Amsterdam, ca. 1 mei 1947
Beste Hans,
Hierbij wat copy. Geef het door en houd er oog op, zorg dat ik behoorlijk uitsluitsel krijg en dat het tussen al dat geharrewar door behandeld wordt. Borgers vind ik heel sympathiek. Evenwel moet ik toegeven, dat ik het woord sympathiek tegenwoordig als scheldwoord gebruik. Ik houd niet van die zwijgzame Brahmanen à la Gertrude, ik houd maar van één soort mensen, en wel van mensen, die zo verliteratuurd zijn, dat ze tegenover grietjes met wie ze zich volkomen encanailleren nóg literatuuronderricht geven en die in de vriendenkring helemaal voortdurend uit mekaar dreigen te spetteren van de literaire opmerkinkjes, zoals Jim. Iemand, die überhaupt kans ziet om zich een avond lang niet te laten kennen, is van de verkeerde kant. En als zo iemand dan ook nog toegeeft, geen ambities te hebben - afijn, wie heeft er nou geeneens ambities. Ik genoot van dat opmerkinkje van Huib, dat Greshoff niet snapte, waarom iedereen, die een paar artikeltjes geschreven had, maar direct in een redactie moet zitten. Jij maakt deze fout. Als iemand een milieu vertegenwoordigt, kan hij in een redactie van een centraal orgaan - het milieu hoeft er niet in zijn geheel in te zitten!
Jij moet je boek afmaken, net als ik. Alleen als je op een goed boek kunt wijzen, kun je haasje over springen over anderen, en ze voortdurend pesten met hun onbeschrevenheid. En je moet vasthouden, en je niet van je plaatsje laten duwen. Al was het alleen maar, omdat ik je nodig heb, omdat ik dan weer een paar Morriëns minder hoef te fikfooien en omdat ik zelf nu