Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21,91 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[p. 108]



illustratie

[p. 109]

22 Willem Duyster
Amsterdam 1599-1635 Amsterdam

De triktrakspelers
Doek, 30,5 × 40 cm. Gesigneerd
Amsterdam, Rijksmuseum

Het spel dat Duyster zijn modieus geklede militairen laat spelen, is het zogenaamde triktrak- of verkeerspel. Twee houden er zich actief mee bezig, een derde figuur staat met een glas aan de mond achter de tafel waarop het triktrakbord ligt, een vierde figuur zit rechts in de hoek en slaat op de luit. De samenstelling ‘verkeerspel’ is ontleend aan het werkwoord ‘verkeren’ dat ‘veranderen’ betekent, of ‘in zijn tegendeel omslaan’.1

Bij de 17de eeuwse rechtsgeleerde Simon van Leeuwen lezen we dat ‘het verkeerspel met taarlingen [dobbelstenen] en schijven ... voor een geoorloofde saak [werd] gehouden op maeltijden en vrolijke bijeenkomsten gebruykelijk’. Hij voegt er echter aan toe: ‘alhoewel hetselve mede veel misbruykt en niet om vermaak en tijdverdrijf, maar alleen om malkander veel geld af te winnen gespeeld werd’. Om die reden noemt Arnold Houbraken het verkeerbord dan ook ‘schaadelyk huisraat’.2

Het is geenszins verwonderlijk dat dit dobbelspel, dat in de 17de eeuw zeer populair was, in sommige kringen een even slechte reputatie genoot als kaart- en andere kansspelen. Deze reputatie had het verkeren overigens reeds lang vóór het aanbreken van de 17de eeuw. Vanwege het gokelement werden al in de middeleeuwen keuren uitgevaardigd, waarmee plaatselijke overheden probeerden het spel aan banden te leggen.3 In het verlengde van dergelijke verordeningen liggen talloze kritische commentaren die, zowel in woord als in beeld, vooral in de 16de en 17de eeuw zijn geleverd.

Triktrakken werd opgevat als een uiting van ledigheid, getuige bijvoorbeeld een houtsnede van Cornelis Antonisz. uit 1546, waarop de personificatie van deze ondeugd een verkeerbord en speelkaarten als attributen draagt (afb. 22a).4 Het woord ‘luiheid’ valt eveneens in het onderschrift van een gravure van Jan van de Velde (afb. 22b); deze prent draagt de titel Verkeerden yver en vertoont een tafereel dat zich in elk geval formeel goed laat vergelijken met het schilderij van Duyster.

Diverse uitbeeldingen demonstreren tot welke andere ondeugden het dobbelspel kan leiden, of althans waarmee het doorgaans werd verbonden: overmatig drinken, vechten en onkuisheid. Omgekeerd werd drankzucht geacht tot twist, onkuisheid en goklust te leiden. Zo zien we op een prent van Jacob Matham twee door drank verhitte figuren over het verloop van het spel twisten, waarbij het verkeerbord van de tafel valt. In een andere prent, behorend tot dezelfde serie, toont Matham een man en een vrouw aan het bord en een derde persoon op de achtergrond, die een grote roemer opheft (afb. 22c). Deze gravure draagt als onderschrift:

 

Niet gheeft des drancks onmaet alleen oncuijschen zin Maer teghen alle baet brenght spel en tuijschen in.5



illustratie

22a Cornelis Anthonisz., De Luiheid (houtsnede)


[p. 110]



illustratie

22b Jan van de Velde, Verkeerden yver (gravure)




illustratie

22d Illustratie uit: Samuel Ampzing, Spigel ofte toneel der ydelbeyd..., 1633


Het triktrakspel is verder vertegenwoordigd in Samuel Ampzings Spigel ofte Toneel der ydelbeyd ende ongebondenbeyd onser eeuwe, een serie prenten met kwatrijnen uit 1633.6 Een man die zich over het verkeerbord buigt en daarbij een soort lorgnet op zijn neus drukt (vermoedelijk een teken van bedrog), spreekt de volgende woorden (afb. 22d):

 
Is't nu niet moy gemaekt? 'Tis altemael verdronken
 
Tis altemael verteird, tis altemael verklonken,
 
'Tis al tis al verspeeld, verticktackt en verkeird
 
Al vechten wy temet, ik dien wel afgesmeird.

De strekking van dit versje vinden we terug in een bijna dertig jaar later ontstaan schilderij van Jan Steen, waarop de veelzeggende titel Soo gewonnen, soo verteert staat geschreven (afb. 22e). Hier wordt echter ook nog een ander aspect aan het triktrakspel toegekend. Steens schilderij heeft namelijk tevens betrekking op de onzekerheid van het menselijk bestaan, zoals onder meer wordt uitgedrukt door een Fortunafiguur die op

illustratie

22c Jacob Matham, De gevolgen van de drankzucht (gravure)




illustratie
22e Jan Steen, Soo gewonnen, soo verteert. Rotterdam, Museum Boymansvan Beuningen


[p. 111]

een bol en dobbelsteen balanceert. Door deze figuur wordt ook de betekenis van het verkeerbord als het ware bijgekleurd.7

Behalve dat het triktrakken in de 16de en 17de eeuw bloot stond aan al of niet obligate kritiek, werd het ook - op ander moralisatie-niveau - herhaaldelijk verbonden met het menselijk leven en de liefde. De vergelijking tussen kansspel en leven, al in de oudheid bekend, is uiteraard gegrond op het feit dat beide afhankelijk zijn van het wisselvallige lot.8 ‘Naar Gods wil valt de dobbelsteen van ons lot gelijk de dobbelstenen bij het spel geworpen worden’, heet het in een Latijns embleemboek uit 1596. Het desbetreffende embleem, dat drie mannen rond een triktrakbord laat zien (afb. 22f), heeft als motto ‘Ita est vita hominum’ (zo is het leven van de mens).9 In de 17de en 18de eeuwse emblematiek zou dit motief enkele malen opnieuw worden aangeslagen, nu meestal vergezeld van het advies zich niet passief aan het lot te onderwerpen, maar te trachten het door eigen inzicht en initiatief te beïnvloeden.10

Wat nu Duyster met zijn verkerende soldaten voor ogen stond, valt niet met zekerheid te zeggen, maar aangezien de beeldspraak rondom het triktrakspel algemeen was ingeburgerd, moet het uitgesloten worden geacht dat hij deze scène zonder dergelijke bijkomende gedachten heeft kunnen ontwerpen. Ofschoon de uitbeelding niet van dien aard is dat men direct aan slemppartijen of andere uitspattingen moet denken, zou hier bepaald wel sprake kunnen zijn van ‘verkeerden yver’. Aan de andere kant is het mogelijk dat Duyster zich van deze soort moralisatie heeft onthouden en - de tweede traditie volgend - de wisselvalligheid van het menselijk leven in een alledaags beeld heeft willen vastleggen. In dit laatste geval zou zijn schilderij, opzettelijk of onopzettelijk, een visuele vertaling zijn van Bredero's beroemde devies, dat in dit verband niet ongenoemd mag blijven: ‘'t Kan verkeren’.



illustratie

22f Embleem uit: Dionysius Lebeus-Batillius, Regii mediomatricum praesidis emblemata, Frankfort 1596


1
Zie Renate Jaques, ‘Brettspiel, Brettstein’, in: Reallexikon zur deutschen Kunstgeschichte II, Stuttgart-Waldsee 1948, 1149-1167. E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch woordenboek VIII, Den Haag 1916, 1883-1884, 1890.
2
Simon van Leeuwen, Batavia Illustrata, ofte verbandelinge van den oorspronck, voortganck, zeden, eere, staat en godsdienst van Oud-Batavien I, Den Haag 1685, 281. Arnold Houbraken, Stichtelyke zinnebeelden, Amsterdam 1723, 55.
3
J. Ter Gouw, De volksvermaken, Haarlem 1871, 38-39. L.J. Slatkes, Dirck van Baburen (c. 1595-1624). A Dutch painter in Utrecht and Rome, Utrecht 1962, 72-73.
4
F.J. Dubiez, Cornelis Anthoniszoon van Amsterdam: zijn leven en werken, ca. 1507-1553, Amsterdam 1969, 100. De geïllustreerde editie van D.R. Camphuysens Stichtelijcke Rijmen, Amsterdam 1647, bevat een prent waarop het verkeerbord aan de ‘boom der sonden’ hangt (31). Soortgelijke veroordelingen van het triktrakken bijv. in Jan David, Christeliicken waerseggher, Antwerpen 1602-03, afb. 49, en Antonius Sucquet, Den wech des eeuwich Levens, ed. Antwerpen 1649, 202.
5
‘Tuijschen’ betekent hier gokken of wellicht bedrieglijk spelen. Zie voorts: Renger, 81-83.
6
De prenten zijn naar Jan van de Velde.
7
De Groot, 121. R. Keyszelitz, ‘Zur Deutung von Jan Steens “Soo gewonnen, soo verteert”’, Zeitschrift für Kunstgeschichte 22 (1959), 40-45.
8
De vergelijking met liefde bijv. in: Amoris divini et humani antipathia..., ed. Antwerpen 1670, 30 (‘Instabilitas Amoris’), en Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde, Leiden 1703, 323. Voor antieke voorbeelden: Houbraken, a.w., 56.
9
Dionysius Lebeus-Batillius, Regii mediomatricum praesidis emblemata, Frankfort 1596, nr. 12.
10
Houbraken, a.w., 57.

Vorige Volgende

Over het gehele werk

Jan Baptist Bedaux

P.A. Hecht

Jeroen Stumpel

Rik Vos

Jochen Becker