Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 90]
| |
[pagina 91]
| |
17 Gerard Dou
| |
[pagina 92]
| |
de Onderwijzing, de man in de studeerkamer op het rechterluik de Oefening. Bij het oorspronkelijke werk zag men dus in gesloten vorm de vrije kunsten weergegeven; werden de luiken geopend dan ontwaarde men beeldvertalingen van de drie dingen die nodig zijn om deze kunsten volledig te kunnen beheersen. De beeldvertalingen dragen een typisch Hollands karakter: de allegorische toespelingen zijn verhuld in genretaferelen, die scènes uit het dagelijks leven schijnen weer te geven. Indien Dou bij de conceptie van zijn drieluik het standaardwerk voor de allegorie, Ripa's Iconologia, in 1644 in het Nederlands vertaald, heeft geraadpleegd (en het is in feite ondenkbaar dat hij het terzijde heeft gelaten), heeft hij daar ter zake voorschriften gevonden die slechts in beperkte mate strookten met het hier te lande gangbare realisme. Voor ‘Natuyre’ bijvoorbeeld beveelt Ripa aan een naakte vrouw uit te beelden ‘die de borsten vol melck heeft, hebbende eenen Gier op de hand’. In de nadere uiteenzetting lezen we dat de natuur, zoals Aristoteles deze in zijn Physica definieert, bestaat uit een actieve of werkelijke component die al het geschapene onderhoudt, ‘gelijck de Vrouwe, die haere kinderkens, met haere borsten, voed en onderhoud’, en uit een passieve of lijdelijke component, die al het geschapene vernielt (de gier).Ga naar eind5 Binnen het realiteitsbegrip van Dou was voor een onverbloemde personficatie met een gier op de hand geen plaats. De schilder beeldde de lijdelijke component van de natuur dan ook uit door middel van de lijdende patiënt, die beter past in een Hollandse huiskamer dan een uitheemse roofvogel. Voor de actieve component week Dou minder af van Ripa's recept: in plaats van de vrouw met de borsten vol melk kwam hij tot het tafereel van de moeder met haar zuigeling.Ga naar eind6 Een aantal voorwerpen in het afgebeelde vertrek is waarschijnlijk bedoeld als zinnebeeldig bijwerk, dat inhoudelijk bij de hoofdmomenten van de voorstelling aansluit. Zo kan de hertekop met het grote gewei de vita longa, het ‘langhe leven’, symboliseren dat men het kind toewenst, terwijl het wasbekken en de lampetkan, vanouds reinigingsattributen, de vita activa, het bedrijvige leven, zouden kunnen verbeelden, zoals de spiegel de traditionele tegenhanger daarvan, de vita contemplativa, ofwel het beschouwende leven, kan betekenen. Dit blijft echter tamelijk hypothetisch.Ga naar eind7 Dat het leven in elk geval opvoeding, door middel van onderwijzing, alsmede oefening behoeft, geven de voorstellingen op de beide zijluiken aan. De Onderwijzing op het linkerluik vindt plaats in de vorm van lezen en schrijven, bezigheden die ten nauwste samenhingen met de eerste der vrije kunsten, de Grammatica of Letterkonst. Met zijn voorstelling van het schooltje sloot Dou feitelijk aan bij de traditionele iconografie van de Grammatica: een onderwijzer die omringd is door leerlingen. Ripa schrijft ten behoeve van dit onderdeel (‘Leeringe’) uiteraard weer een allegorische verbeelding voor. Daarvan echter maken enkele elementen deel uit die ook in Dou's realistische interpretatie van het thema een plaats vonden, namelijk de lamp en de kaarsen, die zinnebeeldig zijn voor het licht van het verstand en die de ‘rechten wegh der waerheyt’ wijzen temidden van een ‘groote duysternisse’.Ga naar eind8 De oefening tenslotte wordt vertegenwoordigd door de man die, op het rechterluik, bij kaarslicht een pen zit te versnijden. Ripa geeft twee manieren aan om de Oefening te verbeelden en Dou's voorstelling blijkt in zekere zin verwant te zijn aan de figuur die onder het hoofdstuk ‘Studio, Oeffeningh in de Konsten’ wordt beschreven: ‘Een Iongelinch bleeck van aengesicht, zeedighlijck gekleet, sittende: Hij sal mette slincker hand een open boeck houden, alwaer hy met groot opmercken in siet, hebbende in de rechterhand een schrijfpenne, en ter sijden hem een onsteken Lampe, en een Haene’.Ga naar eind9 Evenmin als de gier zou de aanwezigheid van een haan (teken van ‘wackerheyt’) in de alledaagse omgeving die het schilderij ons toont geloofwaardig zijn geweest. Dou legde de nadruk volledig op de schrijfpen, met name op het versnijden ervan. Zoals blijkt uit de contemporaine literatuur, vooral de emblemataliteratuur, gold deze handeling in de 17de eeuw als metaforisch voor het verstand dat ongeschoold geen waarde bezat, gelijk de pen onversneden onbruikbaar was. De pennesnijder is als het ware het positief van dit denkbeeld en verbeeldt, kortom, de ‘Oeffeningh in de Konsten’.Ga naar eind10 Aristoteles' stelling over natuur, onderwijzing en oefening had betrekking op de opvoeding in het algemeen en had ten doel ‘een mensche volkomen deughdelijck te maecken’. Dou legde in zijn interpretatie van deze stelling ten behoeve van het drieluik een verband met de vrije kunsten, terwijl tijdgenoten van Dou, onder wie Junius en Van Hoogstraeten, de aristotelische trits onderbrachten in de Nederlandse kunsttheorie.Ga naar eind11 Het destijds zo populaire thema van de pennesnijder - wij kennen voorbeelden van verscheidene 17de eeuwse kunstenaars - moet zeker ook in het licht van deze theorie worden gezien. Eén van die voorbeelden is een schilderij van de jeugdige Dou, in opdracht van Rembrandt gemaakt, waarschijnlijk als tastbaar bewijs van de kunsttheorie die de meester zijn leerling voorhield.Ga naar eind12 |
|