44 Jan Miense Molenaer
Haarlem ca 1610-1668 Haarlem
De balspelers
Doek, 81 × 99 cm. Gesigneerd en gedateerd 1631
Vlaardingen, verzameling G.L.M. Daniëls
Evenals sommige voorstellingen van andere spelen - kaarten, triktrakken - moet het balspel op dit schilderij in symbolische zin worden begrepen.Ga naar voetnoot1 Ook hier draait het om het ongewisse karakter, de onzekerheid van de afloop. Molenaer heeft een aantal jongens geschilderd die elkaar met een slaghout een bal toeslaan, onder de belangstellende blikken van een groepje toeschouwers. Tot hen behoort een jong paar dat rechts op de voorgrond is gesitueerd. Zij staan hand in hand, de man het beeldvlak uitkijkend, het meisje met haar vrije rechterhand wijzend op de balspelers.
Grofweg dezelfde configuratie vinden we in een tien jaar vroeger verschenen liedboek, Den nieuwen ieuchtspieghel, en deze overeenkomst kan moeilijk op toeval berusten. Crispijn de Passe de Oude, de graveur van de prent waar het hier om gaat, ontwierp een tafereel met een overeenkomstige vlakvulling en een overeenkomstige rolbezetting (afb. 44a).Ga naar voetnoot2 Vanaf de linkerzijde wordt driekwart van de compositie door de spelers beheerst, terwijl het resterende deel aan de rechterzijde voor een man en vrouw is gereserveerd. Er bestaan enkele weinig essentiële verschillen tussen beide werken. Zo wordt het balspel op de prent niet met een slaghout maar ‘met eenen houten arm’ gespeeld, en is het de man die er met een handgebaar de aandacht op vestigt.
44b Embleem uit: Daniël Heinsius, ‘Het ambacht van Cupido’, Nederduytsche poemata, Leiden 1621
44a Illustratie uit: Den nieuwen ieucht-spieghel, [ca 1620]
De formele parallelliteit tussen schilderij en prent is dusdanig, juist in de combinatie van elementen, dat het niet anders kan of ook de betekenissen van de twee werken dekken elkaar. In beide gevallen wordt het paar, door middel van het spel, de ongestadigheid van de liefde voor ogen gesteld. Het gedicht dat De Passe's illustratie begeleidt, draagt als titel ‘Zoo de Wint-bal ghedreven wert/Niet meer rust heeft een Minnaers Hert’, een vergelijking die in de daarop volgende regels verder wordt uitgewerkt.Ga naar voetnoot3
De emblematiek kent enkele varianten op het thema. Bij Daniël Heinsius bijvoorbeeld spelen twee amores met de aardbol, onder het motto ‘Pila mundus Amorum est’: de wereld is de kaatsbal van de liefde (afb. 44b).Ga naar voetnoot4 In het bijbehorende gedicht speelt de onbestendigheid van de liefde een impliciete rol. Bij Jacob Cats beoefenen een man een een vrouw een 17de eeuwse vorm van badminton.Ga naar voetnoot5 Zijn embleem behelst een andere moraal. Elke slag moet worden beantwoord, is de strekking van Cats' rijmend betoog, waarmee hij bedoelt dat liefde wederkerig dient te zijn: ‘Weet, dat kaetsen ende minne/Eyst een overgaenden bal ...’.