Ik ben een echt genie. De briefwisseling van Max de Jong en Hans van Straten 1942-1951
(2014)–Max de Jong, Hans van Straten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Amsterdam, ca. 27 april 1947Beste Hans, Ik dénk er niet aan, om over de kop te slaan - maar ik zál meedoen. Ik heb geen cent meer in huis, en ben dus zeer geremd. Wacht daarom nog even, maar tijg als er nog een stuk of vijf hoofdstukken van mij zijn op Stols af, en peuter dan een voorschot los op jouw naam. Plaats verder een paar lappen van wat ik schrijf in Columbus - dat kan net de reddende druppel gelds opleveren! Ik doe het alleen volgens het systeem van de dubbele notities, volgens dit stereoscopische principe krijgen we het zuiverste beeld. Als ik niet onder jouw hoofdstuk over Du Perron een relativistische opmerking kan plaatsen (en omgekeerd!) is de jus er voor mij af. Voor de lezer is dit trouwens een origineel en boeiend procédé. Houd jij een zorgvuldig en volledig dossier bij van alle correspondentie en bescheiden, deze zaak betreffend, en stuur me van alles wat tot stand komt doorslagen, anders moet ik dubbele opmerkingen maken en word ik gek. Nu nog een paar dingen ter zake. Zoek jij wat van Guido Gezelle uit, die moeten we net zo omlaagdrukken als Perk, het boek moet namelijk in Vlaandren verkocht worden. Er komt een grandioos stuk van mij over Van de Woestijne in. En jij moet een gemeenschappelijk hoofdstuk maken over Richard Minne en Raimond Herreman, dat zijn allebei echtere dichters dan Greshoff. Verder moet er één hoofdstukje in over drie Amsterdammers (Hoornik, den Brabander, Van Hattum), zoek jij de gedichten bij mekaar, dan schrijf ik de enigszins giftige tekst. Maar zoek toch hun beste dingen uit, ze kunnen tenslotte alle drie iéts. En tot slot: tik vast ‘De nederlaag’ uit de Wilde Kim van A. Roland Holst en de hele slotzang van ‘De modderen man’ van de Woestijne - allebei in hun geheel.Ga naar eind1
P.S. Houd Vermeulen er goed buiten, als die zich er mee gaat bemoeien knap ik ogenblikkelijk af! Alleen in de laatste phase laten we hém het kernstuk over Achterberg schrijven met een vervolgstukje van mij. Daar is hij tenslotte competent voor en we vermelden hem dan in het voorwoord even. Zouden we het wat Perk betreft maar niet bij die Scheper laten? Willen we de ruimte nemen voor Slauerhoff en zo dan moeten we uitkijken met die ander klootjes. O ja, vlecht in mijn tekst over Hélène Swarth even in, dat haar hele werk ‘de charme heeft van verbleekte romantiek en ouderwetsigheid’. Is Sierksma dus aan zijn theologisch proefschrift bezig? Greshoff is idolaat van Rodenko, maar van hem geenszins. We kunnen het onbelang van de mindere goden demonstreren door ze met meer in één hoofdstuk te trappen: ‘Perk en Kloos’, ‘Van Eeden en Hélène Swarth’, | |
[pagina 70]
| |
‘Drie Amsterdammers (z.b.)’, ‘R. Minne en R. Herreman’ (al zijn dat wél echte goeie dichters). | |
Mogelijk bijlage bij deze brief:Voorwoord Op deze plaats past het me allereerst, Hans van Straten dank te weten, die gedurende het hele werk mijn linkerhand geweest is. Oorspronkelijk had het boek Van Mei tot mij zullen heten, maar toen Hans erbij kwam, had dit Van Mei tot wij moeten worden, wat taalkundig niet juist is en Van Mei tot ons rijmde niet. Daarom heet het nu anders. In de tweede plaats danken we de heer Stols, die het werk uit heeft willen geven en we hopen dat we zo'n beetje onze procenten krijgen. Uitbetaling moet aan Hans geschieden, om redenen van belastingtechnische aard, maar dat zal de lezer misschien niet interesseren. In de derde plaats danken we de weledelgeboren heer Vermeulen, die zo goed was om maar één hoofdstuk te schrijven, te weten dat over Achterberg. En verder danken we alle auteurs, van wie werk opgenomen werd, want ze zullen zeker niet krijgen wat hun daarvoor toekomt. Maar afijn. De schrijvers |