Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 82]
| |
[pagina 83]
| |
15 Gerard Dou
| |
[pagina 84]
| |
15c Embleem uit: Andrea Alciati, Emblematum liber, Augsburg 1531
steden en mensen onder invloed van de planeten stonden, dat elk zijn eigen gesternte had.Ga naar eind5 Het geloof in astrologie was klaarblijkelijk zo verbreid dat ook tegenstanders er zich soms niet aan wisten te onttrekken. Zelfs Kepler, die de astrologie een stiefdochter van de astronomie noemde, en diskwalificeerde als ‘dolzinnige apekool’, verklaarde allerlei gebeurtenissen vanuit de planetaire constellaties.Ga naar eind6 Speelde het sterren wichelen in het dagelijks leven dus een enorme rol, aan de andere kant stond het traditioneel bloot aan hevige kritiek. De benodigde argumenten daarvoor werden weer ontleend aan de bijbel. Zo bijvoorbeeld aan Deuteronomium 4:19, waar Mozes waarschuwt tegen de cultus der hemellichamen: ‘Dat gij ook uwe ogen niet opheft naar de hemel, en aanziet de zon, en de maan, en de sterren, des hemels ganse heir; en wordt aangedreven, dat gij u voor die buigt, en hen dient ...’. Dat Johannes Vermeer, in de voorstelling die hij tien jaar na Dou van een astronoom maakte, een schilderij opnam van de Vinding van Mozes lijkt allerminst op toeval te berusten (afb. 15b).Ga naar eind7 Tot de bestrijders van de astrologie behoorden Calvijn, die een Admonitio adversus astrologiam schreef, een waarschuwing tegen de astrologie, en emblemataschrijvers als Alciati (afb. 15c) en Corrozet.Ga naar eind8 Zij werden, aan het einde van de 15de eeuw, voorafgegaan door Sebastian Brant. In diens beroemde Narrenschip, waarvan vier 16de en twee 17de eeuwse Nederlandse uitgaven15d Illustratie uit: Sebastian Brant, Aff-ghebeelde narren speel-schuyt, Leiden 1610
bestaan (afb. 15d), heet het: ‘Die op de Planeten haer gheloove stellen, Moghen wel coopen een cleet met bellen [narrenkleed]’. Afgebeeld zijn een geleerde, en een nar die op de hemel-lichamen wijst. Het commentaar veroordeelt het sterrenkijken vanuit christelijk standpunt: ‘Ten sal dan niet georlooft zijn den Christenen menschen ... t'onderhouden ende te wachten den loop vander manen ende ander Planeten oft sterren / oft der teeckenen vanden hemel bedriechlicheyt om ter goeder uyren / alsoo sy meynen te planten / te saeyen / oft een wijf te trouwen. Het zijn dan grote sotten die hem selven stellen soo seer int bedwanck vanden Astrologien ende Astronomien ...’.Ga naar eind9 Wetenschap en wichelen worden door Brant dus over één kam geschoren. Joris Hoefnagel is als tekenaar even afdoend wanneer hij het sterrenkijken belachelijk maakt op een manier die aan Keplers uitspraak over astrologie als apekool herinnert (afb. 15e). Eén van de apen die hij | |
[pagina 85]
| |
als imitatie-sterrenkundige laat optreden, is voorzien van een passer en hemelbol, dezelfde instrumenten die we ook de jonge astronoom of astroloog van Dou zien hanteren.Ga naar eind10 De mogelijkheid dat Dou met zijn schilderij een bijdrage heeft willen leveren aan de kritische traditie, mag niet geheel worden uitgesloten. Anderzijds zou het heel goed kunnen zijn dat hij met zijn sterrenkijker tegemoet kwam aan de positieve belangstelling voor de astronomie, dan wel inspeelde op de sensaties die hemellichamen soms bij zijn tijdgenoten opriepen. 15e Joris Hoefnagel, Satire op de sterrenkunde. Codex Bocskay, Wenen, Kunsthistorisches Museum
|
|