Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21,91 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[p. 68]



illustratie

[p. 69]

11 Jan van Bylert
Utrecht 1597-1671 Utrecht

Gezelschap
Doek, 90,5 × 119 cm. Gesigneerd
Utrecht, Centraal Museum

De voorstelling van dit schilderij van Van Bylert is uitzonderlijk, de titel die het doorgaans draagt, Vrolijk viertal, krakelingen etend, misleidend. Het gaat hier om een ernstige gedachte waaraan, zij het niet op een vrolijke, dan toch ten dele op een luchthartige wijze vorm is gegeven, een niet ongewone methode in de 17de eeuw. De krakelingen worden niet gegeten, maar in de hand gehouden door drie van de vier weergegeven personen, en verder liggen er nog enkele van deze koeken in een schaal. De man en de vrouw achter de tafel houden samen een krakeling vast, en wel op zo'n manier dat het lijkt of ze hem uit elkaar willen trekken. Door de opbouw van de compositie van het tafereel is het vooral deze handeling, waarop onze aandacht valt.

Gezien de zeldzaamheid van het thema in de schilderkunst, en gezien het feit dat het beeld van handen die aan een krakeling trekken verder alleen voorkomt in de Emblemata van Johan de Brune (afb. 11a), is het aannemelijk dat Van Bylert zich ten behoeve van zijn schilderij op het embleem in kwestie heeft gebaseerd. De Brune's boek verscheen in 1624, het schilderij van Van Bylert dateert uit de eerste helft van de jaren dertig.1

Het trekken aan een krakeling, in de 17de eeuw ook wel ‘treckelingh’ genoemd, geldt bij De Brune als zinnebeeldig voor de mens om wie gevochten wordt door enerzijds de boden Gods en anderzijds de knechten van de duivel, een gevecht dus tussen goed en kwaad: ‘Des mensches leven is een strijd, Die noyt als met den mensch' en slijt’. In zijn ‘Wt-legginghe’ wijdt de

illustratie

11a Embleem uit: Johan de Brune, Emblemata of zinne-werck ..., Amsterdam 1624


[p. 70]



illustratie

11b Jacob Gerritsz. Cuyp, Portret van een meisje. Londen, kunsthandel 1973


schrijver verder uit over de krakeling, waarbij hij sterk de nadruk legt op de breekbaarheid en de gekronkelde vorm ervan. De breekbaarheid wordt uiteraard vergeleken met de broosheid van het menselijk leven, maar ook de vorm - ‘ghekrinckelt en ghedraeyt’ - wordt van toepassing gebracht op de mens: ‘zoo zijn wy, ellendighe tacken, naer dat de wortel verdorven was, zoo afgekeert van den hemel, en naer der aerde nedergeboghen, dat de Apostel wel reden heeft gehadt, de natuerlicke menschen te noemen, een krom en verdraeyt gheslachte ...’.2

Is de krakeling bij de calvinistische moralist De Brune symbolisch voor het vluchtige leven en voor de geestelijk kromgegroeide mens die tussen God en de duivel staat, de populaire jezuïet Adriaen Poirters beweegt zich later op een ongeveer gelijk spoor, wanneer hij het beeld van de krakeling verwerkt in een vertoog over de strijd van de ziel tegen wereld, ijdelheid en duivel. ‘Eylaes! Siel’, schrijft Poirters in 1659, ‘t'is verre van daer dat ons Herte soude wesen soo sterck als steenen, soo hert als metael of ijser, het sou veel eerder ghelijck sijn aen eenen broosen, en kortghebacken kraeckelingh, daer een yghelijck aen treckt, wie daer van het grootste deel, jae wie dat het gheheel sal behouden’.3

Of Van Bylert, wat deugdzaamheid betreft, een onderscheid heeft willen uitdrukken tussen het ernstige paar achter de tafel, en de nogal frivool aandoende man en vrouw aan de rechterzijde van de compositie, blijft een vraag. De blikrichtingen van beide vrouwen zouden er op kunnen wijzen dat het krakeling trekken moet worden opgevat als een in beeld gegoten symbolische vermaning van het ene paar aan het andere. In elk geval werpt de krakeling van Poirters, maar vooral die van De Brune, in zoverre een verhelderend licht op het tafereel, dat we dankzij deze auteurs kunnen vaststellen dat hier kwesties van goed en kwaad, alsmede de broosheid van het menselijk leven, aan de orde worden gesteld. Mogelijk laten ook nog enkele andere schilderijen - portretten van kinderen met een krakeling in de hand als attribuut, zoals Van Bylerts tijdgenoot Jacob Gerritsz. Cuyp er één geschilderd heeft (afb. 11b) - zich beter begrijpen in het perspectief van Poirters en De Brune.4

1
De Brune, 143. De catalogus Keuze uit 10 jaar aanwinsten 1961-1971, Centraal Museum, Utrecht 1971, nr. 21, geeft als datering 1630-35.
2
De Brune, 144-145.
3
[Adriaen Poirters], Het heyligh herte ver-eert aen alle godt-vrughtighe herten voor eenen Nieu-Iaer, Antwerpen 1659, 32. Het trekken aan een krakeling door twee personages komt (als één uit talrijke scènes) ook voor op Bruegels schilderij De Vlaamse spreekwoorden uit 1559, maar de betekenis is hier ietwat anders. Bij Bruegel betreft het een beeld van de persoonlijke baatzucht, het gaat er om wie van de twee weergegeven figuren aan het langste eind trekt. De krakeling op zichzelf blijkt niet essentieel te zijn en bij Bruegels navolgers wordt hij vervangen door een touw of koord. Zie Jan Grauls, Volkstaal en volksleven in het werk van Pieter Bruegel, Antwerpen-Amsterdam 1957, 180-183 (met een onjuiste interpretatie van De Brune).
4
Voor Cuyp, zie cat. Exhibition of paintings by old masters, Brian L. Koetser Gallery, Londen, Spring 1973, nr. 17. In het museum Het Princessehof te Leeuwarden bevindt zich een anoniem 18de eeuws Fries portret van twee meisjes, van wie één een krakeling in de hand houdt.

Vorige Volgende

Over het gehele werk

Jan Baptist Bedaux

P.A. Hecht

Jeroen Stumpel

Rik Vos

Jochen Becker