De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog
(1953)–L. de Jong– Auteursrecht onbekend
[pagina 230]
| |
Hoofdstuk XI
| |
[pagina 231]
| |
een zelfde beperking maakte hij vijf, zes maanden later toen hij er na de overwinning op Polen bij zijn tegenstribbelende generaals op aandrong, nog vóór de winter in het Westen aan te vallen. Medio October gaf hij last tot het uitwerken van een aanvalsplan waarbij in Nederland het Duitse leger aanvankelijk de Grebbelinie niet zou doorbreken; het zou van ‘het politiek en militair optreden der Nederlanders alsmede van de effectiviteit hunner inundaties’ afhangen of en hoe men verder zou gaanGa naar voetnoot1. Om de achter de Maas gelegen linie te bereiken was het intussen wenselijk het opblazen van de bruggen over de rivier te voorkomen. Hitler die van zijn generaals vond dat hun fantasie niet rijk genoeg ontwikkeld was - ‘Ze hadden meer Karl May moeten lezen!’ riep hij omstreeks die tijd uitGa naar voetnoot2 - had er wel een plan voor: men moest een aantal drieste vrijwilligers in Nederlandse dienstuniformen steken, van marechaussées en spoorwegpersoneel bijvoorbeeld: deze lieden zouden de betrokken bruggen bij verrassing moeten nemen. Het hoofd van de Abwehr, admiraal Canaris, ontving opdracht, voor modellen van de betrokken uniformen te zorgen. Zijn vertegenwoordiger in Den Haag kreeg die taak uit te voerenGa naar voetnoot3; daarbij werd, zoals we al in het eerste deel zagen, één transport over de grens in de eerste dagen van November '39 ontdekt, en toen Canaris op de 20ste van die maand tijdens een door een schitterende pleiade van hoge generaals bijgewoonde bespreking in de Reichskanzlei berichtte dat de uniformen gearriveerd waren, zei een der aanwezigen droogjes: ‘Dat staat al in de krant.’Ga naar voetnoot4 Hitler was woedend doch besloot het plan door te zetten: een onnozele democratie zou niet zo spoedig op haar hoede zijn. De Abwehr werd opnieuw aangemaand, ter verovering van de bruggen in Limburg en Zuidoost-Gelderland voor uniformen, valse papieren en manschappen te zorgen, het Oberkommando des Heeres zou de operatie uitwerken.Ga naar voetnoot5 Omstreeks die tijd speelde Hitler ook reeds met andere gedachten. Naaat de luchtlandingsdivisie die al in Polen aan de strijd deelgenomen had, kwam een parachutistendivisie gereed. Eind November overwoog hij, daarmee het eiland Walcheren te bezetten.Ga naar voetnoot6 Zes weken later weer een ander plan: de parachutisten zouden eventueel in het hart van de Vesting Holland landen en in dat geval moest het Duitse leger de Grebbe-Maaslinie zo spoedig mogelijk achter zich laten.Ga naar voetnoot7 Op 17 Januari 1940 ging de Führer een stapje verder: ‘heel Holland’ zou het doel worden van de Duitse aanval.Ga naar voetnoot8 Twee weken later wist hij nog nauwkeuriger wat hij | |
[pagina 232]
| |
wilde: de parachutistendivisie moest het regeringscentrum Den Haag bezetten en terzelfder tijd zou een speciaal afgezant, waarvoor men het oog liet vallen op een gemobiliseerd Duits diplomaat, Werner Kiewitz, een persoonlijke brief overhandigen aan Koningin Wilhelmina, die het gebruikelijk mengsel van dreigementen en vleierijen zou bevatten.Ga naar voetnoot1 Maar had Kiewitz om de nodige pressie uit te oefenen, niet behoefte aan helpers? Generaal Jodl, de voornaamste strateeg van het Oberkommando der Wehrmacht, tekende op 4 Maart '40 in zijn dagboek aan dat ‘Himmler of Canaris’ (dat wil zeggen Sicherheitsdienst of Abwehr) lieden ter beschikking moest stellen, ‘die Den Haag door-en-door kennen. Die naar Wenninger’ (de luchtvaart-attaché) ‘en worden daar door Kiewitz opgepikt.’Ga naar voetnoot2 Aan de vooravond van het Duitse offensief liep het intussen met de missie van Kiewitz spaak. De aanvraag om een visum te zijnen behoeve werd door de Nederlandse legatie in Berlijn en het ministerie van buitenlandse zaken in Den Haag gewantrouwd in verband met tekenen en concrete waarschuwingen dat een Duitse actie komende was; Kiewitz had eerst per trein, later per vliegtuig zullen vertrekken; verlof tot landen werd van Nederlandse zijde geweigerd en het werd de Duitsers duidelijk gemaakt dat men een onder zo vreemde omstandigheden aangekondigde gast duchtig in het oog zou houden.Ga naar voetnoot3 Kiewitz die er in het bijzijn van Hitler op wees dat hij, die overigens nooit een sprong uit een vliegtuig gemaakt had, bezwaarlijk aan de waakzaamheid der Nederlanders zou ontsnappen, indien hij als parachutist in overall met ultimatum bij het Koninklijk Paleis zou dalen, moest op 9 Mei '40 onverrichterzake naar zijn militaire post terugkeren.Ga naar voetnoot4 Op de belangrijke vraag of zich in afwachting van zijn komst reeds speciale agenten van Abwehr of Sicherheitsdienst in de residentie bevonden die, zoals generaal Jodl voor wenselijk had gehouden, Den Haag ‘door-en-door’ kenden, komen wij nog terug. De onderdelen van de Duitse Wehrmacht hadden in de eerste maanden van 1940 hun plannen uitgewerkt. Parachutisten en luchtlandingstroepen zouden de drie om Den Haag gelegen vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg veroveren en vandaar oprukken naar het regeringscentrum teneinde Koningin, ministers en legerleiding definitief uit te schakelen. Er van uitgaande dat dit plan òf niet zou slagen òf dat, zelfs als het slaagde, het Nederlandse leger toch zou doorvechten, werd een krachtig offensief op touw gezet. Een detachement van de Abwehr zou daartoe de brug over de IJssel bij Westervoort trachten te veroveren, andere detachementen zouden de bruggen over het Maas-Waal-kanaal, het Juliana- | |
[pagina 233]
| |
kanaal in Zuid-Limburg en over de Maas van Mook tot Maastricht in handen zien te krijgen. Ter verovering van de bruggen van Nijmegen zouden Rijnaken waarin troepen verborgen waren, proberen, op het aanvalsuur vlak bij hun objecten te zijn.Ga naar voetnoot1 Over alle veroverde bruggen zou een sterke legermacht met steun van vier pantsertreinen de aanval inzetten. Met één stoot zou men benoorden de grote rivieren de Grebbe-linie trachten te doorbreken, met een tweede in het Zuiden via de bruggen van de Moerdijk, Dordrecht en Rotterdam Den Haag pogen te bereiken. Bij de Moerdijk en Dordrecht zou men parachutisten afwerpen, het vliegveld Waalhaven moest met parachutisten en luchtlandingstroepen veroverd worden. Van de Maasbruggen bij Rotterdam diende een infanteriecompagnie zich meester te maken die men met watervliegtuigen vlak bij de bruggen zou deponeren.Ga naar voetnoot2
het duitse offensief - De door de Abwehr gerecruteerde bijzondere eenheden die de bruggen bij de grens moesten veroveren, telden bij elkaar misschien wel een duizend man. Het waren hoofdzakelijk lieden uit Opper-Silezië die onderling Pools dialect in plaats van Duits sprakenGa naar voetnoot3; daarenboven tussen de honderd en tweehonderd Nederlandse staatsburgers. Om hen te ronselen hadden in West-Duitsland gestationeerde officieren van de Abwehr contact opgenomen met zekere Julius Herdtmann, een Rijksduitser van geboorte, die in 1924 het Nederlands staatsburgerschap verworven had. Herdtmann, die in de jaren dertig weer naar Duitsland was vertrokken, was daar leider geworden van een gecamoufleerd verlengstuk van de NSB, de ‘Nationaal-socialistische Bond van Nederlanders in Duitsland’. De meeste leden waren, hoewel formeel Nederlanders, in Duitsland geboren en getogen; van de Bond waren echter ook gedeclasseerde gewone NSB-ers lid die in het Derde Rijk werk waren gaan zoeken. De Bond bezat onder de benaming ‘Sport en Spel’ een soort SA. Met de leider van deze Bond nu, trad de Abwehr in verbinding kort nadat Hitler opdracht gegeven had, de bruggen die tot Zuid-oost-Nederland toegang gaven, door list te veroveren. Voor het z.g. verrichten van politiediensten en het optreden als tolk en gids werden met behulp van Herdtmann leden van ‘Sport en Spel’ geworven die in vier tussen de Rijn en de Nederlandse grens gelegen kampen in diep geheim een militaire opleiding ontvingen. Uit die kampen vertrokken op 9 Mei '40 de detachementen die in het nachtelijk duister over de grens moesten sluipen om in vermomming - als marechaussées met z.g. krijgsgevangenen, als burgers, als spoorwegpersoneel, ja als Nederlandse militairen - hun objecten te naderen en te veroveren.Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 234]
| |
De meeste van deze overvallen mislukten; die op de brug over de IJssel bij Arnhem o.a., doordat het Abwehr-detachement van 25 man uitgedost was in een vreemdsoortig Nederlands uniform met kartonnen helm.Ga naar voetnoot1 Ook de bruggen bij Maastricht konden tijdig tot springen gebracht worden. Voor hun verovering hadden de Duitsers zich bijzondere moeite getroost. Een Rijksduitser die van 1930 tot 1936 als onderwijzer werkzaam geweest was aan de Duitse school te Heerlen en perfect Nederlands sprak, was in November 1939 bij het speciale bataljon van de Abwehr ingedeeld dat zich in de vier bedoelde kampen voor de aanslagen gereed maakte. Tussen December '39 en Mei '40 bezocht hij enkele keren Maastricht waar hij de situatie bij de bruggen zo nauwkeurig mogelijk opnam. Overeenkomstige verkenningen werden door enkele andere leden van het Abwehr-bataljon uitgevoerd. De Abwehr wilde voor de acties gebruik maken van drie groepen: een kleine groep die zich al daags voor de aanval bij de bruggen zou bevinden en die in burgerkleding de overval zou plegen; een grotere groep die, eveneens in burgerkleding, in de avond van 9 Mei bij Aken over de grens zou sluipen en met fietsen Maastricht zou trachten te bereiken; en een nog grotere groep, die in nagemaakte Nederlandse uniformen, vervoerd op vrachtauto's en door militaire motorrijders voorafgegaan, ongeveer twee uur voor het tijdstip van het offensief de grens zou trachten te passeren om zo snel mogelijk naar Maastricht door te stoten. Vrachtauto's en motorrijwielen zouden nagemaakte nummerhorden krijgen. Hoe die er uitzagen, had bovenbedoelde exonderwijzer doorgegeven. Hij had tevens in April 1940 bij een van zijn bezoeken aan Nederland een twintigtal fietsen gekocht die hij in het Deutsche Haus te Bleijerheide opgeslagen had. Uit een der Abwehr-opleidingskampen smokkelde hij tenslotte twee koffers met vijftien pistolen annex munitie, een twintigtal handgranaten, tangen, scheepstouwen, gummiknuppels en licht ontvlambare brandstoffen naar Kerkrade. De koffers werden kort voor de 10de Mei in Wijk bij Maastricht aan de rechteroever van de Maas bij een Rijksduitser ondergebracht die dicht bij de bruggen woonde. In het huis van die Rijksduitser kwam, nadat zij over de grens geslopen was, op de avond van de 9de Mei de kleine groep ‘burgers’ bijeen die de eerste slag moest wagen: een Duits onderofficier en vijf Nederlanders. Er werd zwaar gedronken. Gevolg was dat toen het uur voor het grote waagstuk sloeg, de vijf Nederlanders niet meer tot enige actie in staat waren. Van een Rijksduitser vergezeld (vermoedelijk de gastheer), ging de onderofficier op pad. Bij de Wilhelminabrug werd hij gearresteerd en | |
[pagina 235]
| |
toen hij zijn pistool trok, neergeschoten. Toen later in de ochtend de groep ‘burger’-fietsers en de groep ‘Nederlandse’ militairen-in-vrachtauto's bij de Maas arriveerden, waren de bruggen al tot springen gebracht.Ga naar voetnoot1 Bij andere bruggen had de Abwehr wèl succes; vooral de verovering van de spoorbrug bij Gennep was van belang: daarover reed een Duitse pantsertrein, door een troepentrein gevolgd, Nederland binnen, hetgeen bijdroeg tot de snelle ineenstorting van de Peel-Raam-stelling. Een aantal Nederlandse militairen werd bij al deze overvallen verraderlijk necrgeschoten. De poging tot verovering van de bruggen bij Nijmegen - een operatie die de code-aanduiding Trojanisches Pferd gekregen had - mislukte. De Nederlanders bleken de Rijn zo scherp te bewaken dat de Duitsers met de aken waarin hun troepen verborgen waren, niet de rivier af durfden zakken.Ga naar voetnoot2 Bij de bruggen in Westelijk Nederland slaagde de Duitse opzet. Die bij de Moerdijk en Dordrecht werden door parachutisten veroverd. De bewakingstroepen konden hun objecten niet vernietigen. Het Nederlandse hoofdkwartier had deze Duitse luchtlandingen niet voorzien; de weg via de Moerdijk en Dordrecht wilde men bovendien openhouden voor de verwachte komst van een Frans hulpleger. Aan de bruggen waren derhalve geen ontstekingsladingen aangebracht.Ga naar voetnoot3 Aan de verovering van de Moerdijkbruggen nam een Rijksduits officier deel die vijftien jaar ter plaatse gewoond had.Ga naar voetnoot4 Bij Dordrecht wierpen de Duitsers poppen af om de verdediging in verwarring te brengen, hetgeen succes had: ‘van alle kanten kwamen valse meldingen binnen.’Ga naar voetnoot5 Dezelfde afleidingsmanoeuvre werd bij Rotterdam toegepast waar bij het vliegveld Waalhaven stropoppen aan valschermen daalden.Ga naar voetnoot6 Hier werden de bruggen over de Maas met weinig moeite door de compagnie veroverd die in watervliegtuigen op de rivier neerstreek. Met hun wapenen klauterden de soldaten de wal op. Bewaakt waren de bruggen niet. Dat bij Den Haag de overval met parachutisten en luchtlandingstroepen mislukte, zagen wij reeds in het eerste deel. De Duitsers wisten de vliegvelden Valkenburg, Ypenburg en Ockenburg in korte tijd te veroveren, doch konden er door de snelle tegenactie van Nederlandse reserve-troepen hun posities niet consolideren, laat staan dat zij de ge- | |
[pagina 236]
| |
legenheid kregen bij verrassing de residentie binnen te trekken. De aanval op het hart van het land had intussen voor hen het voordeel dat de Nederlandse legerleiding niet bij machte was, sterke reserves naar de Grebbestelling of naar het Oost- of Zuidfront van de Vesting-Holland over te brengen. Het tegendeel geschiedde. Niettemin werd de Grebbestelling na hevige Duitse aanvallen op de vierde dag van het offensief prijsgegeven; toen bereikten ook in Rotterdam de eerste Duitse tanks de Zuidelijke oever van de Maas. Op Dinsdag 14 Mei 1940 werd het centrum van de grote havenstad door de Luftwaffe gebombardeerd; met de dreiging van andere overeenkomstige bombardementen voor zich en beseffend dat hulp van bondgenoten uitgesloten was, besloot generaal Winkelman, opperbevelhebber van de Nederlandse land- en zeemacht, te capituleren. Slechts in Zeeland zou de strijd voortgezet worden. De beter-geoefende, beter-uitgeruste en beter-geleide Duitse Wehrmacht had in een veldtocht van vijf dagen een snelle en overtuigende overwinning behaald; voor de veronderstelling dat in Nederland woonachtige Rijksduitsers of Nederlandse nationaal-socialisten bij die veldtocht in georganiseerd verband of op aanmerkelijke schaal actieve steun verleend hebben aan de Duitse troepen, ontbreken alle aanwijzingen. Dat willen wij nader toelichten.
٭
onbevestigde berichten - Om te beginnen verdient het feit vermelding dat men in geen van de Duitse documenten die op de voorbereiding van het offensief betrekking hebben, enige passage kan vinden die in de richting van zulk een Vijfde Colonne wijst.Ga naar voetnoot1 Dat de Duitsers voor de verovering van de bruggen in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg Abwehr-detachementen uit Duitsland moesten laten aansluipen, bewijst dat ze deze of dergelijke detachementen althans ter plaatse niet bezaten. Wij gaven weer, dat bij die op de bruggen gerichte operaties gebruik gemaakt werd van verschillende nagemaakte Nederlandse uniformen. Dat ook elders dan bij de grens door de Duitsers misbruik van uniformen is | |
[pagina 237]
| |
gemaakt, is nimmer bewezen. In geen enkel geval staat het vast dat zij in het Westen van het land hun troepen in Nederlands, Engels, Belgisch of Frans uniform gestoken hadden. Evenmin is enig geval bekend waarin hun parachutisten, luchtlandingstroepen of handlangers opereerden in de vermomming van boeren, politie-agenten, postbodes, conducteurs, besteljongens, priesters, nonnen, dienstboden of verpleegsters.Ga naar voetnoot1 Er is voorts geen concreet bewijs dat Duitse parachutisten elders gedaald zijn dan bij de Moerdijk, Dordrecht, Rotterdam en bij de genoemde drie vliegvelden in de omgeving van Den Haag. Wel is mogelijk dat op andere plaatsen ten behoeve van de oprukkende Duitse troepen voorraden per parachute afgeworpen zijn. Men nam in vrijwel alle delen van het overvallen land, vooral echter in grote steden als Amsterdam, Den Haag en Rotterdam aan, dat talrijke helpers van de vijand vanuit hinderlagen op Nederlandse troepen schoten. Ook hiervoor heeft men geen enkel bewijs gevonden. ‘Er kan hier en daar wel eens een enkel schot gevallen zijn’, verklaarde na de oorlog het toenmalig hoofd van de krijgsgeschiedkundige afdeling van de Generale Staf, ‘maar wij hebben geen bewijzen. Wij hebben nergens een positief geval dat men een huis is binnengedrongen, waar mensen gearresteerd zijn, op heterdaad betrapt met wapens of iets dergelijks.’Ga naar voetnoot2 Enkele waarnemingen zijn gedaan die het vermoeden wettigen dat uit Duitse toestellen projectielen afgeworpen werden die, tegen de stenen van een straat of van een huis ontploffend, de indruk wekten dat er geschoten werd, zoals de Duitsers ook bij de strijd te velde gebruik maakten van een doos die, liet men hem vallen, ‘enige stoten als van een mitrailleur [gaf], dan een tijd stil, en dan weer een serie stoten.’Ga naar voetnoot3 Ook werden Pfeifpatronen gebruikt die over de troepen van de tegenstander heengeschoten werden en achter hen ontploften waardoor die troepen dachten dat zij in de rug beschoten werden. De verwarring aan Nederlandse zijde werd door dergelijke hulpmiddelen ten zeerste aangewakkerd. Voor de vrij algemeen verspreide verhalen dat het water of het vlees vergiftigd zouden zijn of dat door de Duitsers en hun handlangers vergiftigde chocolade en sigaretten rondgedeeld werden, is nergens een bewijs gevonden. Er is evenmin enige aanwijzing dat deze en dergelijke verhalen door agenten van de vijand spontaan of in georganiseerd verband verspreid werden, dat er systematisch lichtsignalen gegeven werden, of dat ‘grote figuren in de vorm van een hakenkruis op bepaalde, door de Duitsers blijkbaar aan te vliegen punten’ ingebrand of uitgegraven werden, zoals uit verschillende delen des lands bericht is.Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 238]
| |
Tenslotte is ook voor de berichten dat Duitse vluchtelingen aan het Duitse offensief steun verleend hebben - berichten die er toe bijdroegen dat in Frankrijk en Engeland vele tienduizenden réfugiés geïnterneerd of opnieuw geïnterneerd werden - geen enkele bevestiging gevonden. Laat ons thans na deze inleidende opmerkingen meer in bijzonderheden de situatie in de steden nagaan die men in de Meidagen van '40 als centra van Vijfde-Colonne-actie beschouwde.
rotterdam - Dat aan de Duitse luchtlandingstroepen bij hun opmars van het vliegveld Waalhaven in Rotterdam-Zuid de weg gewezen werd door aldaar woonachtige Rijksduitse burgers, is mogelijk; daaruit mag men nog niet afleiden dat deze vorm van medewerking van tevoren afgesproken was. Men vond hier voorts bij enkele krijgsgevangen Duitse militairen ‘schetsjes van een gebied van 200 bij 200 meter, waarin zij moesten opereren. Daarin stonden bepaalde merktekenen waar zij zich moesten melden.’Ga naar voetnoot1 Ook die aanduiding is te vaag om te mogen concluderen tot afgesproken of te verwachten hulp van de zijde van personen die met de vijand heulden. Tekenend is het dat het op de vitale Maasbruggen een toevallig aanwezig Nederlands politie-agent was die ‘aan de hand van een hem voorgehouden kaart inlichtingen (moest) geven.’Ga naar voetnoot2 Voor de verhalen dat bij de Maas in Duitse of andere schepen of in loodsen van Duitse firma's van te voren wapens opgeslagen waren, ontbreekt elk overtuigend bewijs.Ga naar voetnoot3 Ook voor het optreden van Vijfde Colonnisten tijdens de gevechten in de omstreden stad zijn geen aanwijzingen. ‘Niemand [werd] gevonden die met een geweer of een revolver te pakken kon worden genomen.’Ga naar voetnoot4 Het resultaat van honderden, wellicht duizenden huiszoekingen was negatief.Ga naar voetnoot5 Van belang is tenslotte, dat ook van telefonische mededelin- | |
[pagina 239]
| |
gen, tijdens de strijd van het politiebureau Sandelingeplein in Rotterdam-Zuid naar het militaire hoofdkwartier op de Noorder Maasoever doorgegeven - mededelingen van welke men tijdens en na de oorlog aangenomen heeft, dat er Vijfde-Colonne-actie aan ten grondslag lag - gebleken is dat geen vijandelijk handlanger er iets mee te maken heeft gehad. De telefoonverbindingen tussen Rotterdam-Zuid en de rest van de stad waren niet verbroken; daarvan maakten Nederlandse militairen en burgers gebruik om berichten naar de Noorder Maasoever door te geven. ‘Aldaar heeft men deze berichten niet vertrouwd en gemeend, dat de Duitsers hier achter zaten.’Ga naar voetnoot1
den haag - De situatie in Den Haag is tijdens de Meidagen zo verward geweest dat wij hier nog minder dan in andere gevallen mogen pretenderen, alle berichten en geruchten die van een omvangrijke Vijfde Colonne getuigden, tot volledige klaarheid te kunnen brengen. Enkele negatieve constateringen zijn betrekkelijk eenvoudig. Bewijzen dat op de eerste oorlogsdag inderdaad door Vijfde Colonnisten een poging ondernomen is tot overrompeling van het (uit militair oogpunt weinig belangrijke) hoofdbureau van politie zijn niet voorhanden. Het grote flatgebouw aan de Zeestraat waaruit geschoten zou zijn, werd grondig doorzocht: er werd niets verdachts gevondenGa naar voetnoot2. Evenmin is er enige aanwijzing dat, zoals op de tweede oorlogsdag door het Algemeen Hoofdkwartier bericht werd, ‘in Den Haag woonachtige Duitsers’, die gepoogd hadden naar het centrum, op te rukken, naar een huis aan de Suezkade teruggevlucht waren hetwelk vervolgens met een kanon beschoten werd. ‘Aan de gehele Suezkade’, schrijft de toenmalige burgemeester, ‘was de volgende dag geen enkel huis ook maar enigszins ernstig beschadigd!’Ga naar voetnoot3 Wel zijn er aanwijzingen dat zich op de 10de Mei vóór het begin van de aanval een aantal Duitse agenten in Den Haag bevonden heeft. Wij herinneren er aan dat generaal Jodl op 4 Maart '40 in zijn dagboek aantekende dat Himmler of Canaris lieden ter beschikking moest stellen ‘die Den Haag door-en-door kennen. Die naar Wenninger en worden daar door Kiewitz opgepikt’; voorts, dat in de Meidagen enkele Duitse documenten gevonden werden die op de aanwezigheid van agenten | |
[pagina 240]
| |
schenen te wijzen: een bataljonsbevel waarin o.a. stond dat in het aanvalsgebied ‘Duitse burgers’ met ‘speciale opdrachten’ ingezet waren aan wie op het tonen van een doorlaatbewijs door de troep ‘iedere gevraagde ondersteuning verleend’ moest worden, en een model van zulk een doorlaatbewijs dat van de handtekening van de Duitse divisiecommandant, graaf Sponeck, voorzien was en het nummer 206 droeg. Hoe deze stukken te verklaren? De uit Duitse documentenGa naar voetnoot1 en andere bronnen afkomstige gegevens laten zich tot het volgende beeld combineren. Hitlers bedoeling was, tegelijk met het begin van de aanval het centrum dat leiding moest geven aan het Nederlands gewapend verzet, uit te schakelen. De Koningin, de minister-president jhr de Geer, de minister van defensie Dijxhoorn, en de opperbevelhebber van land- en zeemacht generaal Winkelman, moesten terstond geïsoleerd worden en de in Den Haag gevestigde hoofdkwartieren onmiddellijk bezet. Waar deze personen en instellingen zich op de dag van de overval vermoedelijk zouden bevinden, werd door de Duitse spionnage zo nauwkeurig mogelijk nagegaan. Hitler wenste dat zijn reeds genoemde speciale afgezant, Werner Kiewitz, met een persoonlijke boodschap op het uur van de aanval bij de Koningin zijn opwachting zou maken. Zou de Koningin weigeren, naar medewerking te verlenen tot het staken van de strijd, dan moest zij als krijgsgevangene behandeld worden. Natuurlijk moest men van Duitse zijde verhinderen dat zij kon worden ‘ontzet’. De Duitse troepen die op de vliegvelden bij Den Haag zouden landen, moesten derhalve zo spoedig mogelijk enkele kleine voorhoede-detachementen uitzenden zowel naar de verblijfplaats van de Koningin, van de voornaamste ministers en van de opperbevelhebber van land- en zeemacht als naar de gebouwen waarin de hoofdkwartieren gevestigd waren. Dit was een zaak van snel optreden. Iedere minuut vertraging kon fataal zijn. De Abwehr zorgde er voor dat vanuit Duitsland enkele agenten naar Den Haag gestuurd werden die de voorhoede-detachementen linea recta naar hun objecten konden brengen. Die agenten, als burger gekleed, zouden daarbij als gids optreden.Ga naar voetnoot2 Of verwacht werd dat zij ook op andere wijze steun zouden verlenen aan het overrompelingsplan, bijvoorbeeld door gewapende hulp te bieden hetzij aan gezant Kiewitz, hetzij aan de voorhoede-detachementen, staat niet vast, doch is niet onmogelijk. Dat gezant Kiewitz Den Haag niet op tijd kon bereiken, zagen wij reeds. De agenten waren er echter wèl. | |
[pagina 241]
| |
Welke militaire eenheid het overrompelingsplan moest uitvoeren, staat niet precies vast. Zij heeft wellicht tot het eerste bataljon van het tweede Fallschirm-Jäger-regiment behoord dat op Ypenburg moest landen. Mogelijk is ook dat bij diegenen die het eerst Den Haag moesten binnendringen, de z.g. Einsatzgruppe Feldmann was. Deze Einsatzgruppe die door Hauptmann Adolf von Feldmann, officier van de Abwehr, gecommandeerd werd, bestond uit een staf van één officier en zes manschappen, en vier Trupps, elk van één officier en tien manschappen, bij wie zich nog drie leden van de Geheime Feldpolizei bevonden. Haar taak was, zodra de militaire omstandigheden in Den Haag zulks mogelijk zouden maken, een lange reeks arrestaties te verrichten van personen die er door de Duitsers van verdacht werden, in contact te staan met de Britse of Franse spionnagediensten. De overrompelingsploegen nu, zouden met meegebrachte motorfietsen Den Haag binnendaveren op weg naar hun objecten.Ga naar voetnoot1 De nakomende eenheden moesten om zich snel te kunnen verplaatsen, aan de weg of bij garages auto's vorderen of in beslag nemen. De adressen van 77 garages aan de rand van de stad hadden de Duitsers uit de plaatselijke telefoongids of uit een adresboek bijeengezocht. Het is mogelijk dat met de ‘Duitse burgers’ die ‘speciale opdrachten’ hadden, alleen de uit Duitsland tijdig gearriveerde Abwehr-agenten bedoeld zijn wier eerste taak was, als gids te fungeren. Denkbaar is ook, dat de Sicherheitsdienst agenten in burger naar Den Haag gezonden heeft, bijvoorbeeld teneinde de autoriteiten op wie druk uitgeoefend moest worden, te isoleren vanaf het moment van de eerste landing op de vliegvelden tot aan het ogenblik waarop de overrompelingsploegen hun objecten zouden bereiken - een korte spanne tijds, licht echter een uur of een half uur waarin het gehele plan door snelle tegenmaatregelen van Nederlandse zijde in duigen kon vallen.Ga naar voetnoot2 Wat de Sicherheitsdienst betreft, bezitten wij echter generlei zekerheid. | |
[pagina 242]
| |
Bedoelde agenten moesten zich natuurlijk kenbaar kunnen maken aan alle in Den Haag opererende Duitse militairen. Daartoe dienden de doorlaatbewijzen, Ausweise. Daarvan voorzien zouden zij zich, hoewel in burger, vrij in de door de Duitsers bezette stadsgedeelten kunnen bewegen, ook als er nog gevochten werd, en eventueel de assistentie van de troep kunnen inroepen. Elk Auweis had een controlenummer; vermoedelijk werden zo bezwarende bewijsstukken na afloop van de strijd weer zorgvuldig verzameld. Het lijkt waarschijnlijk dat de Ausweise aan de agenten pas uitgereikt zouden worden door de eerste Duitse militairen met wie zij in contact kwamen. Men kan zich ook voorstellen dat die Auweise mede bestemd waren voor helpers die men ter plaatse eerst zou recruteren. Op het toen nog in Duitsland gelegen hoofdkwartier van de 22ste luchtlandingsdivisie werden op 4 Mei 1940 de plannen met Hauptmann Feldmann en een zekere Hauptmann Nester, commandant van het eerste bataljon van het tweede Fallschirm-Jäger-regiment) besproken. Twee dagen later, op 6 Mei, werden de Ausweise door de divisie-commandant ondertekend. Feldmann kreeg er twintig, Nester zeventig. Honderd-tien werden aan de officieren der overige eenheden verstrekt. De inlichtingenofficier (Ic) van de divisie hield zelf één Ausweis bij zich, no. 206. Deze cijfers behoeven niet in strijd te zijn met de veronderstelling dat het aantal eigenlijke agenten niet meer bedragen heeft dan enkele tientallen. Het is mogelijk dat hun, zoals ook in Maastricht geschied is, hulp is verleend, in de vorm van huisvesting bijvoorbeeld, door in Den Haag woonachtige Rijksduitsers. Bewijzen ontbreken. Zijn wij dus geneigd aan te nemen dat zich in de vroege ochtend van 10 Mei '40 inderdaad in Den Haag een, wellicht enkele tientallen personen omvattende, uit Duitsland gearriveerde Vijfde Colonne bevonden heeft - ten aanzien van het actief optreden dier Vijfde Colonne tasten wij wederom volstrekt in het duister. Wij weten, gelijk gezegd, niet eens of deze agenten van Abwehr (en Sicherheitsdienst?) gewapend waren. Zwaargewapend kunnen zij moeilijk zijn geweest. Hun specifieke taak was, te helpen bij het grote overrompelingsplan. Dat plan mislukte. De Duitsers hadden de grootste moeite, zich korte tijd op de vliegvelden bij Den Haag te handhaven, laat staan dat zij de verblijfplaats van de Koningin en het regeringscentrum wisten te bereiken. Zijn de agenten toen rustig blijven zitten waar zij zaten, of hebben zij individueel of in kleine groepjes enige actie ondernomen? Wij weten het niet.
amsterdam - In Amsterdam is, voorzover bekend, niet één met de | |
[pagina 243]
| |
vijand samenwerkende Vijfde Colonnist op heterdraad betrapt. In het Hôtel de l'Europe waren geen magnesiumbommen verborgenGa naar voetnoot1 en niets bewijst dat de krijtstrepen die men in de laatste oorlogsdagen haastig van straten en muren schrobde, enige militaire betekenis hadden. Met de sirenes van de luchtbescherming is niet geknoeid en de waterleiding is geen ogenblik onderbroken geweest. Voor de berichten, die van het tegendeel gewaagden en daar actie van de Vijfde Colonne achter vermoedden, ontbreekt ieder spoor van bewijs.
٭
de rijksduitsers - Hoeveel personen van Duitse nationaliteit in 1940 in Nederland woonden (Joodse en andere vluchtelingen uit Duitsland niet meegerekend), staat niet met zekerheid vast. In 1930 waren het bijna 102.000.Ga naar voetnoot2 Het is niet onwaarschijnlijk dat dat aantal tien jaar later belangrijk gedaald was, wellicht tot de orde van grootte van 80.000. Slechts een kleine minderheid stond in enig contact met nationaal-socialistische organisaties. In de zomer van 1939 waren 8678 personen aangesloten bij de Sozialabteilung van de Reichsdeutsche Gemeinschaft (het vakverbond van de gecamoufleerde Landesgruppe van de Auslands-Organisation der NSDAP). Aan de nationaal-socialistische gemeenschapsmaaltijden (Eintopfessen), waarvoor grote propaganda gemaakt werd, namen twee maanden vóór de Duitse invasie in bij elkaar 38 plaatsen 6348 personen deel, mannen, vrouwen en kinderen.Ga naar voetnoot3 Bohle beweerde op 24 Mei '40, dat hij 3000 Parteigenossen in Nederland had.Ga naar voetnoot4 Het getal is vermoedelijk aan de hoge kant, doch van de goede orde van grootte.Ga naar voetnoot5 Butting, die in de herfst van 1937 de leiding der Reichsdeutsche Gemeinschaft op zich nam, was over de nationaal-socialistische strijdbaarheid van zijn relatief gering aantal partijgenoten in Nederland niet bijster te spreken. Hij noemde hen in Februari '38 ‘grotendeels zeer bedeesd en angstig.’Ga naar voetnoot6 Hij had, toen in Januari 1938 de Nederlandse troonopvolgster geboren werd, gelast dat de Rijksduitsers de hakenkruisvlag zouden uitsteken. Mistroostig moest hij berichten, dat slechts 6 à 700 personen aan zijn oproep gevolg gegeven haddenGa naar voetnoot7. Reeds in het licht van deze cijfers zijn de na de invasie geuite opvatting- | |
[pagina 244]
| |
en, dat ‘tienduizenden Rijksduitsers zich plotseling als aanvalsformatie ontpopt’ hadden en ‘met de furie van derwisjen’ hun gastheren hadden beschoten, weinig aannemelijk. Het optreden van in Nederland woonachtige Rijksduitsers als guerrillastrijders of saboteurs staat in geen enkel concreet geval vast.Ga naar voetnoot1 Van gewapend verzet tegen hun internering is nergens iets gebleken. Hun arrestatie verliep op 14 Mei '40 in Rotterdam bijvoorbeeld ‘zonder tegenstand; zelfs kwamen meerdere Duitsers zich vrijwillig melden.’Ga naar voetnoot2 Het is daarentegen wel een feit dat op vele plaatsen de binnenrukkende Duitse troepen door Rijksduitsers hartelijk toegejuicht werden en dat et Rijksduitsers waren die na de strijd onmiddellijk hun diensten aanboden om als gids of tolk op te treden of verversingen klaar te maken.Ga naar voetnoot3
dr otto butting - Hoe onwaarschijnlijk het ook is dat de overgrote meerderheid der Rijksduitsers enige directe steun verleend heeft aan de Duitse operaties, een aantal hunner was niet ongevoelig voor de impulsen in die richting die van de leider der Reichsdeutsche Gemeinschaft, Otto Butting, uitgingen. Butting was een felle partijman, die brandde van begeerte, de expansie van het nationaal-socialistische Duitsland te bevorde- | |
[pagina 245]
| |
ren. In Nederland voelde hij zich niet als gast doch als veroveraar. Spionnage door Rijksduitsers werd actief door hem aangemoedigd. Daarvan kunnen niet minder dan drie concrete voorbeelden gegeven worden. Eind 1938 werd in Berlijn besloten, de in den vreemde werkende Duitse dienstmeisjes naar Duitsland terug te halen waar een tekort aan arbeidskrachten bestond. In Nederland werkten ongeveer 3500. Zij hadden de legatie van hun adreswijzigingen op de hoogte moeten houden, doch een derde hunner had dat verzuimd: hen kon men niet oproepen om op spoedige terugkeer naar Duitsland aan te dringen; van degenen die wel opgeroepen werden, gaf een vierde aan de oproep geen gehoor, en bij de meisjes die tenslotte verschenen, waren er velen die hemel en aarde bewogen om in Nederland te mogen blijven waar het hun goed beviel. Er werd ‘een vloed van verzoekschriften... aan alle mogelijke bureaux (verzonden), talrijke zelfs aan de kanselarij van de Führer’.Ga naar voetnoot1 Zulk een geestesinstelling van deze, voor een aanzienlijk deel Katholieke meisjes was Butting onbegrijpelijk. Hij stelde in Februari '39 gezant Zech von Burkersroda voor, ‘alle Duitse meisjes langzamerhand tot de terugkeer te bewegen, voorzover zij niet bij Rijksduitsers tewerkgesteld zijn of wegens hoge leeftijd in Duitsland ondersteund zouden moeten worden of tenslotte in aparte gevallen emplooi gevonden hebben bij politieke persoonlijkheden die voor Duitsland van bijzonder belang zijn.’Ga naar voetnoot2 Buttings intentie, die laatste meisjes voor spionnage-doeleinden te gebruiken, is onmiskenbaar. Dat hem dat ergens gelukt is, staat niet vast. Een overeenkomstige intentie bleek van Buttings kant toen hij, nauwelijks was de tweede wereldoorlog uitgebroken, de Abwehr aanbood, met een eigen organisatie scheepsspionnage in Nederland te bedrijven. De verbindingsman van de Abwehr bij de leiding der Auslands-Organisation, Heinz Cohrs, berichtte hem echter dat de Abwehr zijn diensten niet nodig had: voor scheepsspionnage in Nederland was al gezorgd. Butting werd verzocht, zijn ‘organisatie’ ter beschikking te stellen van de Duitse marine-attaché.Ga naar voetnoot3 Of Butting dit verzoek ingewilligd heeft, is niet bekend. Het lijkt waarschijnlijk dat hij, eerzuchtig fanaticus als hij was, in elk geval ook eigen wegen insloeg. Van de voornaamste plaatselijke functionarissen van de Reichsdeutsche Gemeinschaft - derde geval! - eiste hij, dat ze hem alle gegevens die van militair belang konden zijn, deden toekomen. Hij verwerkte ze tot rapporten voor Cohrs die hij, gebruik makend van zijn diplomatieke immuniteit, over de grens naar het Duitse Kleef bracht om ze daar naar Berlijn te posten. Butting had in Kleef een eigen postbus. Van zijn berichten aan Berlijn kreeg Schulze Bernett, de Haagse vertegenwoordiger van de Abwehr, afschrift. Een van die aan Cohrs gerichte enveloppen was het die - zoals wij in het eerste deel ver- | |
[pagina 246]
| |
meldden - begin April '40 in Voorburg op straat gevonden werd. De inhoud van deze enveloppe doet vermoeden dat het aantal personen dat Butting tot spionnage had weten te bewegen, niet hoger was dan enkele tientallen, wellicht weinig meer dan twintig; een tweede aanduiding in die richting wordt gevormd door het feit dat zekere Ernst Heinrich die na Buttings overhaast vertrek de leiding van de Reichsdeutsche Gemeinschaft overnam, aan een bedrag van fl 300 genoeg had ‘om de uitgaven te vergoeden die de met het Abwehr-werk belaste partijgenoten verricht hebben.’Ga naar voetnoot1 Voorts verdient vermelding dat Butting zich bij de leden van de Duitse legatie, in het bijzonder ook bij de Abwehr-man Schulze Bernett zo gehaat gemaakt had dat zij, toen hij kort na de capitulatie weer in Den Haag kwam opdagen, van de gelegenheid gebruik maakten, hem zonder pardon over de grens te zetten ondanks protesten van Butting waarbij deze ‘liet doorschemeren dat een aantal sabotage-daden die door Duitsers in Nederland verricht waren en die zeer tot het welslagen van de Duitse veldtocht bijgedragen hadden, door hem georganiseerd waren.’Ga naar voetnoot2 Het is niet uitgesloten dat dit pocherij is geweest; denkbaar is ook, dat men deze uitlating in verband moet brengen met de op 7 Mei '40 geconstateerde vernieling van een sluis bij de Grebbe-stelling waardoor een deel van het inundatiegebied droog viel - een zaak die van Nederlandse zijde nimmer geheel opgehelderd is.Ga naar voetnoot3
spionnage door de abwehr - Onze algemene indruk dat slechts een relatief gering aantal in Nederland woonachtige Rijksduitsers deelgenomen heeft aan tegen Nederland gerichte spionnage of sabotage, wordt bevestigd door wat van de Abwehr bekend is. De gegevens zijn, dat zij erkend, verre van compleet. Spionnage is nu eenmaal een geheim bedrijf; in geen enkel land heeft men van de Duitse spionnage alle bijzonderheden ontdekt, laat staan gepubliceerd. Wat Nederland betreft, vermeldden wij reeds dat tot de Duitse legatie in Den Haag een officier behoorde, G.W. Schulze Bernett, die vertegenwoordiger was van de Abwehr, beter - om de officiële naam te gebruiken -: het Amt Ausland-Abwehr van het Oberkommando der Wehrmacht. Van 1920 tot 1935 had Schulze Bernett in Nederland gewoond: hij kende het land uitstekend. Toen hij in September 1938 aan de legatie toegevoegd werd, was, zoals in dergelijke gevallen meer voorkomt, tussen de Nederlandse en Duitse militaire inlichtingendiensten afgesproken dat Schulze Bernett niet tegen Nederland en de Nederlandse militaire attaché in Berlijn, | |
[pagina 247]
| |
kolonel G.J. Sas, niet tegen Duitsland zou spionneren. Schulze Bernett heeft herhaaldelijk verklaard zich aan die afspraak gehouden te hebben; gezant Zech seinde op 17 April '40 het Auswärtige Amt dat Schulze Bernetts werk ‘er thans voor een niet onaanzienlijk deel uit bestaat, militaire informatie over Nederland te verzamelen en door te geven.’Ga naar voetnoot1 De Duitse bankier A. Flesche te Amsterdam die aan de vooravond van de invasie gearresteerd werd, was Schulze Bernetts plaatsvervanger. Afgezien van Nederland werkte Schulze Bernett in elk geval ook tegen Engeland en Frankrijk. In dit verband zij vermeld dat de Abwehr na het uitbreken van de oorlog op Nederlandse bodem met behulp van enkele Nederlanders explosieve ladingen aan boord trachtte te smokkelen van Engelse schepen waarbij ook gepoogd werd ontevreden Brits-Indische schepelingen in te schakelen.Ga naar voetnoot2 De militaire routine-spionnage tegen Nederland werd vanuit Duitsland gedirigeerd, en wel door verschillende in West-Duitsland gevestigde bureaux van de Abwehr. Na de mobilisatie van het Nederlandse leger werd vooral getracht, agenten te werven onder de vaak al sinds lang in Duitsland wonende Nederlandse staatsburgers die in Nederland in dienst moesten treden. Dat streven had in enkele gevallen succes,Ga naar voetnoot3 waarna in de eerste maanden van '40 de Nederlandse militaire autoriteiten die dit voor de hand liggende lek wilden stoppen, er toe overgingen de betrokken gemobiliseerden alle naar Duitsland terug te zenden.Ga naar voetnoot4. De spionnage-berichten betreffende Den Haag en omgeving waren voor de luchtlandingsdivisie die de residentie veroveren moest, natuurlijk van eminent belang. De inlichtingen-officier (Ic) van deze divisie bewaarde ze in een map die buitgemaakt werd. Men komt daarin een aantal agenten, V-Männer, tegen; hun aantal wordt niet gespecificeerd doch men krijgt de indruk dat het hoogstens enkele tientallen zijn geweest. Men vindt voorts overvloedige bewijzen voor de drukke spionnage die door de Duitse militaire attaché in Den Haag, door zijn plaatsvervanger, en door de luchtvaart-attaché bedreven werd; deze lieden gaven op kaarten-Cito-kaarten die men in iedere boekhandel kon kopen - de huizen van de ministers De Geer en Dijxhoorn aan, de bunker bij de verblijfplaats van de Koningin in Scheveningen, de voornaamste openbare nutsbedrijven en de militaire hoofdkwartieren. Het was de plaatsvervangend-militairattaché Otzen die op 9 April '40 berichtte dat het Prinselijk paar meestal in Soestdijk verbleef en dat hij er nog niet in geslaagd was, de woning vast te stellen van de opperbevelhebber van land- en zeemacht, generaal | |
[pagina 248]
| |
Winkelman. Otzen en Wenninger, de luchtvaart-attaché, waren het die in Meldungen, waarvan de laatste op 9 Mei in Berlijn ontvangen werd, berichtten wat men, in een auto rondrijdend, in de kuststrook, in Den Haag en Leiden, ja bij de Moerdijk en Schiphol had kunnen waarnemen. Van belang is voorts dat men aan Nederlandse zijde niet altijd voldoende maatregelen nam, of kon nemen, teneinde te verhinderen dat Duitsers verkenningen uitvoerden. De stellingen in de Grebbe-linie werden in verband met het ontbreken van de staat van beleg door ‘hele gezelschappen, soms rondgeleid door de commandant’, bezichtigdGa naar voetnoot1 en ‘verschillende Duitsers’ woonden in het stellinggebied of ‘bezochten het’Ga naar voetnoot2; de chef van de staf van een van de Duitse divisies die de Grebbelinie moest forceren, is vermoedelijk persoonlijk in civiel enkele weken tevoren de situatie gaan opnemenGa naar voetnoot3; de inlichtingen-officier (Ic) van de staf van de legergroep die door Limburg moest heenstoten, is in burger een kijkje gaan nemen in VenloGa naar voetnoot4; daar, aan de Maas, kon men ‘van een schip af gemakkelijk de plaatsen en zelfs de schootsvelden der kazematten... vaststellen.’Ga naar voetnoot5 En tenslotte werden tot vlak vóór de inval door de Duitsers talrijke verkenningsvluchten boven Nederland uitgevoerd, tot op 8 Mei '40 toe.Ga naar voetnoot6 Op 9 Mei verzamelde de Duitse generaal die Rotterdam veroveren moest, alle officieren en onder-officieren die bij de eerste stoot betrokken waren, ‘rond een grote zandbak, waarin het vliegveld Waalhaven, dat wij door luchtfoto's tot in alle bijzonderheden voor ogen hadden, de route door Rotterdam, de twee bruggen over de Maas en het Noordelijke voorterrein, het bruggehoofd, aangegeven werden.’Ga naar voetnoot7 Zo kan men, globaal gesproken, de locale kennis waarover de Duitsers tijdens hun offensief beschikten, verklaren zonder dat men zijn toevlucht hoeft te nemen tot de hypothese dat op zijn minst honderden in Nederland woonachtige Rijksduitsers een spionnerende Vijfde Colonne gevormd hebben, - hypothese die trouwens in geen der oorspronkelijke Duitse stukken welke men gevonden heeft, bevestiging vindt.Ga naar voetnoot8 | |
[pagina 249]
| |
nederlandse nationaal-socialisten - Wat de Nederlandse nationaal-socialisten betreft, maakten wij er reeds melding van dat honderd tot tweehonderd, in Duitsland woonachtige en daar ook grotendeels geboren en getogen leden van de NSB zich geleend hebben tot deelneming aan de verraderlijke overvallen op de bruggen langs het Zuidelijk deel van de Duitse grens. Toen Mussert daar later van vernam was hij hogelijk onthutst. Herhaaldelijk sprak hij van ‘een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de beweging.’ Dit hoogverraad ging hem te ver. De leider van de NSB hoopte overigens wel na een militaire strijd in West-Europa aan de macht te zullen komen. Hij voorzag het Duitse offensief. In Januari '40 hadden twee agenten van de afdeling van de Abwehr die contact met ontevreden minderheden onderhield, Bodens en Neumeister, hem gepolst, wat de NSB zou doen als de Duitsers over de grens trokken. Mussert had geantwoord dat de NSB Nederland niet in de rug zou aanvallenGa naar voetnoot1. Dat impliceerde de mogelijkheid van een passieve houding - mogelijkheid die door Mussert in zijn berucht interview van eind April '40 opnieuw aangeduid werd toen hij op de vraag hoe zijn leden zich in geval van een Duitse invasie gedragen zouden, antwoord gaf door de armen over de borst te kruisen en in zijn stoel achterover te leunen. Intussen is er geen enkele aanwijzing dat enige Duitse instantie Mussert op welke wijze ook in de militaire plannen betrokken heeft. In Januari '40 regelde Mussert hoe hij, als het oorlog werd, bij een NSB-er in het Gooi zou onderduiken. Het besluit zulks te doen, nam hij toen hij op 9 Mei ‘in de courant las, dat de Nederlandse gezant in de Verenigde Staten belast was met de uitbetaling van de tractementen van de Nederlandse ambtenaren in het buitenland’, waaruit hij ‘begreep... dat de oorlog dus op de drempel stond.’Ga naar voetnoot2 Pas in de vroege ochtend van 10 Mei verliet hij zijn woonplaats Utrecht. Met Duitsland en de Duitsers had Mussert niet veel contact gehad. Hij had in 1936 een bezoek gebracht aan Berlijn waar hij door Hitler ontvangen was; ‘voor het eerst in mijn leven iemand ontmoet waarvan ik de meerderheid onmiddellijk erken’, schreef hij in dagboek-aantekeningen, Ook met Goebbels en Goering sprak hij. Tot practische samenwerking die iets om het lijf had, kwam het echter niet; zulks was van Duits standpunt uit ook niet nodig: de organen der NSB namen uit zichzelf de parolen van het Reichsministerium für Volksaufklärung und Propaganda over. Bij de rasechte nationaal-socialisten had Mussert trouwens geen goede | |
[pagina 250]
| |
pers. Butting vond hem slap en onzeker en noemde het gros van de leden van zijn beweging ‘burgerlieden die hun bedaagde rust niet opofferen omdat het hun economisch nog vrij goed gaat.’Ga naar voetnoot1 Mr M.M. Rost van Tonningen, Musserts verbindingsman voor Duitsland, was een fellere figuur. Hij stond sedert het midden van de jaren dertig met Himmler in contact en wist, lid van de NSB geworden, de Duitsers er toe te bewegen, het Nationale Dogblad waarvan hij hoofdredacteur was, goedkoop papier te leveren en de plaatsing van advertenties door Duitse firma's te bevorderen.Ga naar voetnoot2 Bewijzen dat hij bij de Duitse militaire plannen betrokken was, zijn niet voorhanden. Rost vreesde dat een Duitse invasie de kansen voor het nationaal-socialisme in Nederland grondig zou bederven, en er zijn verschillende, gelijkluidende getuigenissen dat hij dat argument begin Maart '40 persoonlijk onder de aandacht van Himmler bracht.Ga naar voetnoot3 Het is geenszins ondenkbaar dat er in de NSB enkele personen zijn geweest - men denke aan J.H. Feldmeijer, later Voorman van de Germaanse SS in de Nederlanden - die in geval van oorlogshandelingen een actiever rol wilden spelen dan Mussert en Rost van Tonningen voor wenselijk hielden, en er is een enkele aanwijzing dat overeenkomstige figuren te vinden waren bij de extremisten van kleinere nationaal-socialistische bewegingen zoals de Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiders Partij van Kruijt en de dito-beweging van dr van Rappard. Veel had dit alles niet om het lijf. Gelijk reeds opgemerkt is, heeft men voor de veronderstelling dat Nederlandse nationaal-socialisten als burgers in groten getale en in georganiseerd verband de Nederlandse troepen beschoten hebben, nimmer enig bewijs kunnen vinden. Wat de gemobiliseerde NSB-ers betreft, verdient vermelding dat ‘van verraad, gepleegd door officieren, onder-officieren en soldaten van het Nederlandse leger geen feitelijke gegevens bekend zijn geworden.’Ga naar voetnoot4 Over overste Mussert, kantonnementscommandant te Dordrecht, broer van de leider der NSB, die op 14 Mei 1940 doodgeschoten werd, deden verschillende verhalen de ronde die wèl op verraad schenen te wijzen. Bij onderzoek kon men ‘geen enkel geval positief bewijzen.’Ga naar voetnoot5 Een militair deskundige noemde hem ‘buitengewoon warhoofdig’Ga naar voetnoot6, de burgemeester van Dordrecht was er van overtuigd ‘dat de heer Mussert met hart en ziel Nederlands soldaat was.’Ga naar voetnoot7 Van het optreden van NSB-ers als gids voor de Duitse troepen worden, afgezien van | |
[pagina 251]
| |
‘de zwarte bladzijde’ aan de grens, in de litteratuur slechts enkele voorbeelden vermeld.Ga naar voetnoot1
٭
In de voorstellingen omtrent het grote Duitse offensief van 1940 in België en Frankrijk speelde de Vijfde Colonne een minder centrale rol dan in die betreffende de Duitse acties in Noorwegen en Nederland. Men zag in de Westerse wereld vooral Noorwegen als slachtoffer van een sluwe, zorgvuldig voorbereide samenzwering die als het ware een poort wijd opende waardoor de Duitse strijdkrachten slechts behoefden binnen te marcheren. Ook in Nederland hadden, meende men, verraad, spionnage en sabotage een vitale rol gespeeld; de berichten luidden immers dat het Nederlandse leger in de rug was aangevallen door duizenden, wellicht tienduizenden Duitse en Nederlandse nationaal-socialisten, samenwerkend met in onopvallende kledij gestoken Duitse parachutisten. Hoe verward in Mei en Juni 1940 het nieuws uit België en Frankrijk ook was, het accent lag niet zozeer bij de ongrijpbare Vijfde Colonne als wel bij de militaire operaties in eigenlijke zin. Men besefte dat de Duitsers, ofschoon zij, naar men meende, hulp van handlangers ontvingen, hun overwinning in de eerste plaats te danken hadden aan hun militaire superioriteit. ‘De vijfde kolom bestond slechts uit enkele eenlingen’, verklaarde de Belgische regering kort na aankomst in Londen, doelend op de inheemse fascisten; ‘haar werking heeft zich niet kunnen laten voelen’Ga naar voetnoot2, en in de Times verscheen al op 1 Juni '40 een artikel, gebaseerd op persoonlijke mededelingen van verschillende Belgische officieren, die het er over eens waren dat de Vijfde-Colonne-activiteit ‘over het algemeen te verwaarlozen was geweest’.Ga naar voetnoot3 Wat Frankrijk betreft, is het opvallend dat men de Vijfde Colonne waarvan in Mei en Juni '40 radio en pers dagelijks gewaagden, in de serieuze studies over de strijd van 1940 niet meer tegenkomt. Toen op 25 Mei '40 een Frans stafofficier, verslag uitbrengend aan het Franse oorlogskabinet, zijn indrukken weergaf en ze herhalen moest omdat Pétain hem door zijn doofheid niet had kunnen volgen, zei hij samenvattend: ‘Meneer de maarschalk, het Duitse leger van 1939 heeft het Franse leger van 1920 verslagen.’Ga naar voetnoot4 Dat inzicht kwam meer-en-meer in de voornaamste na-oorlogse geschriften over de strijd van '40 tot uiting. Hoe sterker men over de neder- | |
[pagina 252]
| |
laag nadacht, des te dieper zag men haar geworteld in Frankrijks historie in de twintigste eeuw - als het ware onvermijdelijk uitvloeisel van feilen die het ganse nationale bestel waren gaan aankleven. ‘Mijn overtuiging is’, zei Raoul Dautry, Reynauds energieke minister voor de munitievoorziening, ten overstaan van de Franse Enquêtecommissie, ‘dat er maar weinig Fransen zijn die niet in meerdere of mindere mate schuld dragen aan de nederlaag en de wapenstilstand.’Ga naar voetnoot1 ‘Het heeft ons opperbevel aan kracht van karakter en scheppende verbeelding ontbroken’, constateerde de geschiedschrijver van Gamelins hoofdkwartierGa naar voetnoot2; en in de nobele studie over de oorzaken van Frankrijks nederlaag die reeds in de zomer van '40 door de Franse historicus Marc Bloch geschreven werd, komt de Vijfde Colonne al niet meer voor behalve als zondebok der generaals.Ga naar voetnoot3 Doch ook de gedenkschriften van Paul ReynaudGa naar voetnoot4 zal men vergeefs nalezen op de Vijfde Colonne die in de voorstellingen en uitlatingen van zijn eigen kabinet zulk een voorname plaats innam. Hoe Frankrijk door een veelheid van factoren innerlijk ondermijnd was en hoe de Duitsers, aanvallend met beter-uitgeruste troepen volgens een gedurfd strategisch plan, in vijf weken tijd in West-Europa de overwinning wisten te bevechten - dat alles willen wij hier niet in den brede behandelen. Het zou ons te ver voeren. Doch hoe plausibel het in het licht der aangehaalde getuigenissen reeds moge lijken dat de publieke opinie in 1940 en later de betekenis van de Vijfde Colonne bij het Duitse offensief in West-Europa verre overschat heeft, wij achten ons niet van de plicht ontslagen, gedetailleerd na te gaan, welk bewijsmateriaal er is voor de voorstellingen omtrent die Vijfde Colonne die zich in 1940 met betrekking tot België, Luxemburg en Frankrijk vormden. Wij beginnen met België.
eupen-malmédy - Duitsland had in de eerste wereldoorlog de grensdistricten Eupen en Malmédy, waar de meerderheid der bevolking Duits sprak, aan België moeten afstaan. Het was hier dat zich in de loop van de jaren twintig een pro-Duitse politieke beweging ontwikkelde, die zich na het aan de macht komen van Hitler als het Heimattreue Front constitueerde en bij verschillende verkiezingen, de laatste in de zomer van '39, ongeveer de helft van het totaal aantal uitgebrachte stemmen verwierf. Binnen het Heimattreue Front bestond een kern van actieve nationaal-socialistische jongeren die vanaf 1935 door een zekere Joseph Kerres geleid werd. Ter camouflage hadden zij een vereniging voor het | |
[pagina 253]
| |
zweefvliegen opgericht. Leden van deze organisatie waren het die na het uitbreken van de tweede wereldoorlog naar Duitsland deserteerden waar de Abwehr hen opving. Zij fungeerden in de betrokken grensdistricten als gids voor de Duitse troepen en vormden bovendien eigen aanvalsdetachementen die op enkele plaatsen gevechten leverden met de Belgische troepen. Voorts trachtte in de vroege ochtend van 10 Mei in Eupen een groep Duitse oud-frontstrijders uit de eerste wereldoorlog, omstreeks 80 man tellend, de belangrijkste regeringsgebouwen te bezetten. Leden van de Segelflugverein veroverden er het stadhuis. In aansluiting hierop voerden zij arrestaties van bewoners uit die als pro-Belgisch bekend stonden. Bij al deze acties sneuvelde één aanvaller; het was de bovengenoemde Kerres.Ga naar voetnoot1 Uit enkele andere districten in België, in de buurt van Luxemburg gelegen, waar evenals in Eupen en Malmédy een ‘Volksduitse’ minderheid woonde, is omtrent dit soort acties niets bericht.
de rijksduitsers - Evenmin zijn er betrouwbare gegevens omtrent verraderlijk gedrag van de nationaal-socialisten onder de ruim tienduizend Rijksduitsers die in België woonden. Voor het optreden van een aantal hunner als agenten ‘gekleed in lichtbruin uniform met knopen met het hakenkruis en insignes met de letters DAP’ - aldus het officiële signalement - heeft men na de strijd geen positieve aanwijzingen kunnen vinden: het lijkt weinig waarsdiijnlijk dat de leden ener geheime organisatie, zo zij bestond, zich zo gemakkelijk herkenbaar zouden maken.
de abwehr - Een aantal in de rug van de Belgische, Franse en Engelse legers opererende agenten werd na het begin van het offensief door de Abwehr uitgezonden. Zij waren als vluchteling verkleed en hadden zich onder de westwaarts trekkende burgers gemengd. Onder hun vermomming droegen zij wapens; in enkele gevallen voerden zij in kinderwagens en koffers of onder matrassen mitrailleurs mee. Hun aantal bedroeg honderd tot twee-honderd. Ze waren in groepjes gesplitst die tot taak hadden, objecten die voor de operaties der Duitse divisies van belang waren - voorname verkeersbruggen, de Scheldetunnel bij Antwerpen - bij verrassing te bezetten en hun vernieling te voorkomen. In de laatste phase van de strijd in België werden diezelfde groepjes gebruikt om te verhinderen dat in het IJzergebied inundaties uitgevoerd werden.Ga naar voetnoot2 Ver- | |
[pagina 254]
| |
schillende van deze acties hadden succes; bij hun object gekomen, wierpen de mannen van de Abwehr hun vermomming af, schoten de eventuele bewakers neer en vormden een versterkt punt dat zij tot aan de komst der Duitse troepen trachtten te houden. In andere gevallen werd de list doorzien en werden Duitsers, ‘vermomd als vluchtelingen’, met de bajonet of op andere wijze verdreven.Ga naar voetnoot1 Van samenwerking van Duitse parachutisten met Rijksduitse Nazi's of agenten van de Abwehr staat niets met zekerheid vast. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat inderdaad dergelijke parachutisten, verkleed als arbeiders, priesters, Belgische soldaten, politie-agenten of vrouwen, al of niet met kleine radiozendertjes uitgerust, in het achterland geopereerd hebben. Wel werden boven België imitatie-machinegeweren (apparaten die het geluid van schieten nabootsten)Ga naar voetnoot2 en, volgens getuigenis van generaal Student, commandant van de Duitse parachutisten, grote aantallen poppen afgeworpen zoals ook in enkele streken van Nederland het geval was geweest.Ga naar voetnoot3 Dat geschiedde vooral in de Ardennen.Ga naar voetnoot4 De indruk dat overal parachutisten daalden, ja tot in de tuin van het paleis van Koningin Elizabeth toe, werd daardoor in belangrijke mate versterkt. Wat dat laatste geval betreft: de betrokken tuin werd grondig doorzocht en er werd niets verdachts aangetroffen; de nerveusiteit van het bewakingsdetachement was echter zo groot dat één wachtpost een andere doodschoot, menend een Duits parachutist voor zich te hebben.Ga naar voetnoot5
rex en v.n.v. - Wat de eventuele samenwerking van de Duitsers met Belgische fascisten en nationaal-socialisten betreft, moet allereerst opgemerkt worden dat Léon Degrelle's Rex-beweging die haar aanhangers vooral in het Frans-sprekend deel van België had, meer op Mussolini dan op Hitler georiënteerd was. Degrelle ontving aanzienlijke subsidies uit Rome.Ga naar voetnoot6. Dat heeft hij na de oorlog toegegeven.Ga naar voetnoot7 Hij is echter blijven ontkennen dat hij, hoezeer hij ook met Hitlers stormloop op de democratic sympathiseerde, ooit met Duitsers in politiek contact gestaan of geld of andere ondersteuningen uit Berlijn ontvangen had.Ga naar voetnoot8 Berlijn stond daarentegen wel in verbinding met Vlaamse nationaal-socialisten, | |
[pagina 255]
| |
hoofdzakelijk als gevolg van banden die al tijdens de Duitse bezetting van België in de eerste wereldoorlog aangeknoopt waren. De leider van het Vlaams Nationaal Verbond, Staf de Clercq, onderhield regelmatig contact met officieren van de Abwehr. Van hen ontving hij subsidies en in overleg met hen bouwde hij na het uitbreken van de oorlog (September '39) in het Belgische leger een organisatie op voor het voeren van défaitistische propaganda. Sabotage-opdrachten werden aan die organisatie niet verstrekt.Ga naar voetnoot1 Haar orgaan, Volk en Staat, had per maand 800 Rm. ondersteuning uit Berlijn ontvangen.Ga naar voetnoot2 Dat het VNV voor de Abwehr ‘zekere verdiensten verworven’ had, werd kort na de bezetting van België in een officieel Duits stuk erkend.Ga naar voetnoot3
onbevestigde berichten - Het verloren gaan van de vitale bruggen over het Albert-kanaal was niet aan de activiteit van Vlaamse Nazi's te wijten, zoals indertijd beweerd werd, doch gevolg van de verrassende aanval en van een samenloop van ongelukkige omstandigheden. De officier die het bevel tot het opblazen moest geven, werd op hetzelfde ogenblik dat de Duitse zweefvliegtuigen bij de bruggen daalden, bij een bombardement gedood; de boodschappers die zijn plaatsvervanger uitzond, konden de bruggen niet meer bereiken en de overvallen bewakingsdetachementen slaagden er niet in, de ladingen tot ontploffing te brengen: de Duitsers hadden onmiddellijk de draden doorgesneden. ‘Er is geen verraad geweest.’Ga naar voetnoot4 Van verraderlijke samenwerking van Belgisch spoorwegpersoneel met de Duitsers is evenmin iets gebleken; het vermoeden van verraad is van Franse zijde vooral geuit met betrekking tot het versperd zijn van de spoorbaan bij Soignies op 16 Mei '40, als gevolg waarvan Franse tanks niet tijdig uitgeladen zouden zijn. Een nauwkeurig onderzoek van de Belgische spoorwegen heeft aan het daglicht gebracht dat het betrokken traject op de 15de door bommen werd getroffen; de sporen waren echter op de 16de weer vrij. Diezelfde dag werden de Franse tanks normaal uitgeladen. Van sabotage is geen sprake geweest.Ga naar voetnoot5 Dat aan Koning Leopolds besluit te capituleren, generlei laakbaar, door de Gestapo bemiddeld contact met de Duitsers ten grondslag lag, zoals in Juni '40 gezegd werd, behoeft nauwelijks betoog; die beschuldiging is na 1940 niet herhaald. Het capitulatiebesluit is gevolg geweest van | |
[pagina 256]
| |
het besef dat het uitgeputte leger zich na een veldtocht van twee-en-een-halve week, samengedrongen op een beperkt, met vluchtelingen volgepropt gebied, zonder ruimte om te manoeuvreren, in een hopeloze positie bevond hetgeen daags vóór de capitulatie ter kennis werd gebracht van het Franse en Engelse opperbevel.Ga naar voetnoot1 Wat het georganiseerd verspreiden van geruchten betreft, is het denkbaar dat sommige leden van het Vlaams Nationaal Verbond, voorzover niet gearresteerd, onder de burgerbevolking dezelfde défaitistische propaganda gevoerd hebben als onder de soldaten. Van het opzettelijk verspreiden van défaitistische geruchten door aanhangers van de Rexbeweging wordt slechts in één geval melding gemaakt dat niet volstrekt overtuigend is.Ga naar voetnoot2 Tenslotte werd in Mei '40 beweerd dat aan de achterkant van de reclame-affiches van de Pascha-cichorei geheime tekens voor Duitse parachutisten aangebracht waren; dat door het heen-en-weer bewegen van gordijnen, door het tonen van gordijnen van verschillende kleur of met lichtsignalen tekens gegeven werden aan de Duitse luchtmacht; dat handlangers van de vijand vreemde pijlen, bijvoorbeeld ‘met drie gramofoonplaten aan de achterkant’, neerlegden om er de plaats van militaire hoofdkwartieren mee aan te geven, of dat zij de Duitsers tekens gaven door bepaalde hooimijten in brand te steken dan wel kaarten of kranten volgens zeker patroon op de grond uit te spreiden. Bewijzen dat deze, door Belgen, Fransen en Engelsen gerapporteerde waarnemingen herleid moeten worden tot acties van Duitse agenten of van handlangers die met de Duitse militaire operaties in enig verband stonden, zijn niet voorhanden.
٭
abwehr in luxemburg - Wat Luxemburg aangaat, was een snelle doortocht door het gebied van het Groothertogdom voor de Duitse legerleiding van primair belang: de Duitse tanks moesten zo spoedig mogelijk via de Ardennen de Maas tussen Namen en Sedan bereiken. Met het oog daarop werd een aantal agenten van de Abwehr in burgerkleding enkele uren voor het Duitse offensief begon, met motorfietsen over de grens gezet die door de Luxemburgers natuurlijk niet overal | |
[pagina 257]
| |
even scherp bewaakt kon worden. De taak dier agenten was, te verhinderen dat enkele voor het Duitse militaire verkeer belangrijke objecten, bruggen bijvoorbeeld, vernield werden; ook moesten zij voorkomen dat de voornaamste electrische centrale opgeblazen werd.Ga naar voetnoot1 Een Luxemburgse bron meldt dat de agenten overdag kenbaar waren aan een oranje zakdoek - wij zijn dergelijke zakdoeken ook in Polen tegengekomen -, en 's nachts aan een groen lichtsignaal, te geven met een zaklantaarn.Ga naar voetnoot2 Er zijn aanwijzingen dat overeenkomstige hulpwerkzaamheden, zoals het doorsnijden van de telefoonverbindingen met de grensposten, het plegen van aanslagen op die posten en het verhinderen van de plaatsing van straatversperringen, verricht zijn door andere personen dan de Abwehr-agenten. Zo was in 1936 in Luxemburg een uit Luxemburgers bestaande nationaal-socialistische groepering ontstaan, de Luxemburger Volksjugend, die in Januari 1940 blijkens een uit de zomer van dat jaar daterend vertrouwelijk rapport van de leiding, uit Duitsland verzoek ontving, de propaganda te staken, ‘daar... andere taken, die in dit rapport niet nader aangeduid worden, urgenter waren’; ter uitvoering daarvan stelde zich ‘een aantal kameraden’ ter beschikking.Ga naar voetnoot3 Sommige pro-Duitse Luxemburgers zijn dus vermoedelijk actief opgetreden. Anderen werden in de ochtend van 10 Mei in hun huizen aangetroffen; zij werden gearresteerd en naar Frankrijk afgevoerd.Ga naar voetnoot4 De strijd duurde in Luxemburg zeer kort en was weinig intensief: slechts 75 Luxemburgse militairen werden krijgsgevangen gemaakt, zes gendarmes en één soldaat liepen verwondingen op, gesneuvelden waren er niet.Ga naar voetnoot5 rijksduitsers - Van de in Luxemburg gevestig de Rijksduitsers die in 1936 (over latere gegevens beschikken wij niet) 17.000 telden, was slechts een minderheid nationaal-socialistisch; ruim 2.000 waren aangesloten bij de Auslands-Organisation der NSDAP en al haar neven-organisaties, 3.700 namen op 29 Maart 1936 de geringe moeite, in Duitsland deel te nemen aan de volksstemming die Hitler na de bezetting van het Rijnland uitgeschreven had.Ga naar voetnoot6 | |
[pagina 258]
| |
onbevestigde berichten - Voor de berichten, dat enkele duizenden Duitse agenten als toeristen of als leden van het personeel van een Duits circus Luxemburg binnengesmokkeld waren, dat vrouwen uit de ramen geschoten hadden op Franse troepen en zelfs kinderen tekens hadden gegeven aan Duitse soldaten, is geen bevestiging gevonden. Hieromtrent is ook in Luxemburg niets naders bekend.Ga naar voetnoot1
٭
de abwehr in frankrijk - Wanneer wij, wat Frankrijk betreft, wederom met het werk van de Abwehr (de spionnage- en sabotagedienst van het Duitse opperbevel) beginnen, moet gezegd worden dat de gegevens ontbreken om van de in Frankrijk vóór en na het uitbreken van de oorlog bedreven verkenning en spionnage een adequaat beeld te geven. Dat deze intensief was, mag afgeleid worden uit het feit dat het Duitse opperbevel al in de herfst van 1938 aan de Duitse luchtmacht voor eventuele bombardementen de nodige documentatie ter beschikking kon stellen betreffende de Franse vliegvelden, raffinaderijen, munitiefabrieken en -opslagplaatsen, electrische centrales en in de omgeving van Parijs gelegen fabrieken van vliegtuigmotorenGa naar voetnoot2 en dat hetzelfde opperbevel later volledig ingelicht was over het Franse mobilisatiesysteem.Ga naar voetnoot3 Een aantal Duitse spionnen werd gearresteerd en veroordeeld; de namen van een dertigtal werden tussen September '39 en Juni '40 in de Franse pers gepubliceerd. Evenals in België en Luxemburg werden in Frankrijk na het begin van het Duitse offensief kleine detachementen in burger geklede agenten van de Abwehr door de linies gezonden om zich zelfstandig of temidden van vluchtelingen naar het achterland te begeven en daar òf het uitvoeren van vernielingen die voor de Duitse opmars hinderlijk zouden zijn, te voorkomen òf sabotagedaden te plegen. Uit een door de Fransen buitgemaakt Duits bevel bleek, dat deze agenten zich overdag met een gele zakdoek, 's nachts met een groen licht kenbaar moesten maken.Ga naar voetnoot4 Op enkele plaatsen in de litteratuur komt men die ‘burgers’ van de Abwehr tegen. Zo citeert Doumenc een militair rapport waarin gemeld werd dat op 17 Mei bij de Frans-Belgische grens twee Franse officieren neergeschoten waren ‘door in burgerkleding gestoken personen die met automatische geweren uitgerust waren,’Ga naar voetnoot5 en volgens Weygand waren in enkele gevallen Franse officieren op het moment dat zij bruggen over de Maas tot springen wil- | |
[pagina 259]
| |
den brengen, eveneens door personen in burgerkleding dodelijk getroffen.Ga naar voetnoot1 Door de Abwehr werd bovendien een gering aantal agenten per parachute afgeworpen. Zij waren met middelen uitgerust waarmee zij branden konden stichten.Ga naar voetnoot2 Het verdient voorts vermelding dat de Abwehr die in België in contact stond met Vlaamse extremisten, in Frankrijk betrekkingen onderhield met een klein groepje Bretonse nationalisten die sinds het begin van de jaren twintig rebelleerden tegen het Franse centrale gezag. Zij waren voor de Duitse spionnagedienst van belang omdat de matrozen van de Franse marine voor een aanzienlijk deel uit de Bretonse vissersplaatsen kwamen. De resultaten vielen echter tegen.Ga naar voetnoot3 Inmiddels was de propagandistische actie dier nationalisten die op samenwerking der ‘Keltische volkeren’ aandrongen, enkele jaren lang door Duitsland gefinancierd; hun partij werd eind October '39 verboden. Een poging der leiders, begin Juli '40 ondernomen, om een onafhankelijk Bretagne uit te roepen, mislukte deerlijk en moest als ‘uferlose Dummheit’, zoals generaal Halder het noemdeGa naar voetnoot4, geliquideerd worden. Er zijn geen gegevens waaruit blijkt dat deze Bretonse extremisten ook tijdens het Duitse offensief actief zijn opgetreden.
elzasser autonomisten - Hetzelfde geldt voor de pro-Duitse autonomisten in de Elzas die al sinds de Vrede van Versailles met Duitsland in contact stonden doch wier beweging, nadat het aggressieve karakter van het nationaal-socialisme duidelijker aan het daglicht was getreden, tot een secte van fanatici ineengeschrompeld was. De Franse autoriteiten hadden de leiders der autonomisten al in April-Mei 1939 gearresteerd; driehonderd nieuwe arrestaties volgden na het uitbreken van de oorlog.Ga naar voetnoot5 De leider der autonomisten, dr Karl Roos, werd begin Februari '40 in Nancy gefusilleerd. Met hart en ziel was hij nationaal-socialist geweest doch in gesprekken met een celgenoot ontkende hij nog enkele dagen vóór zijn fusillering, ooit ten bate van Duitsland gespionneerd te hebben.Ga naar voetnoot6 Van enigszins aanzienlijke steun, door Elzassische autonomisten aan de Duitse legers geboden, is niets gebleken; hierbij bedenke men dat een groot deel van de bevolking van de Elzas in de herfst van '39 geëvacueerd was en dat de Duitsers eerst in een stadium toen de strijd al beslist | |
[pagina 260]
| |
was, de Elzas binnenrukten. Daar waren nog in die laatste phase personen die van pro-Duitse sympathieën verdacht werden, gearresteerd en naar het centrum van Frankrijk gezonden; hetzelfde lot trof een aantal onschuldigen. Het is denkbaar dat autonomisten die toen nog op vrije voeten waren, in enkele gevallen de Duitse troepen de weg hebben gewezen; een concreet voorbeeld daarvan wordt uit Colmar gemeld.Ga naar voetnoot1 In dezelfde stad bleek de Duitse Sicherheitspolizie bij aankomst over een lijst met adressen van de voornaamste Joodse families te beschikken.Ga naar voetnoot2
onbevestigde berichten - Overigens staat omtrent de activiteit van de Duitse Vijfde Colonne in Frankrijk niets met zekerheid vast. Tot schadelijk optreden waren de in Frankrijk gevestigde Rijksduitsers niet in staat. Voorzover ze niet aan de vooravond van de oorlog gevolg gegeven hadden aan de oproep hunner regering, Frankrijk zo spoedig mogelijk te verlaten, had men hen geïnterneerd. Het aantal dier Rijksduitsers is niet precies bekend. In 1931 waren het 30.000, maar dat cijfer was nadien gedaaldGa naar voetnoot3. Bij de Deutsche Gemeinschaft, het door de Auslands-Organisation der NSDAP opgericht algemeen verbond van Duitsers die enige band met het Derde Rijk onderhielden, waren in 1937 in heel Frankrijk nog geen 3.000 personen aangesloten.Ga naar voetnoot4 In datzelfde jaar namen in Parijs, waar meer dan de helft van alle Rijksduitsers woonde, ongeveer 130 personen - mannen, vrouwen en kinderen - deel aan de demonstratieve Eintopf-maaltijden.Ga naar voetnoot5 Op de meeste Rjjksduitsers had het nationaal-socialisme dus geen vat. Van Vijfde-Colonne-werkzaamheden verricht door vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk, is niets gebleken. Onjuist is de in Mei '40 ontstane indruk dat het verloren gaan van de vitale bruggen over de Maas tussen Sedan en Namen aan verraad van Vijfde Colonnisten in het Franse leger te wijten was. Volgens Weygand werd, zoals wij zagen, op enkele plaatsen de vernieling van de rivierovergangen verhinderd door agenten van de Abwehr; volgens Doumenc, de geschiedschrijver van het Franse negende leger, werden alle bruggen over de Maas opgeblazen.Ga naar voetnoot6 Wel wisten de Duitsers vlak ten Noorden van Dinant over een sluis de Westelijke oever te bereikenGa naar voetnoot7; overal elders moesten ze in gewone vaartuigen, in rubberbootjes, op strozakken of zwemmend de rivier overstekenGa naar voetnoot8, en Reynaud erkende na de oorlog openhartig dat hij de naam van generaal Corap, bevelhebber van het negende leger, ten onrechte in één verband genoemd had met het be- | |
[pagina 261]
| |
richt dat bruggen niet vernietigd waren die, zoals later bleek, tijdig in de lucht waren gesprongen.Ga naar voetnoot1 Dat op enigszins aanzienlijke schaal door Vijfde Colonnisten valse orders verspreid zijn, is nergens gebleken. Men heeft die orders vooral in verband gebracht met de overhaaste evacuatie van grote delen van de Franse burgerbevolking. In werkelijkheid werd tot die evacuaties wel degelijk last gegeven door Franse burgerlijke en militaire autoriteiten die de bevolking van Noord-Frankrijk een herhaling wilden besparen van het leed dat zij tijdens de Duitse bezetting van 1914-1918 ondergaan had. De ontruiming van een aanzienlijk deel van dit gebied werd door het Franse opperbevel in de nacht van 10 op 11 Mei '40 gelast.Ga naar voetnoot2 In geen enkel concreet geval staat vast dat de vlucht der bevolking bevorderd is door valse orders, verspreid door agenten van de vijand. Een uitgebreid naoorlogs onderzoek heeft niet meer aan het daglicht gebracht dan dat in één plaats in Midden-Frankrijk - Chaumont aan de Loire - de kapper die herhaaldelijk tot vluchten aanmaande, met de Duitsers onmiddellijk na hun komst in contact trad.Ga naar voetnoot3 Er zijn wellicht meer personen geweest die hetzij op eigen initiatief, hetzij als deel van een Duits apparaat de verwarring trachtten te bevorderen; bewijzen ontbreken.Ga naar voetnoot4 Men meende tenslotte tijdens de oorlogsweken in Frankrijk dat een groot aantal verraders in het achterland de Duitsers behulpzaam was; dat overal parachutisten neergedaald waren; dat vijandelijke agenten, al in Frankrijk aanwezig of als Belgisch vluchteling binnengesmokkeld, op grote schaal en bij voorkeur in de vermomming van priester, monnik of non de Duitsers assistentie verleenden door op de Franse troepen te schieten, door uitgebreid te spionneren, door opzettelijk alarmerende geruchten te verspreiden, door bepaalde signalen aan de Duitse luchtmacht te geven - de ‘morsetekens over heel Parijs’, die een Engelse romancier waarnam - of door vergiftigde versnaperingen rond te delen. Voor geen van deze voorstellingen is enige bevestiging gevonden. In de Franse militaire litteratuur over de strijd van 1940 wordt geen enkel werkelijk overtuigend Vijfde-Colonne-geval van die aard beschreven. Tekenend is het dat die officieren die vrij bleven van de heersende paniekstemming, niets verdachts opmerkten. De rustige Cheynel die in zijn dagboek de terugtocht van zijn onderdeel van de Belgische grens tot in Centraal-Frankrijk beschreefGa naar voetnoot5, merkte zelf van de Vijfde Colonne niet meer dan dat hij in de buurt van Nancy met zijn troepen voor Vijfde | |
[pagina 262]
| |
Colonnisten uitgescholden werd door een krankzinnige die hij prompt in verzekerde bewaring liet stellen.Ga naar voetnoot1
٭
Wij hebben, zoals wij eerder met Polen, Denemarken en Noorwegen deden, in het bovenstaande met betrekking tot Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk getracht de in 1940 ontstane indruk van een alomaanwezige en alom-ingrijpende Vijfde Colonne tot zijn werkelijke proporties terug te brengen. Het ogenblik, daaraan enige algemene conclusies te verbinden, is nog niet gekomen. Ons onderzoek moet voortgezet worden en dient thans eerst twee gebieden in ogenschouw te nemen die in tegenstelling tot de reeds behandelde landen tot het einde van de oorlog toe buiten het bereik der Duitse legers bleven liggen: Engeland en Amerika. |
|