Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 190]
| |
[pagina 191]
| |
47 Paulus Moreelse
| |
[pagina 192]
| |
47b Embleem uit: Roemer Visscher, Sinnepoppen, Amsterdam 1614
Moreelse's voorstelling dwingt ons de spiegel hier in de eerste plaats als symbool van wellust te zien. Vele schrijvende tijdgenoten van de schilder hebben de erotische betekenis van de spiegel uit en te na belicht, soms met verwijzing naar nevenliggende connotaties, waaronder die van ‘den wereltlijcken handel ende wandel’. Deze, zegt Roemer Visscher (afb. 47b), ‘is den aert van de Spieghel niet onghelijck: want in den Spieghel is niet dan een schijn ...’, daarmee zinspelend op de vergankelijkheid van het leven, welke eveneens traditioneel door middel van een spiegel kon worden uitgedrukt.Ga naar eind4 Met zeer veel klem is dit bijvoorbeeld gedaan in een gravure van Jacob de Gheyn II, waarbij het erotische element niet over het hoofd werd gezien (afb. 47c). De combinatie van erotiek en dood was uitermate gangbaar en het valt aan te nemen dat ook bij Moreelse de bedoeling heeft voorgezeten om beíde elementen te laten spreken, al is het vergankelijkheidselement in zijn47c Jacob de Gheyn II, Vanitas (gravure)
schilderij veel minder aanwijsbaar dan bij De Gheyn. De juwelen en snuisterijen op de tafel, gangbare attributen in vanitas-stillevens, lijken op tweeledige wijze te zijn geladen en zowel een erotische als een vanitas-betekenis te hebben. In elk geval compositorisch, maar waarschijnlijk ook inhoudelijk, hangen deze juwelen samen met het openliggende boek. De geïllustreerde bladzijde toont een knielende man die geschenken offert aan Venus en Amor, alsmede een Latijns gedicht, waarvan de vertaling als volgt luidt:Ga naar eind5 De begeerte van het vlees Problematisch zijn de twee naakte figuren op het schilderij aan de muur. Hun herkomst uit de mythologie lijkt onmiskenbaar, maar zij laten zich niet met volle zekerheid identificeren. Gesitueerd aan de oever van | |
[pagina 193]
| |
een rivier, bevinden ze zich in een opmerkelijke positie: de vrouw omhelst de man die kennelijk haar passie niet wenst te delen. Het meest waarschijnlijk is dat wij hier te maken hebben met Venus' zoon Hermafroditus, die door de verliefde bronnimf Salmacis wordt belaagd.Ga naar eind6 In dit verband is van belang wat Karel van Mander over Venus heeft geschreven:Ga naar eind7 ‘Venus en is niet anders als de verborghen begeerlijckheyt en lust/die de Natuere bestelt en ghevoeght heeft in alderley dieren/tot voortteelinghe’. Waarna hij enkele erotische fabels de revue laat passeren, waarin Venus' uitstralende kracht centraal staat, om te eindigen met de fabel van Hermafroditus en Salmacis. Het lot van deze figuren blijkt geheel te worden bepaald door de ‘begeerlijckheyt en lust’ van de nimf, impulsen die dus ook met de naam van Venus kunnen worden aangegeven. De hoofdpersoon tenslotte, het uitdagende meisje met de spiegel, zouden wij als een ‘moderne’ Venus kunnen beschouwen - de rose-rode rozen die ze in het haar draagt, passen goed bij deze opvatting. Van Mander beschrijft Venus immers als zijnde ‘ghecroont met Roosen/want de Roos die haest [spoedig] vergaet/beteyckent den wellust der liefden/die haest vergaet’.Ga naar eind8 Een uitspraak waarin erotiek en vergankelijkheid opnieuw met elkaar verbonden zijn. |
|