Tot lering en vermaak
(1976)–E. de Jongh– Auteursrechtelijk beschermdBetekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw
[pagina 36]
| |
[pagina 37]
| |
2 Gerard ter Borch
| |
[pagina 38]
| |
2a Embleem uit: Otho Vaenius, Amorum emblemata..., Antwerpen 1608
2b Embleem uit: Jan Harmensz. Krul, Pampiere wereld, Amsterdam 1644
De 17de eeuwse emblematiek heeft eveneens aandacht geschonken aan het thema van de liefdesbrief. Soms speelt Cupido in eigen persoon daarbij een rol. Bij Vaenius zit hij een dergelijk epistel te lezen in aanwezigheid van een postbode (afb. 2a), bij Krul fungeert hijzélf als bezorger van een liefdesbrief, tot twee maal toe. De ene keer bij een vrouw die door de schrijver gerekend wordt tot de ‘vrijsters die minnen, en hebben geen zinnen’ (afb. 2b), de tweede keer, in Kruls ‘Toneel spel van Rozemond’, als ‘Liefds bode’ die de aan liefdespijn lijdende hoofdpersoon aanbiedt een brief te brengen aan degeen die de oorzaak van haar verdriet vormt (afb. 2c).Ga naar eind6 Er waren in de 17de eeuw ook emblemataschrijvers die scherpe kritiek uitoefenden op de terminologie die verliefden in hun brieven plachten te gebruiken. Johan de Brune bijvoorbeeld hield in 't minst niet van koosnaampjes. Hij somt er een aantal op en zegt: ‘Ick hebbe van een gehoort, die met ernst zulck een op-schrift op een minne-brief stelde: Aen de heylighe Majesteyt van de Coninghinne mijnes herten’.Ga naar eind7 Deze gewraakte aanhef doet overigens denken aan de woorden waarmee een van Bredero's toneelfiguren (Rodderick) een brief aan de door hem beminde vrouw (Elisabeth) begint: ‘Voochdesse van mijn siel! Regente van mijn leven...’.Ga naar eind8 Ook Adriaen Poirters fulmineert tegen amoureus woordgebruik in het briefverkeer: ‘Daer en is hedendaags niet ghemeender als dat de minne-brieven onderteekent worden: Myn Goddin, myn hert, myn ziel, u slaef soo langh als ick leef, tot'er doodt toe, tot in het graf’.Ga naar eind9 De kritiek op deze ‘sotternijen’ wijst er nogmaals op dat het schrijven van minnebrieven in de 17de eeuwse Nederlanden populariteit genoot. 2c Illustratie uit: Jan Harmensz. Krul, Pampiere wereld, Amsterdam 1644
|
|