De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog
(1953)–L. de Jong– Auteursrecht onbekend
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk XIV
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||
en nationaal-socialisten. Op grote schaal beschoten deze lieden, naar men meende, de troepen van het aangevallen land; zij spionneerden en saboteerden; zij gaven tekens; zij wekten verwarring door vergiftigde versnaperingen rond te delen en valse orders en valse geruchten te verspreiden - dat alles in gecoördineerde actie die men als wezenlijk onderdeel zag van het Duitse offensief-van-buiten-af. Vandaar, zoals Tolischus medio Juni 1940 schreef, ‘de trance-achtige zekerheid en dodelijke accuratesse’ waarmee Hitler opereerde; vandaar ‘het verbazing wekkend oprukken van Duitse legers, soms in strijd met alle wetten der militaire tactiek.’ De angst sloeg naar Engeland over waar men in Mei en Juni 1940 reeksen maatregelen nam die op de veronderstelling gegrond waren dat zich oak daar - onzichtbaar nog, maar zij zou bij een Duitse invasie het masker afwerpen! - een machtige Vijfde Colonne bevond; evenals in Nederland, België en Frankrijk werden op de Britse eilanden de Joodse en andere vluchtelingen uit Duitsland als potentiële Vijfde-Colonnisten bij duizenden van hun vrijheid beroofd. De angst sloeg ook over naar de Nieuwe Wereld. Daar, zo zag men het, stonden de Duitsers in Uruguay klaar, een greep naar de macht te doen en bevonden zich overal in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika hun saboteurs en spionnen. En tenslotte manifesteerde diezelfde angst zich opnieuw in 1941 toen, naar men vernam, de Volksduitsers in Zuid-Slavië op aanzienlijke schaalhulp verleenden aan de binnenrukkende Duitse legers en de Volksduitsers in de Sowjet-Unie gereed stonden, ‘op een teken uit Duitsland explosies te veroorzaken.’ Wat is er van dat alles waar geweest? Ziedaar de vraag waarop wij in het tweede deel van ons boek het antwoord zijn gaan zoeken, voorzover dit ons eigenlijke thema, de militaire Vijfde Colonne, raakte. Voor de landen die het slachtoffer werden van Duitse invasies en voor Engeland en Amerika hebben wij alle ons bekende gegevens trachten weer te geven die licht kunnen werpen op de vraag of er een militaire Duitse Vijfde Colonne bestaan heeft en zo ja, hoe sterk en van welke betekenis zij was. Nu zijn er, zal de lezer tegenwerpen, in de over de oorlog handelende hoofdstukken van het eerste deel ook nog andere dan deze landen ter sprake gekomen. Vooral in 1940 werden immers in talrijke, in dit tweede deel nog niet genoemde staten en gebieden veiligheidsmaatregelen genomen om het Vijfde-Colonne-gevaar te bezweren. Is daar ergens een geduchte conspiratie op touw gezet? Dat willen wij kort nagaan.
In Zwitserland stond, vooral vóór de oorlog, een groot deel van de daar gevestigde Rijksduitsers - hun aantal werd van Duitse zijde in 1936 op ‘ver over de 100.000’ geschatGa naar voetnoot1 - vrij onverschillig tegenover de natio- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||
naal-socialistische organisaties. In Bazel was in 1938 één op de twaalf Rijksduitsers lid van enige Duitse organisatie die haar centrum in Duitsland had.Ga naar voetnoot1 Toen de oorlog uitbrak, was nog maar ‘een betrekkelijk gering percentage’ der Rijksduitsers bij de Landesgruppe van de Auslands-Organisation der NSDAP aangesloten.Ga naar voetnoot2 Hitlers overwinningen deden het percentage belangrijk stijgen. De drang tot nationale saamhorigheid bewerkstelligde dat in het topjaar, 1942, ongeveer 25.000 Rijksduitsers lid waren van de alle andere organisaties overkoepelende Deutsche Kolonie. De Auslands-Organisation telde echter slechts 2.400 leden; 6.000 Rijksduitsers waren toen lid van haar vakverbond.Ga naar voetnoot3 Van belang lijkt voorts dat van de 685 in Bazel woonachtige Rijksduitsers die in de loop van de oorlog voor het vervullen van de militaire dienstplicht opgeroepen werden, 260 weigerden op te komen.Ga naar voetnoot4 Van het bestaan van een omvangrijke, gewapende, een staatsgreep voorbereidende Vijfde Colonne is de Zwitserse autoriteiten niets gebleken. De Duitsers hadden vrijwel geen wapenen. Gevaarlijk waren slechts enkele kleine groepjes in hun midden die uit fanatieke nationaal-socialisten bestonden.Ga naar voetnoot5 Deze lieden waren het die zich voor de militaire, economische en poiitieke spionnage leenden die vanuit Duitsland door Abwehr en Sicherheitsdienst geleid werd. Abwehr en Sicherheitsdienst hadden in Zwitserland zelf vertrouwenslieden die ten dele aan het Duitse gezantschap en de Duitse consulaten verbonden waren. Duitse reizigers naar Zwitserland kregen veelal slechts een visum wanneer zij zich bereid verklaarden, over hun waarnemingen rapport uit te brengen.Ga naar voetnoot6 Als spionnen werden ook enkele Zwitserse Nazi's ingezet die naar Duitsland gevlucht waren.Ga naar voetnoot7 Miniem-kleine inheemse Nazi-bewegingen waren er in Zwitserland namelijk bij de vleet. In de regel lagen zij grondig met elkaar overhoop. De onderlinge strijd werd nog feller toen de meeste leiders, voorzover niet gearresteerd, in 1940-1941 gedwongen werden Zwitserland te verlaten; vijf hunner kwamen in November 1941 met steun van Gottlob Berger, de ronselaar voor de Waffen-SS, Duitsland binnen.Ga naar voetnoot8 In wederzijdse vetes verwikkeld, soms gedetailleerde plannen makend voor de bezetting en de gewelddadige gelijkschakeling van Zwitserland, vormden | ||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||
deze politieke emigranten een bron van ergernis voor vele Duitsers die met hen te maken hadden; hun gemeenschappelijke aanhang in Duitsland bleef beneden de 4000 personen.Ga naar voetnoot1 Wat andere Duitse acties betreft, verdient vermelding dat in Juni 1940 een groep van tien Duitse saboteurs van uit Duitsland Zwitserland binnengesmokkeld werd om uit wraak wegens het neerschieten van Duitse toestellen door Zwitsers afweergeschut een aantal Zwitserse toestellen te vernielen. Deze door de Abwehr voorbereide operatie mislukte: alle aanslagen werden verijdeld. Wel werden van Duitse zijde nieuwe maatregelen getroffen om in geval van een gewapend conflict de Zwitserse defensie op aanzienlijke schaal te desorganiseren, maar tot de vorming van groepjes saboteurs op Zwitserse bodem kon men daarbij niet komen.Ga naar voetnoot2 Hitler moest trouwens Zwitserland - ‘dieser kleine Dreckstaat’, zoals Goebbels minachtend schreefGa naar voetnoot3 - militair met rust laten.
In Roemenië wekte eind October 1939 de leider van de Landesgruppe der Auslands-Organisation op grond van ‘directe instructies’ die hij van het Berlijnse hoofdbureau der Auslands-Organisation ontvangen had, zijn kader per brief tot spionnage en contra-spionnage op, zowel op politiek als op economisch gebied.Ga naar voetnoot4 Wegens voortgezette spionnage werd hij in 1941 met tien andere Rijksduitsers, van wie drie Duits consul waren, Roemenië uitgezet.Ga naar voetnoot5 Hij was al eens gewaarschuwd. Zijn brief uit 1939 was namelijk door de Roemeense politie geopend en aan admiraal Canaris voorgelegd die bij het Auswärtige Amt protest had aangetekend.Ga naar voetnoot6 Canaris had met de Roemeense autoriteiten een goede verhouding. Zij stonden oogluikend toe dat de Abwehr na het uitbreken van de oorlog een speciaal contraspionnage- en bewakingsdetachement in het land posteerde om de voor Duitsland vitale petroleum-installaties tegen aanslagen door vijandelijke saboteurs te beschermen.Ga naar voetnoot7 Het detachement dat 200 man teldeGa naar voetnoot8, had in Augustus 1940, toen Hitler op grond van een dreigend gewapend conflict tussen Hongarije en Roemenië de militaire bezetting der petroleumvelden overwoog, zware machinegeweren en lichtere wapens tot zijn beschikking.Ga naar voetnoot9 Voorts mogen wij aanstippen dat in 1940 en 1941, evenals uit Zuid-Slavië, ook uit Roemenië vele honderden Volksduitsers op last van | ||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||
Himmler naar Duitsland gesmokkeld werden om daar toe te treden tot de Waffen-SS.Ga naar voetnoot1
In het Nabije Oosten bestonden de Duitse intriges hoofdzakelijk uit het verlenen van steun aan Arabische nationalisten die het de Engelsen lastig wilden maken. Met sommige Arabische leiders, bijvoorbeeld uit Irak, stonden de Duitsers al sinds het midden van de jaren dertig in contact, met de Groot-Moefti van Jeruzalem sinds Juli 1937.Ga naar voetnoot2 Na het uitbreken van de oorlog was het niet gemakkelijk, hun voldoende hulp te zenden. Kwamen zij in opstand, dan zou Duitsland, aldus een uit Maart 1941 daterende concept-brief van het Auswärtige Amt, gericht aan de Groot- Moefti, hun gaarne militaire en financiële hulp verlenen, voorzover dit mogelijk was. ‘Om de Arabieren in hun voorbereidingen voor een toekomstige strijd tegen Engeland bij te staan, is Duitsland bovendien bereid’, stond in dit document, ‘hun terstond van munitie te voorzien voorzover middelen om deze te vervoeren, gevonden kunnen worden.’Ga naar voetnoot3 Hoe gepast die beperking was, bleek twee maanden later toen in Irak een anti-Engelse rebellie uitbrak. Op 25 Mei 1941 besloot Hitler wapens en gecamoufleerde vliegtuigen en militairen naar Irak te zendenGa naar voetnoot4, maar vóór zijn maatregelen effect sorteerden, was de opstand onderdrukt.Ga naar voetnoot5 In Perzië ontplooide een klein aantal Duitse agenten aanzienlijke activiteit; nog in 1943 werd een dozijn hunner per parachute neergelaten.Ga naar voetnoot6 Afghanistan trachtten de Duitsers tot een aanval op de Engelse posities in Voor-Indië te bewegen; zij hadden geen succes.Ga naar voetnoot7
In Zuid-Afrika werd van Duitse zijde sabotage gestimuleerd. Met de Ossewabrandwag, de extremistische organisatie in het nationalistische kamp die enkele bomaanslagen en brandstichtingen pleegde, stonden de Duitsers van Portugees Oost-Afrika uit in verbinding. In 1941 liet de Abwehr bovendien de Zuid-Afrikaanse zwaargewichtbokser Robey Leibbrandt, fel nationalist, die zich in '39 als vrijwilliger bij de Duitse strijdkrachten gemeld had, met een zeiljacht naar Zuid-Afrika brengen. Leibbrandt vertrouwde er op, in zijn eentje een revolutie te kunnen ontketenen tegen | ||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||
premier Smuts die hij persoonlijk wilde ‘neerleggen’. De met explosieve ladingen gevulde thermosflessen, vulpennen en tandenborstels die hij bij zich had, raakte hij bij een uitputtende tocht door de woestijn kwijt. De Ossewabrandwag die hem als onevenwichtig avonturier beschouwde, weigerde contact. Leibbrandt verzamelde enkele desperado's om zich heen; een half jaar na zijn landing werd hij gearresteerd.Ga naar voetnoot1
In Nederlands-Indië tenslotte, waar men, zoals wij zagen, in Mei 1940 alle Rijksduitsers en talrijke NSB-ers interneerde, bracht een uitgebreid onderzoek door middel van het bestuderen der gevonden archieven en het verhoren der opgepakte personen, ‘niets aan het licht... van een of ander complot dat men bezig zou zijn geweest te ontwikkelen.’Ga naar voetnoot2
٭
De in dit tweede deel bijeengebrachte gegevens die, zoals wij schreven, licht kunnen werpen op de vraag of een militaire Duitse Vijfde Colonne bestaan heeft en zo ja, hoe sterk en van welke betekenis zij was, maken geen aanspraak op volledigheid. Dat mogen zij niet. Slechts een deel van de Duitse archieven is teruggevonden en daaruit zijn tot dusver slechts fragmenten gepubliceerd. Lang niet in alle landen zijn voldoende rapporten en betrouwbare voorstudies verschenen die het trekken van algemene conclusies mogelijk maken; er zijn kroongetuigen die voor altijd verdwenen zijn - er zijn er ook die zich in een ondoordringbaar zwijgen hullen. Toch wil het ons voorkomen dat uit het geheel van het weergegeven feitenmateriaal een beeld oprijst dat, hoe onvolledig ook, in zijn hoofdtrekken allerminst willekeurig is. Het merkwaardige feit doet zich voor dat die gegevens - geput uit de meest verscheiden bronnen, nergens teruggaand op een afgerond en volledig archief, haast altijd brokstukjes van documentatie-materiaal, soms maar schilfers - toch land voor land een zekere innerlijke harmonie vertonen en met elkaar in overeenstemming zijn. Zij geven ons een globale indruk van hetgeen geschied is. Alvorens wij dat land voor land willen nagaan, lijkt het verstandig, te bezien wat ons van enige wezenlijke karaktertrekken gebleken is die | ||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||
internationaal bij grote volksmassa's in het oorspronkelijk beeld van de militaire Duitse Vijfde Colonne aanwezig waren. Men heeft deze Vijfde Colonne als een gigantische samenzwering gezien die door de leiders van het Derde Rijk volgens vast plan gedirigeerd werd, waarbij in Duitsland vrijwel alle instellingen van partij en staat actief en in nauwe onderlinge samenwerking ingeschakeld waren en die buiten Duitsland zoal niet alle, dan toch zeer talrijke Rijksduitsers, Volksduitsers en inheemse nationaal-socialisten en fascisten omvatte. (Deze beide laatste groepen zullen wij gemakshalve in dit hoofdstuk met de benaming ‘fascisten’ aanduiden.) Dit door Rijksduitsers, Volksduitsers en ‘fascisten’ gevormd conspiratief apparaat ging, meende men, tegelijk met en als onderdeel van de aggressie-van-buiten-af tot de grootscheepse aanval-van-binnen-uit over. Dat deze voorstelling van de Duitse Vijfde Colonne met de werkelijkheid in overeenstemming is geweest, is bij ons onderzoek niet aan de dag getreden. Gebleken is wel, dat Hitler persoonlijk van meet af aan op oorlog aangestuurd heeft (‘Het besluit er op los te slaan, was altijd in mij’); gebleken is niet, dat hij daarbij een vast plan volgde. Lange tijd twijfelde hij of hij eerst in het Oosten dan wel in het Westen zou beginnen. Zijn strategie was onsystematisch, veelal ondoordacht, koppig op basis van impulsiviteit. Voor de voorbereiding van het offensief tegen Polen gunde hij zich vijf maanden; onmiddellijk daarna eiste hij een offensief ter bezetting van Frankrijk, België en een deel van Nederland; vervolgens liet hij zich afleiden door een haastig-voorbereid offensief tegen Denemarken en Noorwegen; voor een invasie in Engeland had hij op het beslissend moment niets gereed; Noord- en Zuid-Amerika lagen buiten zijn greep; Griekenland viel hij aan ter ontlasting van zijn Italiaanse bondgenoot; de aanval op Zuid-Slavië moest in anderhalve week uit de grond gestampt worden; het offensief tegen de Sowjet-Unie werd grondig voorbereid, doch met zo weinig kennis van de tegenstander en zo weinig begrip voor de te verwachten moeilijkheden dat Hitler vier maanden na het begin bekende dat hij er misschien nooit aan begonnen zou zijn als hij geweten had wat hem te wachten stond.Ga naar voetnoot1 Gebleken is wel, dat in Duitsland verschillende instellingen van partij en staat bij het ondermijnen van de militaire weerstand van andere landen betrokken waren; gebleken is niet, dat dit voor vrijwel al die instellingen gold. Naast twee, op zichzelf betrekkelijk orthodoxe instituten als het Amt Ausland-Abwehr van het Oberkommando der Wehrmacht en het Auswärtige Amt annex de Duitse buitenlandse dienst zijn wij vooral vier, in wezen politieke instellingen tegengekomen: de Auslands-Organisation der NSDAP, het Aussenpolitische Amt der NSDAP, de Volksdeutsche | ||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||
Mittelstelle en de Sicherheitsdienst; deze vier instellingen zijn typisch geweest voor het nationaal-socialistische Duitsland; ministeries van buitenlandse zaken en militaire diensten voor spionnage, contra-spionnage en het uitvoeren van sabotage-acties hebben bij alle andere oorlogvoerende mogendheden ook bestaan. Gebleken is niet, dat tussen de zes genoemde Duitse instellingen een nauwe, harmonische samenwerking bestond als uitvloeisel van een uit gemeenschappelijk overleg geboren taakverdeling. Hun onderlinge betrekkingen waren gespannen; zij werkten elkaar veelal tegen; zij gunden elkaar geen succes. Men denke aan de twisten tussen Auslands-Organisation en Abwehr die in Nederland en Roemenië, aan de conflicten tussen de Waffen-SS en de Duitse gezant die in Zuid-Slavië aan het daglicht traden. Harmonische samenwerking werd door Hitler ook niet bevorderd; hij hield alle belangrijke beslissingen aan zich. De aanval op Noorwegen bood het typerendste voorbeeld: het door bemiddeling van Alfred Rosenberg, hoofd van het Aussenpolitische Amt der NSDAP, ingediende aanvalsplan-Quisling werd, zonder Rosenberg daarvan in kennis te stellen, na korte tijd verworpen; van de uitvoering van het militaire aanvalsplan werd de opperbevelhebber van de Luftwaffe vijf weken, de minister van buitenlandse zaken vijf dagen van tevoren ingelicht en aan Rosenberg werd in 't geheel niets meegedeeld. Gebleken is wel, dat, in verschillende gevallen, in den vreemde woonachtige Rijksduitsers, meest leden van de Auslands-Organisation der NSDAP, ter voorbereiding of ondersteuning van de Duitse aggressie werkzaam zijn geweest; gebleken is niet, dat zij naar verhouding zeer talrijk waren. Slechts een betrekkelijk gering aantal dier Rijksduitsers was lid van de Auslands-Organisation: 2% in Brazilië, 3% in Zwitserland, 4% in Noorwegen, Nederland en Argentinië, 9% in Chili, 12% in Luxemburg, 15% in Polen. Wij kunnen die cijfers nog aanvullen. Het totaal aantal in den vreemde woonachtige Rijksduitsers stond vóór de oorlog niet met zekerheid vast. In 1937 varieerden de Duitse schattingen van 2 tot 3 millioen.Ga naar voetnoot1 Uit 1929 dateert een lagere, vermoedelijk juistere schatting: 1 ½ tot 2 millioen.Ga naar voetnoot2 Hoe dit zij, begin 1933 waren van de Auslands-Organisation slechts 3.300 in den vreemde woonachtige Rijksduitsers lidGa naar voetnoot3, op 30 Juni 1937 waren het 27.940, op 31 December 1937 30.203, op 30 Juni 1938 30.289, op 31 Maart 1939 (vijf maanden voor het uitbreken van de oorlog) 30.273.Ga naar voetnoot4 Latere cijfers ontbreken. Gebleken is wel, dat in verschillende gevallen leden van Volksduitse | ||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||
minderheden de Duitse aggressie actief gesteund hebben; gebleken is niet, met uitzondering van Polen en Zuid-Slavië, dat deze acties van aanzienlijke omvang zijn geweest. In die twee landen werd na 1938 het Volksduitse gemeenschapsleven door nationaal-socialistische elementen beheerst. In Noord- en Zuid-Amerika had het nationaal-socialisme weinig vat gekregen op de staatsburgers van Duitse afkomst. Met de Volksduitsers in de Sowjet-Unie waren geen verbindingen tot stand gekomen (‘bijvoorbeeld kent een groot deel hunner nauwelijks de naam van de Führer’). Gebleken is wel, dat zich in verschillende gevallen ‘fascisten’ geleend hebben als instrument van de Duitse aggressie; gebleken is niet, dat zij zeer talrijk waren. Soms stonden daartoe slechts de leiders of enkele figuren aan de top (Noorse, Vlaamse, Bretonse, Ierse, Kroatische, Oekraïnse ‘fascisten’) met instellingen van de Duitse staat of van de NSDAP in vaste verbinding; soms hadden die instellingen met bepaalde leden verbindingen gelegd zonder dat dit aan de leiding bekend was (de NSB in Nederland). Gebleken is niet, dat deze Rijksduitsers, Volksduitsers en ‘fascisten’, voorzover zij actief steun verleenden aan de Duitse aggressie, systematisch in nauwe onderlinge samenwerking opgetreden zijn. Men denke aan Noorwegen waar noch Quisling, noch de leider van de Landesgruppe van de Auslands-Organisation precies wist wat te gebeuren stond. In plaats dat de militaire Duitse Vijfde Colonne dus, zoals wij het formuleerden, een gigantische samenzwering geweest is die door de leiders van het Derde Rijk volgens vast plan gedirigeerd werd, waarbij in Duitsland vrijwel alle instellingen van partij en staat actief en in nauwe samenwerking betrokken waren en die buiten Duitsland zoal niet alle, dan toch zeer talrijke Rijksduitsers, Volksduitsers en ‘fascisten’ omvatte, is veeleer gebleken, dat wij deze Vijfde Colonne moeten aanduiden als een relatief ondergeschikt hulpmiddel van de Duitse militaire aggressie, waarvan Hitler, naar hem dat in zijn kraam te pas kwam, gebruik liet maken, waarbij in Duitsland sommige instellingen van partij en staat actief, doch elkaar bestrijdend, betrokken waren en die buiten Duitsland een naar verhouding gering aantal Rijksduitsers, in sommige gevallen weinige, in andere vele Volksduitsers en een over het algemeen gering aantal ‘fascisten’ omvatte. Is dus gebleken, dat de Duitse Vijfde Colonne van aanzienlijk geringere omvang en betekenis geweest is dan men buiten Duitsland tijdens en ook na de oorlog veelal aangenomen heeft - gebleken is ook, dat deze Vijfde Colonne wel degelijk bestaan heeft. Op dit punt moet aan de ontkenningen van leidende figuren van het nationaal-socialistische Duitsland geen enkele waarde toegekend worden. Het wil ons zelfs voorkomen dat men het een opmerkelijk verschijnsel noemen moet dat het Derde Rijk er in zes, zeven jaar tijd in geslaagd is, zulk een Vijfde Colonne te formeren. Landverraad en misbruik van gastvrijheid zijn op aanzienlijke schaal door dat Derde Rijk | ||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||
bevorderd. Vóór de Duitse aggressies hebben zich, naar gebleken is, in bepaalde gevallen Rijksduitsers, Volksduitsers en ‘fascisten’ geleend tot spionnage en sabotage, tijdens de aggressies leenden zij zich tot de strijd met de wapenen naast de aggressor, tot spionnage en sabotage, tot ondermijning van de weerstandskracht van leger en volk van de aangevallen staat en tot directe hulpverlening aan de aggressor tijdens en na de gevechten. Deze vormen van militaire Vijfde Colonne-activiteit hebben zich echter, naar wij zagen, in de verschillende aangevallen staten in verschillende mate, in verschillende dosering voorgedaan. De inzet is ook niet altijd op dezelfde wijze geschied. Het maakte voor de overvallen volkeren geen verschil of het opblazen van een voor de Duitsers belangrijke brug verhinderd werd door Volksduitsers die zich voor het begin der aggressie reeds normaal in de staat bevonden die het slachtoffer dier aggressie werd, dan wel of dat opblazen werd belemmerd door leden van de Abwehr die in burgerkleding doch met een herkenningsteken en in georganiseerd verband tijdens de strijd uit het Duitse kamp de linies of de gevechtszône doorkruisten en ongemerkt hun object wisten te naderen. In beide gevallen werd door de overvallen volkeren van ‘Vijfde Colonnisten’ gesproken. Wij moeten hierbij opmerken dat het begrip van de Vijfde Colonne blijkbaar tweeërlei omvat heeft. Men zou van een interne en een externe Vijfde Colonne kunnen spreken. De interne bevond zich op het moment der aggressie reeds in het aangevallen land, de externe drong tegelijk met of na het begin der aggressie van buiten af dat aangevallen land binnen. De interne pleegde verraad jegens de staat welks burger of gast men was; dat was de ‘echte’ Vijfde Colonne, die met de historische oorsprong van het begrip overeenkwam. Bij de externe Vijfde Colonne ontbrak, wanneer zij althans uit Duitsers, niet uit burgers van de aangevallen mogendheid bestond, het verraadselement; wel werd door haar vaak inbreuk gemaakt op de algemene wetten en gebruiken van de oorlog of zelfs op bepalingen van het Haagse Landoorlogreglement, doch zulks lag meer in de sfeer van ongeoorloofde krijgslist of ongeoorloofde strijdwijze. Vele auteurs op het gebied van het volkenrecht zijn overigens van opinie dat het tot aan het begin van het eigenlijke gevecht geoorloofd is, bij wijze van krijgslist gebruik te maken van de onderscheidingstekenen en het uniform van de tegenstanderGa naar voetnoot1. Dat geschiedde van Duitse zijde herhaaldelijk, maar dergelijke krijgslisten zijn in de tweede wereldoorlog ook door andere mogendheden dan Duitsland toegepast. In de Engelse en Amerikaanse Commando-operaties staken elementen die aan de externe Vijfde Colonne verwant zijn. Pogingen tot sabotage door het uitzenden van agenten | ||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||
werden over-en-weer ondernomen. Dat de onderscheiding tussen interne en externe Vijfde Colonne door de overvallen volkeren niet gemaakt werd en dat zij zich niet verdiepten in de vraag wat volkenrechtelijk al of niet geoorloofd was, sprak vanzelf en is in zekere zin terecht geschied. Beide, interne en externe Vijfde Colonne, waren immers de verraderlijke manifestatie van het onmiskenbaar-aggressieve Duitsland. Vaak echter heeft men tijdens de oorlog interne en externe Vijfde Colonne door elkaar gehaald en aan de eerste, de ‘echte’ Vijfde Colonne toegeschreven, wat in werkelijkheid het werk was van de tweede. Tot deze externe Vijfde Colonne rekenen wij:
Voorzover bij bovengenoemde operaties - waarvoor wij in de voorafgaande hoofdstukken het nodige bewijsmateriaal hebben kunnen aanvoeren-burgers betrokken zijn geweest van de staat waartegen zij zich richtten (dat bleek het geval te zijn in Polen, Nederland, België, de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie), is het element van verraad dat wij voor de interne Vijfde Colonne typerend achtten, mede aanwezig geweest. Alle genoemde operaties werden georganiseerd door de Abwehr. Of men de Vijfde-Colonne-werkzaamheden (hoofdzakelijk spionnage), uitgevoerd door Rijksduitse ambtenaren die in het buitenland normale diplomatieke status hadden, tot de ‘echte’ Vijfde-Colonne-activiteit rekenen mag, lijkt ons twijfelachtig. Wij kwamen gevallen tegen in Denemarken (de luchtvaart-attaché), Noorwegen (de marine-attaché, de lucht- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||
vaart-attaché, de assistent-handels-attaché), Nederland (de militaire attaché, de plaatsvervangende militaire attaché, de marine-attaché, de luchtvaart-attaché), Engeland (de consul-generaal in Liverpool), de Verenigde Staten (de marine-attaché, de consul-generaal in San Francisco) en de Sowjet-Unie (de consulaten, de militaire-attaché, de marine-attaché). Het is alleszins waarschijnlijk dat de spionnage door middel van de buitenlandse dienst uitgebreider geweest is dan wij met de stukken konden aantonen, doch het komt ons voor dat wij haar als een weliswaar ongeoorloofd en ontolereerbaar, doch niettemin normaal verschijnsel moeten beschouwen. De organisatie geschiedde door de Abwehr met inschakeling van het Auswärtige Amt. Enigszins anders ligt, dunkt ons, een geval als dat van dr Butting die voor de vorm als attaché verbonden was aan de Duitse legatie in Den Haag doch in werkelijkheid als hoofd optrad van de gecamoufleerde Landesgruppe van de Auslands-Organisation der NSDAP. Zijn diplomatieke status was schijn; zij was een vorm van bedrog. Een staat die aan buitenlandse militaire attaché's diplomatieke status verleent, weet dat zij hun ogen en oren de kost zullen geven en er naar zullen streven zoveel mogelijk militaire gegevens, ook geheime, te verzamelen. Men zou dit een gebruikelijk misbruik kunnen noemen; Buttings misbruik was ongebruikelijk. In de wijze waarop hij met inschakeling van kaderleden van de gecamoufleerde Landesgruppe spionnage, wellicht ook sabotage, liet plegen, stak een nieuw element. Rest ons de interne, ‘echte’ Vijfde Colonne, die uit ‘gewone’ Rijksduitsers, Volksduitsers en ‘fascisten’ bestond. De activiteiten dier Vijfde Colonne willen wij aldus onderscheiden:
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||
In hoeverre voor deze activiteiten aanwijzingen gevonden zijn, is weergegeven in het Globaal overzicht van de interne militaire Vijfde Colonne, opgenomen op p. 309. Men houde er rekening mee dat de gegevens betreffende de externe c.q. de ‘diplomatieke’ Vijfde Colonne in dit Globaal overzicht niet verwerkt zijn. In het Globaal overzicht leze men niet teveel. Wij konden er slechts in verwerken wat bekend geworden is. Er is meer geschied dan wij weten. Niettemin vertonen, zoals wij reeds zeiden, de gegevens land voor land een zekere onderlinge overeenstemming. Het belangrijkste criterium voor het bestaan van een interne militaire Vijfde Colonne van zekere omvang was het gewapenderhand deelnemen aan de strijd, de vorming van gevechtstroepen die het leger van de aangevallen staat in de rug bestookten. Aanwijzingen dat dit geschied is, hebben wij slechts in Polen en Zuid-Slavië gevonden. In beide landen had bovendien, zoals wij zagen, het nationaal-socialisme in aanzienlijke mate vat gekregen op de Volksduitse organisaties; voorts was, voorzover bekend, in Polen het percentage Rijksduitsers dat lid was van de Auslands-Organisation der NSDAP (15%), hoger dan in enig ander land. Er zijn daarentegen geen bewijzen voorhanden dat, wat de omvang betreft, de interne Vijfde Colonne veel om het lijf heeft gehad in Denemarken, Noorwegen, Nederland, België (met uitzondering van Eupen-Malmédy), Luxemburg, Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten, Midden- en Zuid-Amerika, Griekenland en de Sowjet-Unie. Dat is een opmerkelijk contrast. ‘Mocht blijken’, schreven wij aan het eind van het eerste deel toen wij de voorstellingen omtrent de Vijfde Colonne nog niet op hun waarheidsgehalte onderzocht hadden, ‘dat de Duitse Vijfde Colonne inderdaad een feit is geweest, dan moeten de factoren aangegeven worden die haar ontstaan bepaald en haar ontwikkeling bevorderd hebben.’ Wij stellen ons voor, dit in het derde deel te doen. Kennelijk is de positie der Volksduitsers, ja der Duitsers in het algemeen, in Polen en Zuid-Slavië geheel anders geweest dan in landen als Noorwegen, Nederland, Uruguay, de Sowjet-Unie. De weergegeven feiten betreffende het Vijfde-Colonne-optreden in oorlogstijd willen en kunnen wij plaatsen in een historisch verband dat dieper begrip mogelijk maakt. Ook zal het nodig zijn, de organiserende instellingen die wij zowel met betrekking tot de externe als tot de interne Vijfde Colonne tegenkwamen, in die nadere beschouwing op te nemen. Het zijn: het Amt Ausland-Abwehr van het Oberkommando der Wehrmacht, het Auswärtige Amt, de Auslands-Organisation en het Aussenpolitische Amt der NSDAP, de Volksdeutsche Mittelstelle en de Sicherheitsdienst. Wij zullen hun plaats in het Derde Rijk nader moeten bepalen. Wij zullen bovendien op de structuur, op het wezen van dat nationaal-socialistische Duitsland dieper moeten ingaan - daarvandaan gingen immers de impulsen uit, die in het buitenland | ||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||
de militaire Vijfde Colonne vormden als hulpmiddel bij de militaire aggressie. Om tweeërlei reden zou het onjuist zijn, bij het nader onderzoek de politieke Vijfde Colonne te verwaarlozen. In de eerste plaats ligt het voor de hand, aan te nemen dat de Rijks- en Volksduitse groepjes en groepen die zich er toe leenden, steunte bieden aan Duitslands militaire aggressie, zulks slechts deden als gevolg, als consequentie - uiterste consequentie wellicht - van hun politieke ontwikkeling. In de tweede plaats is het zichtbaar optreden der politieke Vijfde Colonne vóór de oorlog, waarvan wij in de Inleiding bij het eerste deel menigvuldige, zij het toen nog niet critisch onderzochte voorbeelden gegeven hebben, een belangrijke stimulans geweest van de angst voor de militaire Vijfde Colonne die tijdens de oorlog tientallen millioenen mensen deed huiveren. Hiermee raken wij een ander probleem dat zich nu klemmend aan ons opdringt. Er is een opvallend verschil tussen de voorstellingen omtrent de Duitse Vijfde Colonne die wij in het eerste deel van ons boek geschetst hebben en het werkelijk optreden dier Vijfde Colonne zoals wij dat in dit tweede deel hebben trachten te benaderen. Die voorstellingen bleken elementen te bevatten die met de realiteit overeenkwamen. Gebleken is echter ook, dat er vele andere elementen in waren waarvoor wij bij ons onderzoek geen spoor van bevestiging hebben kunnen vinden of waarvan wij reeds de onjuistheid hebben kunnen aantonen. Afgezien van het algemene element dat men in vrijwel alle landen de omvang van de Duitse Vijfde Colonne in hoge mate overschat heeft, kunnen wij nog de volgende specifieke elementen aanhalen, alle voorkomend in het beeld van de situaties tijdens de Duitse aggressies dat wij in het eerste deel geschetst hebben:
Polen
Denemarken
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||
Noorwegen
Nederland
België
Luxemburg
Frankrijk
Brazilië
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||
Sowjet-Unie
Van al deze voorstellingen die tijdens de Duitse invasies in het bewustzijn der overvallen volkeren een belangrijke plaats innamen, geldt, dat wij nergens in ons onderzoek enig documentair gegeven of getuigenis hebben kunnen vinden dat bewees of waarschijnlijk maakte dat de in die voorstellingen gesignaleerde Vijfde-Colonne-activiteiten zich inderdaad in de nuchtere werkelijkheid voorgedaan hebben. Hebben zij wellicht op inbeelding berust? |
|