Ik ben een echt genie. De briefwisseling van Max de Jong en Hans van Straten 1942-1951
(2014)–Max de Jong, Hans van Straten– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam, ca. 4 april 1951Stalinlaan 37 IV A'dam Z
Beste Hans,
Het is nog niet helemaal zeker, dat ik zaterdagmiddag kan komen. Op het ogenblik lig ik namelijk op mijn bed te loeien van de spit in mijn rug. Vertel het maar niet aan Ad den Besten, want die maakt er ongetwijfeld ruggemergstering van. In dat verband wou ik je er even op gewezen hebben, dat je je uitgesproken onsportief gedragen hebt, door dat gerucht van die geslachtsziekte, waarvan Ad den Besten me voorzien heeft, uitgerekend tegenover Evelientje te herhalen. Ik kan moeilijk boos zijn op Ad den Besten, want die schijnt inderdaad in die mening te verkeren en om gevallen, waarvan je het denkt te signaleren, hoef je niet christelijk te zijn, dat doe ik zelf ook. Ik schijn die indruk destijds in Utrecht bij hem gewekt te hebben, door interessant te doen en door mijn deplorabele toestand van toen te romantiserenGa naar eind1. Ik ben er tenslotte doodziek geworden, maar ik kan toch niet tien jaar na dato nog met een doktersattest op mijn buik gaan lopen, dat het toch heus een nephrose met complicaties geweest is. En dan te bedenken, dat het hele gerucht stamt uit een tijd, dat ik gedichten over vrouwen schreef en er dus nog nooit eentje factueel genaaid had. Ik had jou evenwel gevraagd, dit gerucht aan de bron en waar het zich verder verbreid heeft, recht te zetten en niet om het op indirecte wijze verder te colporteren. Maar in een verband als dit worden meteen de beide bezwaren van je persoon acuut, te weten ten | |
[pagina 166]
| |
eerste je literaire voorkeur voor cynisme boven loyaliteit en ten tweede je al even literaire jacht op anecdotes ten koste van de werkelijkheid. Het laatste maakt, dat je - ook al was je literair niet steriel - toch nooit iets zou kunnen schrijven, dat grond haalt. En wat je heilige afkeer van loyaliteit betreft, waar heb je die toch opgelopen? Bij Hermans bijgeval? Bij Du Perron al vast niet! Het kan zijn, dat in de Tranen van de Acacia's de valsheid gepropageerd wordt - empirisch onderzoek heeft me in elk geval geleerd, dat het Land van Herkomst één pleidooi is voor de loyaliteit. En als Gide in dezen soms je leermeester is, dan moet ik er toch op wijzen, dat ook Strouvilhou nou juist niet als voorbeeld bedoeld is. Maar zelfs al was hij dat, dan nog zou het de voorkeur verdienen om zich te bepalen tot de techniek van de smaad en niet te vervallen in die van de laster. Maar om kort te gaan - kijk nou uit en doe niet weer zo lullig. Ik kan met jou toch moeilijk een brouille gaan maken.
Max. |
|