Ik ben een echt genie. De briefwisseling van Max de Jong en Hans van Straten 1942-1951
(2014)–Max de Jong, Hans van Straten– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam, ca. 25 juni 1947Beste Hans, Nee wel godallemachtig - nou zaldie goed worden. Nou heb ìk het gedaan. Om vast te stellen, dat Herfst in HollandGa naar eind1 niet voor de eeuwigheid geschreven is, is waarachtig niet een getalenteerd iemand als ik nodig, dat kan Morriën op eigen houtje ook nog wel zien. Dat ik jou uit paedagogische overwegingen vertel, dat hij volkomen gelijk heeft, wil niet zeggen, dat | |
[pagina 85]
| |
ik dat tegen hem ook gezegd heb. Hij kan dat zelf ook nog wel zien en bovendien heeft hij helaas meer adviseurs dan mij alleen. Mijn gesprekken over jou met Morriën hadden altijd hetzelfde verloop. Morriën: hij heeft in de grond niets te zeggen. Ik: ja, maar hij zegt het zo markant. Morriën en diverse anderen staan dank zij mij in welwillende afwachting tegenover je, je hebt je maar te rehabiliteren met een novelle of zo en zij registreren het. Doe dat dan toch. Dan capituleert De Neve ook. Die is natuurlijk afgegaan op de kritiek van Morriën, want Morriën staat er voor genoteerd, dat hij de kwaliteiten en tekorten van ‘lichte gevallen’ zeer zuiver registreert, maar geloof me, dat je er bij De Neve uitligt heb je aan iets anders te danken, en dat iets heet Lekkerkerker! Die gaf de laatste keer dat ik tegen hem gepraat heb ook zo stevig op je af. Zeg niet dat mijn schaakzet niet zuiver was. De Proloog-redactie heeft onder de tafel gelegen van het lachen om Heet van de naald - welnu, dank zij mijn idee is Proloog overleden. En Borgers c.s. mochten mij wel eens dankbaar zijn!!! Ik heb voor hun provincieblaadje de mogelijkheid aangegeven voor een bestaan in het centrum des lands. Dat dit hele côterietje daarbij haasje-over gespeeld heeft over Columbus, kan ik eerder jou voorwerpen, ik kende ze tenslotte nietGa naar eind2. Het verschijnsel Borgers zit me hoog - het is geen schrijver, het is de zwager van een schrijver! In grote verhoudingen hoort die niet thuis. Verder is mijn indruk, dat drie mensen in Holland aan de literaire slag willen en dus aan politiek doen, te weten Hermans, die over lijken gaat, Fokke S. die misschien ook over andermans lijk gaat en Max de Jong, die bij voorkeur over zijn eigen lijk gaat. Maar schrijf nu eens precies, hoe ‘die Friezen’ over me denken. Alleen Borgers kent me persoonlijk, en dan nog van twee ontmoetingen - als die mij tegenover de anderen als antipathiek kenschetst, sla ik hem nog wel eens een blauw oog. Pas jij zelf overigens op, dat je me niet door verhalen de naam bezorgt van een intrigant te zijn - je weet dat ik van al dat gedonder allang spuugmisselijk ben. Wat doet die Borgers eigenlijk in de literatuur - hij gaat trouwen en is Neerlandicus. Hij speelt dus dubbelspel. Maar schrijf eens, heeft Fokke Sierksma alleen publicaties of ook copy van me gelezen, en vindt hij me ook niets of is het een parti-pris?Ga naar eind3 Wat ik over Morriën schreef is niet belangrijk. Paul heeft hem zo het een en ander gezegd, wat hij zich niet kan laten zeggen - daar is hij nog net te machtig en te belangrijk voor. Dies spreekt Morriën met meer respect over Fokke dan over Paul viel me op, dat is alles. Heb ik je geschreven, dat Greshoff zich zo vleiend over me uitgelaten heeft? Wat onze bloemlezing betreft - jouw lyrisch tekort maakt er toch wel een hachelijke onderneming van. Je ziet de gratie van Aafjes op zijn best niet en ontkent de intrinsieke lyriek van In memoriam van Buning. Ik zit evenwel te springen om je brief over de Faux-monnayeurs - stuur die! Waarom stuur je | |
[pagina 86]
| |
me Hendrik de Vries Tovertuin niet even tegen netto prijs als ik dat vraag? Strekt je invloed zelfs zo ver niet meer? We zullen toch allebei in twee tijdschriften moeten publiceren, te weten Criterium en Podium, en voor zover die obstinaat zijn, in boekvorm. De mogelijkheid van uiteindelijke vertaalbaarheid is de enige troost.Ga naar eind4
Max. |