Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 218]
| |
[pagina 219]
| |
56 Godfried Schalcken
| |
[pagina 220]
| |
56b Frans Huys naar Cornelis Matsys, Voorstellingen van de luiheid (gravure)
scheidene 16de en 17de eeuwse voorstellingen bekend, onder andere van Maerten van Heemskerck (afb. 56a).Ga naar eind4 Daarnaast kennen we voorstellingen van astrologisch beïnvloede vissers zonder gepersonifieerde maan, zoals een tekening van Roeland Boddingh van Laer uit omstreeks 1625.Ga naar eind5 De door Boddingh uitgebeelde oude visser in een roeiboot is blijkens het berijmde commentaar niet alleen flegmatisch, maar hij lijdt ook aan impotentie, een ander uitvloeisel van zijn koude temperament. Vissers die evident lui zijn, treffen we in de 17de eeuwse kunst bijvoorbeeld ook aan in werken van Frans Hals en zijn school.Ga naar eind6 In de 16de eeuw legde Cornelis Matsijs, in een prent met gevisualiseerde spreekwoorden over luiheid, er de nadruk op dat het verspillen van tijd een ondeugd was, waarin met name vissers uitblonken (afb. 56b). ‘Desen vischet ende verquist den tijdt met d'angelroede’, staat er onder een vissende figuur geschreven, terwijl een onevenredig deel van het onderschrift van de gravure aan vissers is gewijd: Oock visschers, die in d'angel-roed scheppen behaghen,
En veel meer tijdt-verquisters, met groote sommen siet;
Hun leegheijt, sullen sij in't leste noch al beclaghen,
Want den verlooren tijdt en sal weder comen niet
Dit is de waerheijt, naer des wijsemans reden
Dus wilt de tijt, wel en nerstich besteden.
56c Embleem uit: Joachim Camerarius, Symbolorum et emblematum centuriae quator, Frankfort 1654
achtergrond, zijn schilderij van de visser concipieerde. Dat hij juist voor een jeugdige hengelaar koos, zou een extra implicatie kunnen hebben. Reeds Plato vond dat vissen niet in een goede opvoeding paste, omdat het een voornamelijk inactieve bezigheid is - wat men nu wel het onsportieve karakter van de hengelsport noemt.Ga naar eind7 In het licht van deze opvatting (en Plato was de enige niet die haar aanhing), is het vermoeden gewettigd dat Schalcken het aspect van opvoeding figuurlijk aan de orde heeft gesteld door middel van de opvallende wilg waartegen de jongen geleund zit. Deze boom, die zijn vruchten verliest voordat ze rijp zijn, komt in de symboliek namelijk voor als beeld van ‘neglecta juventus’, verwaarloosde jeugd. Zo bijvoorbeeld in een embleem van Camerarius (afb. 56c), waarvan het commentaar ouders en opvoeders aanspoort er zorg voor te dragen dat kinderen hun tijd op passende wijze doorbrengen, | |
[pagina 221]
| |
zodat ze later als volwassenen de vruchten van een goede opvoeding kunnen plukken.Ga naar eind8 Tevens wordt de nadruk gelegd op de vergankelijkheid van de jeugdjaren, die voorbij zijn voordat het kind er erg in heeft. Schalcken lijkt op zijn beurt de vergankelijkheid te hebben geaccentueerd in de slak, de vlinders en de bloeiende lissen.Ga naar eind9 Anderzijds refereert hij waarschijnlijk aan de slak als beeld van de traagheid bij uitstek. In hun functie van vanitassymbolen moeten de bloemen en insecten de jongen de korte duur van zijn jeugd en van het leven als geheel inscherpen. De visser zou tot het inzicht dienen te komen dat de hem gegunde tijd beter te gebruiken is dan met vissen - ‘want den verlooren tijdt en sal weder comen niet’. |
|