Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 186]
| |
[pagina 187]
| |
46 Carel de Moor
| |
[pagina 188]
| |
46b Illustratie uit: Den nieuwen ieucht-spieghel, [ca 1620]
met liefde van doen heeft. Alleen is het hier niet de mannelijke helft van het paar, dat de hengel hanteert, maar een jonge knaap. Op een hek geleund kijken de man en het meisje daarbij toe, hij een pijp rokend, terwijl zij met haar linkerhand een roos ophoudt (een toespasselijke bloem in dit verband) en met haar rechterwijsvinger op de hengel wijst.Ga naar eind3 De hengelaar fungeert in feite als zinnebeeld van hun liefde: zoals hij vis vangt, zo heeft de man het meisje, of desnoods omgekeerd, heeft het meisje de man aan de haak geslagen. Kortom, iedereen vist. Het gebruik van het werkwoord ‘vissen’ in deze oneigenlijke zin was in de 17de eeuw zeer gangbaar, maar het werd daarenboven, net als het werkwoord ‘vogelen’, gebruikt om het liefdesspel zelf aan te duiden.Ga naar eind4 De combinatie van vissen en vogelen komen we in de 17de eeuwse literatuur bij herhaling tegen. Het staat wel vast dat de diverse teksten hierover hun uitwerking op de visuele kunsten niet hebben gemist. Overigens dateert het vissen als beeld van amoureuze activiteit al uit de oudheid. De vroegst bekende voorbeelden zijn te vinden in Pompeji en Herculaneum, muurschilderingen van hengelende eroten, al of niet geflankeerd door Venus, die zelf ook vist.Ga naar eind5 De hengelende amor keert terug in 1611, bij het verschijnen van de Emblemata amatoria van Pieter Corneliszoon Hooft. Onder het motto ‘Daer schuylt’ toont het beeldelement van het desbetreffende embleem een vissende amor met op de achtergrond een liefdespaar46c Embleem uit: Pieter Cornelisz. Hooft, Emblemata amatoria, Amsterdam 1611
waarvan de vrouw naar de hengel schijnt te wijzen (afb. 46c). Het begeleidende epigram luidt als volgt: Met lecker' hoop de Min staet om te locken breedt;
Maer 'tAes bedeckt den Hoeck: vast ismen eermen't weet.Ga naar eind6
Hooft roert hier, op het voetspoor van talrijke auteurs, een oud thema aan, de bedrieglijkheid van de liefde. Onder het aas bevindt zich de haak en voordat men het weet is men gevangen. De overeenkomst tussen Hoofts embleem en het schilderij van De Moor is frappant, niet alleen wat voorstelling aangaat, maar eveneens - bij alle verschillen die zich voordoen - wat betreft de indeling van de compositie en de plaatsing van de personages in het vlak. Het kan bijna niet anders of De Moor is van Hoofts embleemboek uitgegaan. Na 1611 werd het vier keer herdrukt, de laatste maal in 1704, als onderdeel van zijn Mengelwerken.Ga naar eind7 Dat is ongeveer het tijdstip waarop De Moor zijn vissersscène schilderde. Dat hij in plaats van een amor een jeugdige knaap als hengelaar verkoos weer te geven, zou in zekere zin een tijdsverschijnsel mogen heten. Ook in andere voorstellingen is een cupido wel door een gewoon jongetje vervangen. Een gang van het gebied van de allegorie naar dat van het dagelijks leven, die bijvoorbeeld ook de homo bulla heeft afgelegd.Ga naar eind8 |
|