Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 68]
| |
[pagina 69]
| |
11 Jan van Bylert
| |
[pagina 70]
| |
11b Jacob Gerritsz. Cuyp, Portret van een meisje. Londen, kunsthandel 1973
schrijver verder uit over de krakeling, waarbij hij sterk de nadruk legt op de breekbaarheid en de gekronkelde vorm ervan. De breekbaarheid wordt uiteraard vergeleken met de broosheid van het menselijk leven, maar ook de vorm - ‘ghekrinckelt en ghedraeyt’ - wordt van toepassing gebracht op de mens: ‘zoo zijn wy, ellendighe tacken, naer dat de wortel verdorven was, zoo afgekeert van den hemel, en naer der aerde nedergeboghen, dat de Apostel wel reden heeft gehadt, de natuerlicke menschen te noemen, een krom en verdraeyt gheslachte ...’.Ga naar eind2 Is de krakeling bij de calvinistische moralist De Brune symbolisch voor het vluchtige leven en voor de geestelijk kromgegroeide mens die tussen God en de duivel staat, de populaire jezuïet Adriaen Poirters beweegt zich later op een ongeveer gelijk spoor, wanneer hij het beeld van de krakeling verwerkt in een vertoog over de strijd van de ziel tegen wereld, ijdelheid en duivel. ‘Eylaes! Siel’, schrijft Poirters in 1659, ‘t'is verre van daer dat ons Herte soude wesen soo sterck als steenen, soo hert als metael of ijser, het sou veel eerder ghelijck sijn aen eenen broosen, en kortghebacken kraeckelingh, daer een yghelijck aen treckt, wie daer van het grootste deel, jae wie dat het gheheel sal behouden’.Ga naar eind3 Of Van Bylert, wat deugdzaamheid betreft, een onderscheid heeft willen uitdrukken tussen het ernstige paar achter de tafel, en de nogal frivool aandoende man en vrouw aan de rechterzijde van de compositie, blijft een vraag. De blikrichtingen van beide vrouwen zouden er op kunnen wijzen dat het krakeling trekken moet worden opgevat als een in beeld gegoten symbolische vermaning van het ene paar aan het andere. In elk geval werpt de krakeling van Poirters, maar vooral die van De Brune, in zoverre een verhelderend licht op het tafereel, dat we dankzij deze auteurs kunnen vaststellen dat hier kwesties van goed en kwaad, alsmede de broosheid van het menselijk leven, aan de orde worden gesteld. Mogelijk laten ook nog enkele andere schilderijen - portretten van kinderen met een krakeling in de hand als attribuut, zoals Van Bylerts tijdgenoot Jacob Gerritsz. Cuyp er één geschilderd heeft (afb. 11b) - zich beter begrijpen in het perspectief van Poirters en De Brune.Ga naar eind4 |
|