 1916, 376 (nr. 46).
8
H. Miedema, ‘Grillen van Rembrandt’, Proef 3 (1974), 74-75 en 84-86. J. Bruyn, ‘Problemen bij grillen’, Proef 3 (1974), 82-84. Zeeusche Nachtegael, Het Tweede Deel, 1-17. Zie tevens Allan Ellenius, De arte pingendi ..., Uppsala en Stockholm 1960, 151 en E.H. Gombrich, Norm and form. Studies in the art of the renaissance, Londen 1966, 151.
9
Bol, a.w., 138. Zie daarentegen Bruyn, a.w., 83.

Vorige Volgende

Over het gehele werk

Jan Baptist Bedaux

P.A. Hecht

Jeroen Stumpel

Rik Vos

Jochen Becker