Tot lering en vermaak
(1976)–E. de JonghBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[p. 254] | |
| |
[p. 255] | |
67 Adriaen van de Venne
| |
[p. 256] | |
Adriaen van de Venne, die meer dan dertig jaar illustraties ontwierp voor de vele uitgaven van Cats en zelf ook schrijver was, legde zich als schilder sinds de jaren twintig vooral toe op grisailles en brunailles (schilderingen in één, meestal grauwgrijze of bruine kleur) met figuren van de zelfkant der maatschappij: bedelaars, zwervers, marskramers en mismaakten, in ongewone of sensationele situaties en doorgaans voorzien van een liefst dubbelzinnig opschrift.4 In zijn boek Tafereel van Sinne-mal uit 1623 spreekt Van de Venne zijn voorliefde uit voor het homoniem, ofwel het ‘dubbel-dicht, de overvloedighe bequaemheyt van de Neder-duytsche tael, hoe dat een woort tweesins toe ghebruyckt can werden’.5 Zo dient men het opschrift ‘Al-arm’ in de eerste plaats te lezen als de uitroep ‘alarm’, afgeleid van het
67b Embleem uit: Andrea Alciati, Emblematum libellus ..., Parijs 1542
Franse ‘à l'arme’ (te wapen!), en in de tweede plaats als: zij zijn toch allen arm. Op ondubbelzinnige wijze heeft Van de Venne beide betekenissen eveneens toegepast: ‘à l'arme’ onder een prent van vechtende boeren, en ‘al-arm’ in de zin van armoede, als titel van een van zijn ‘Ware Quel-lust-Spreucken’. ‘Al-arm’ is bovendien de titel van een reeks pentekeningen die Van de Venne in 1642 maakte.6 Na de dood van deze schilder-schrijver werden op de kamer waar zijn ezel stond ‘Vijftigh a sestigh boekjes sijnde maer grollitjes’ aangetroffen.7 De term ‘grollitjes’ is stellig ook van toepassing op bepaalde grisailles van de kunstenaar en synoniem te achten aan het 17de eeuwse genre dat met het verwante woord ‘grillen’ werd aangeduid: voorstellingen van het als dom beschouwde boerenvolk, van invaliden en maatschappelijk uitschot, vaak op komische of satirische wijze opgevat, een genre dat overigens op een 16de eeuwse traditie voortborduurde. Ook gedichten in deze sfeer werden trouwens wel ‘grillen’ genoemd, bijvoorbeeld in de Zeeusche Nachtegael, een verzamelbundel uit 1623, door Adriaens broer, Ian Pietersz. van de Venne uitgegeven, waaraan Adriaen zelf verscheidene bijdragen leverde.8 Al-arm kan zonder twijfel tot de ‘grollitjes’ of ‘grillen’ worden gerekend. Het schilderijtje is de beeldvertaling van een 17de eeuwse geestigheid, die tegelijk ook leerrijk zal zijn bedoeld, volgens het principe van de lering en het vermaak. De gedachte dat Van de Venne met een dergelijke voorstelling een sociaal meevoelen met zijn sujetten zou hebben willen demonstreren, moet als anachronistisch worden verworpen. Naar 17de eeuwse opvatting was maatschappelijke ellende voornamelijk te wijten aan eigen schuld.9 Paupers vormden een te veroordelen kwalijk verschijnsel, maar tevens een dankbaar onderwerp voor literaire en visuele geestigheden. |
|