57 Godfried Schalcken
Made 1643-1706 Den Haag
Vroutje kom ten hoof
Paneel, 62,5 × 49 cm. Sporen van signatuur
Londen, Buckingham Palace, The Royal Collection
Arnold Houbraken heeft dit schilderij van Schalcken, dat tussen 1675 en 1680 in Dordrecht zal zijn geschilderd, beschreven in zijn veertig jaar later verschenen Groote Schouburgh der Nederlantsche konstschilders.Ga naar voetnoot1 Het stelt voor ‘zeker Spel dat de Jongeluiden te Dordrecht in dien tyd gewoon waren te spelen, wanneer zy met malkander om vrolyk te wezen in gezelschap kwamen, genoemt, Vroutje kom ten Hoof. Waar in hy [Schalcken] zig zelf verbeelt heeft zittende ontkleedt tot zyn hemd en onderbroek aan den schoot van een Juffrouw. De andere beeltjes zyn mee pourtretten [de andere figuren zijn eveneens portretten], en waren in dien tyd van elk bekent. Over het tapytkleed zeitmen dat hy een maand geschildert heeft’, aldus Houbraken die met zijn laatste opmerking, zoals vaak, belangstelling toont voor het schilderen zelf, maar verder niet ingaat op het hoe of wat van het spel ‘Vroutje kom ten hoof’.Ga naar voetnoot2
Dat blijft ons dan ook duister, ofschoon er bepaalde formele en mogelijk zelfs inhoudelijke overeenkomsten bestaan met hetgeen zich afspeelt in Ducks omstreeks 1630 geschilderde Vrolijk gezelschap (cat. nr. 18). Daar wordt het gevaar dat een man van de wereld loopt duidelijker in beeld gebracht door vrouwen die een man daadwerkelijk ontkleden. Zowel het tafereel van Duck als dat van Schalcken kan worden beschouwd als een uitloper van een reeds in de late middeleeuwen bekende thematiek, waarin het zich onderwerpen of laten onderwerpen van mannen aan vrouwen centraal stond. Binnen deze thematiek tekenen zich verscheidene varianten af. Eén daarvan was het vechten van vrouwen om een mannebroek, een voorstelling die vooral in de 16de en 17de eeuw een zekere populariteit genoot.Ga naar voetnoot3
Een tweede variant voert een groep vrouwen ten tonele die zich gezamenlijk op een slachtoffer van de andere kunne stort, in een poging hem de kleren van
57a Jan Miense Molenaer, De man als slachtoffer van het zwakke geslacht. Verblijfplaats onbekend
zijn lijf te rukken. Jan Miense Molenaer heeft zo'n activiteit op boertige wijze vorm gegeven (afb. 57a), met voornamelijk jonge meisjes als figuranten, terwijl Duck en Schalcken in hun schilderijen de desbetreffende mannen op meer elegante manier het onderspit laten delven.
Als het overigens juist is dat Schalcken zichzelf op dit schilderij heeft afgebeeld, zoals Houbraken schrijft, dan deed hij daarmee niet anders dan bijvoorbeeld Jan Steen op vele van zijn genrestukken heeft gedaan. De voorstellingen krijgen daarmee uiteraard nog geen autobiografisch karakter, zoals in de 19de eeuwse kunstliteratuur wel is verondersteld.