Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 232]
| |
[pagina 233]
| |
61 Jan Steen
| |
[pagina 234]
| |
61b Jan Steen, Doktersbezoek. Londen, Wellington Museum
werk van verbindingen, waarbij bovendien nog de afhankelijkheid van het sterrenbeeld waaronder men geboren was, een rol speelde.Ga naar eind2 In elk geval werden de lichaamsvochten geacht grote invloed uit te oefenen op het leven van ieder individu. Zo beschouwde men de lichamelijke liefde als een bij uitstek sanguinische passie. De mens werd levendig en vrolijk door de warmte en de vochtigheid die in zijn lichaam tot ontwikkeling kwamen. Wanneer de erotische passie geen uitweg kon vinden en onbevredigd bleef, droogde het lichaam uit en werd koud, hetgeen tenslotte tot neerslachtige droefgeestigheid leidde. Aangezien het koud en droog zijn de kenmerken waren van het melancholische temperament, interpreteerde men de onbevredigde, onderdrukte liefde als een melancholische ongesteldheid. Vandaar bijvoorbeeld de titel van het boek De la maladie d'amour ou mélancholie érotique (1623) van de Franse arts Jacques Ferrand, een boek dat door Cats en Van Beverwyck bij herhaling wordt aangehaald.Ga naar eind3 Bij schilderijen waarbij we het zonder verbale toespelingen moeten doen, wat meestal het geval is, kan het voelen van de pols een indicatie zijn voor de aanwezigheid van erotische melancholie. Cats gebruikte dit motief in zijn Spaens Heidinnetje met betrekking tot de minnepijn van Giralde, de hoofdpersoon uit het verhaal. In zijn toelichting op deze geschiedenis, die hij de treffende titel Pols-tastinge der liefde gaf, somt Cats enkele voorbeelden op van verliefde personen uit de klassieke literatuur, wier staat van opwinding door hun polsslag werd verraden. Dit overkwam de jonge koningszoon Antiochus, die gekweld werd door een hevige begeerte voor zijn stiefmoeder Stratonice. Terwijl de arts Erasistratus zijn pols voelde, liet hij de vrouwen van het hof één voor één langs het ziekbed lopen. Toen uiteindelijk de stiefmoeder voor het bed verscheen, begon de pols van Antiochus heftig te kloppen, waarop de arts ‘minnepijn’ als diagnose stelde.Ga naar eind4 Cats verwijst naar Valerius Maximus, Johan van Beverwyck baseert zich, in zijn veel uitvoeriger parafrase van dezelfde geschiedenis, op Plutarchus. Van Beverwyck voegde er het volgende commentaar aan toe: ‘Hier uyt hebben sommige gemeent ofter een Minne-pols was, en of men uyt den bysonderen Ader-slagh konde de Liefde gewaer werden: maer datter zodanige geen en is, en dat de onvoorsiene veranderinge sulcks alleen te kennen geeft, wert met de redenen aengewesen bij d'Heer Ridder Iacob Cats, in sijn Aenmerckinge op de gemelte Historye’.Ga naar eind5 Bedoeld is de toelichting op het Spaens Heidinnetje, waarin Cats verklaart ‘dat'er geen bescheyden en eygen beweginge in de slag-ader te vinden is die juyst alleen past op de minne-sieckte, en dat daerom met omsichtigheydt en vernuft alle omstandigheden moeten worden overwogen, eer men iet sulcks besluyten kan, soo siet ghy wel hoe | |
[pagina 235]
| |
los ... [deze] kunst gaet’.Ga naar eind6 Hoe populair het verhaal van Antiochus en Stratonice was, moge ook blijken uit het feit dat Karel van Mander zich ervan bediende in een uiteenzetting over het uitbeelden van het affect van de liefde, en voorts uit het bestaan van verschillende 17de eeuwse Hollandse schilderijen, onder andere van Jan Steen, waarin het thema gestalte kreeg.Ga naar eind7 Een vroeger aan Kornelis de Man toegeschreven Doktersvisite (afb. 61a) behelst een variant op het klassieke thema en dan aangepast aan de eigen tijd: een arts met een allongepruik houdt de pols van zijn patiënte vast en wijst tegelijkertijd naar een portret aan de muur, dat ongetwijfeld de beminde van de vrouw voorstelt. Op de meeste uitbeeldingen van polsvoelende dokters ontbreekt degeen die de minnepijn heeft veroorzaakt, wat niet wegneemt dat zijn bestaan en betekenis ook bij afwezigheid met nadruk worden gesuggereerd. Jan Steen heeft zo'n suggestie verscheidene malen met verve gedaan, onder andere in het hier geëxposeerde Doktersbezoek, alsook in dat uit het Wellington museum in Londen (afb. 61b). Het verschil tussen deze twee schilderijen betreft onder meer het verschil tussen een gebeeldhouwde en een tot leven gewekte cupido. Deze laatste figuur, op de grond zittend met pijl en boog, is immers niets anders dan een cupido in 17de eeuwse dracht, die evenzeer fungeert als toelichtend accent als zijn traditionele evenknie. De evolutie waarvan wij hier getuige zijn doet sterk denken aan de verschillende verschijningsvormen van de homo bulla. Zoals de homo bulla-figuur treedt ook cupido in verschillende gedaanten op, de ene keer onbewimpeld allegorisch, de andere keer opmerkelijk alledaags. |
|