Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 72]
| |
[pagina 73]
| |
12 Pieter Codde
| |
[pagina 74]
| |
12b Gabriël Metsu, Kunstenaar, die een cello spelende vrouw schildert. Londen, kunsthandel 1949
name de compositie in de beeldende kunst (en bouwkunst) anderzijds.Ga naar eind3 Ook Pieter Codde zal de luit en viool die op de tafel vóór de kunstenaar liggen, stellig met het oog op de zo noodzakelijk geachte harmonie in diens werk in beeld hebben gebracht. Evenals de cello en de viola da gamba komen de luit en viool veelvuldig voor op ateliervoorstellingen.Ga naar eind4 Soms hanteert de schilder, zittend voor zijn ezel, een muziekinstrument in plaats van zijn penseel, zoals bijvoorbeeld op een werk van Jan van Swieten (afb. 12a). Soms is het model van de kunstenaar met een strijkinstrument uitgerust, zoals op een schilderij van Gabriël Metsu waarop een vrouw, vermoedelijk Metsu's echtgenote, een cello bespeelt (afb. 12b).Ga naar eind5 Dankzij Ripa's Iconologia kunnen we concluderen dat hier in 12c Illustratie uit: Cesare Ripa, Iconologia of uytbeeldingen des verstands, Amsterdam 1644
wezen de Harmonie in eigen persoon is weergegeven (afb. 12c).Ga naar eind6 Vanzelfsprekend waren er schilders die in werkelijkheid musiceerden. Bekend is ook de muzikale schilder uit de kunstenaarsbiografie, maar daarin blijft onduidelijk of we met waarheidsgetrouwe informatie of met een anecdotische omzetting van de theoretische overeenkomst tussen beide kunsten te doen hebben. Houbraken vertelt dat Gerard Lairesse het schilderen placht af te wisselen met vioolspel, suggererend dat het strijken, wat wij zouden noemen: de inspiratie ten goede kwam.Ga naar eind7 Veel later zou de Zwitserse schilder Arnold Böcklin (1827-1901) zijn musiceren op vergelijkbare manier motiveren: hij onderbrak zijn werk regelmatig met fluitspel teneinde nieuwe invallen te krijgen.Ga naar eind8 |
|