De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog
(1953)–L. de Jong– Auteursrecht onbekend
[pagina 73]
| |
Hoofdstuk II
| |
[pagina 74]
| |
Denemarken, April 1940
Het was verbijsterend. Aan de realiteit van de overval kon niet meer getwijfeld worden: bij alle voorname regeringsgebouwen stonden de Duitsers op post en een Duits generaal kon men in smetteloos uniform met brede witte revers, als kwam hij van een ochtendwandeling terug, het Hôtel d'Angleterre zien binnenlopen, waar de Duitsers hun voorlopig hoofdkwartier gevestigd hadden. Men wist niet of men droomde of waakte. Pijnigend was niet alleen het besef, van vrij land gedegradeerd te zijn tot bezet - pijnigend was, zeker op die eerste dag, de vraag hoe dat alles zo vlug in zijn werk had kunnen gaan. Had de regering niets geweten? Hadden de diplomatieke luisterposten in het buitenland niets opgevangen? Hoe waren die gewapende Duitsers in de ochtendschemering Kopenhagen binnengekomen? Hadden de forten die hun schepen hadden moeten passeren, geen schot gelost? Hoe hadden ze zo snel de regering bewogen, | |
[pagina 75]
| |
het hoofd in de schoot te leggen? Hadden de staven van leger en vloot dan geslapen? In het verdere verloop van die 9de April werd duidelijk dat niet alleen Kopenhagen bij het krieken van de dag bezet was. Alle voor de verdediging van het land vitale punten hadden de Duitsers in handen gekregen: ze waren geland in Gjedser, waar de veerboot uit Warnemünde placht aan te leggen; in Korsör, Nyborg en Middelfart, waarlangs de verbinding liep van Kopenhagen naar het vasteland van Denemarken, het schiereiland Jutland; in Esbjerg aan de Westkust van Jutland; en in het Zuiden van Jutland waren ze Noord-Sleeswijk binnengetrokken. Bovendien waren op enkele plaatsen Duitse parachutisten geland. Niet overal hadden de Deense troepen zich laten verrassen; in Kopenhagen had het garderegiment een aanval uitgevoerd op het Duitse detachement dat het vlak bij de haven gelegen oude fort, het Kastellet, bezet had, en ook in Zuid-Jutland was gevochten; dat schaarse vuren was met het omroepen van het capitulatie-bericht gestaakt. Maar die uitingen van verzet veranderden niet wezenlijk het algemene beeld: men was volkomen verrast; overweldigd van de ene dag, sterker nog: van de ene stonde op de andere. Riep men zich de ontwikkeling van de laatste weken in het geheugen, dan moest men erkennen dat het niet ontbroken had aan verontrustende verschijnselen. Het Oostzeegebied was de ganse winter van '39 op '40 een centrum geweest van internationale spanningen. Menigmaal, en vooral nadat de Engelsen medio Februari in Noorse territoriale wateren Engelse krijgsgevangenen bevrijd hadden van het Duitse schip Altmark, was er sprake geweest van Geallieerde landingsplannen voor Noorwegen; de Fins-Russische vrede, begin Maart, had geen echte ontspanning teweeggebracht: Londen en Parijs verkondigden te duidelijk, dat zij niet konden dulden, dat Duitsland ongestoord een deel van zijn ijzererts uit de Zweedse havens in de Botnische Golf of uit het Noorse Narvik betrok. De Noorse en Zweedse regeringen zouden stellig onder zware druk geplaatst worden, en welke tegenmaatregelen zou Duitsland dan nemen? Maar deze bezorgdheid droeg een abstract en algemeen karakter: de Denen waren bevreesd dat er met Noorwegen of Zweden, niet dat er met henzelf iets zou gebeuren. Die vrees werd tegen het einde van de eerste week van April '40 sterker. In het grote blad Nationaltidende stond op Zondag 7 April boven een bericht van de Berlijnse correspondent te lezen dat Duitsland de situatie als ‘uiterst gevaarlijk’ beschouwde. ‘De gewone Duitser weet niet anders of de neutraliteit van Noorwegen en Zweden - vooral van Noorwegen - hangt aan een zijden draad’, schreef die correspondent, en een dag later, Maandag 8 April, stond in hetzelfde blad van dezelfde pen onder een kop ‘De dreiging voor de vrede in het Noorden’ die de volle paginabreedte besloeg, een artikel dat verontrustend genoeg aanhief: | |
[pagina 76]
| |
‘De vrede in het Noorden is wederom in het uiterste gevaar. Het wiel van het Noodlot is ogenschijnlijk reeds aan het draaien geraakt. Binnen 24 uur of minder kan een geheel nieuwe situatie in Scandinavië ontstaanzijn... Er is misschien al meer gebeurd dan mogelijk is, openlijk mede te delen. In ieder geval is het zowel goed als nodig, voorbereid te zijn op alle mogelijkheden en te rekenen met zeer korte tijdstermijnen.’Wat bedoelde die correspondent? Duidelijk was het niet; overigens sprak hij slechts van Noorwegen en Zweden; Denemarken noemde hij niet. Trouwens, hij was de enige die zo schreef. Ook de regering was bezorgd geweest. In de eerste week van April waren uit Berlijn, Londen en Stockholm berichten binnengekomen dat men daar aannam dat een crisis op handen was. De gezant uit Berlijn had op Zondag 7 April een cijfertelegram gestuurd: ‘Verneem dat een transportvloot op 4 April Stettin verlaten heeft. Koers West. Bestemming onbekend maar wordt verwacht deze op 11 April genaderd te zijn.’Ga naar voetnoot1 De Deense minister van buitenlandse zaken, dr Munch, had onmiddellijk de staven van leger en marine om nadere inlichtingen verzocht; de marine had niets verdachts waargenomen - en die op 4 April vertrokken transportvloot zou al drie dagen onderweg zijn! Bij de generale staf was noch van Duitse troepenconcentraties bezuiden Jutland noch van opvallende activiteit in Duitse havens, bijv. Kiel, iets bekend. Loos alarm dus. Of - was er toch iets gaande? Op Maandagmorgen 8 April werd bekend dat de regeringen van Engeland en Frankrijk in Oslo nota's hadden laten overhandigen waarin zij meedeelden dat ter onderbreking van de Duitse ijzerertstransporten mijnenvelden gelegd waren voor de Noorse kust. Wat zou daaruit voortvloeien? Het Deense kabinet wist niet recht, wat te doen. Uit luchtverkenning bleek dat de Duitse vloot naar het Noorden onderweg was. Moest men mobiliseren? De minister van buitenlandse zaken uitte zijn bezorgdheid jegens de Duitse gezant, von Renthe-Fink. Diens opinie was dat het in Berlijn een hoogst ongelukkige indruk zou maken indien Denemarken, waarmee immers een niet-aanvalspact bestond, zo vèrstrekkende veiligheidsmaatregelen nam. De premier, Stauning, en de ministers van buitenlandse zaken, van defensie en van financiën belegden 's avonds om 8 uur een bespreking met de leiders van de vier belangrijkste politieke partijen. Men had het gevoel dat Duitsland in geval er een conflict om Noorwegen zou ontstaan, Denemarken bepaalde eisen zou stellen; die zou men, het land was nu eenmaal nagenoeg ongewapend, wel moeten accepteren. Voorzichtig werd daarvan mededeling gedaan aan de Duitse gezant. ‘Wij rekenen er op’, werd hem telefonisch bericht, ‘dat u onze politiek kent en | |
[pagina 77]
| |
er begrip voor hebt en dat wij ook voortaan onberoerd kunnen blijven door de oorlogsgebeurtenissen.’Ga naar voetnoot1 Er werd niet gemobiliseerd; wel werden de garnizoenen in Zuid-Jutland gealarmeerd en die in de rest van het land gewaarschuwd; aan de militaire luchtmacht werd opdracht gegeven de volgende ochtend nieuwe verkenningsvluchten uit te voeren. De minister van defensie bleef voor alle zekerheid in zijn departement slapen. Dr Munch ging naar huis. Des nachts om 4 uur belde von Renthe-Fink het departement van buitenlandse zaken op en zei dat hij instructie had, om 4 uur 20 een onderhoud te hebben met de minister. De dienstdoende Deense ambtenaar nam aan dat hij 4 uur 20 in de namiddag bedoelde. Zijn vergissing werd hem duidelijk gemaakt. Nog geen half uur later, op het ogenblik waarop de Duitse gezant dr Munch het Duitse ultimatum voorlegde, waren de operaties van de Wehrmacht al begonnen. ‘Ondanks het vroege uur van mijn bezoek, wat op iets ongewoons duidde, was men op de inhoud van mijn démarche in het geheel niet voorbereid’, meldde, voor een week om was, von Renthe-Fink aan Berlijn. ‘Het bericht, dat de Duitse troepen de Deense grens al overschreden hadden en bovendien op het punt stonden in Kopenhagen te landen, wilden ze eerst niet geloven.’Ga naar voetnoot2 Arme verraste regering! Arm verrast volk! Het was vooral dat volk dat, in zijn slaap besprongen en overweldigd, een verklaring zocht voor de raadselachtig-snelle invasie. Dat de overheid gefaald had was duidelijk, en menig bitter verwijt werd geuit. Dach waren niet ook door die geslepen Duitsers middelen gebruikt waarop een normale gemeenschap nauwelijks bedacht kon zijn? Hoe waren die Duitse troepen zo snel komen opdagen? Het gerucht verspreidde zich dat zij bij Kopenhagen verborgen geweest waren in het ruim van Duitse schepen die al enkele dagen tevoren de haven binnengelopen waren en dat zij zich op de veerboot van Warnemünde naar Gjedser verstopt hadden in goederenwagens - maar nauwelijks was die veerboot buitengaats geweest of de Duitsers hadden zich uit de wagens gestort ‘als de Grieken uit het Paard van Troje’Ga naar voetnoot3 teneinde zich van het schip meester te maken. In de hoofdstad werden al in de ochtend van 9 April talrijke Deense | |
[pagina 78]
| |
bureaux door de Duitsers bezet; Rijksduitse burgers, ijverig en enthousiast, wezen hun de weg of traden op als tolk. In een oogwenk waren radio, post-, telegraaf- en telefoonbedrijf, spoorwegen, nieuwsagentschappen onder Duitse contrôle geplaatst. De Duitsers wisten precies waar ze zijn moesten. Dat kon niet geïmproviseerd zijn! Daar lag maandenlange organisatie aan ten grondslag! Van tijd tot tijd had de Deense pers bericht van Duitse spionnagenetten die opgerold waren; zo waren nog geen half jaar tevoren negen Rijksduitsers gearresteerd die onder leiding van Horst von Pflugk-Hartung, correspondent van de Berliner Börsenzeitung, scheepsspionnage bedreven hadden - één groep die men ontmaskerd had. Hoevele hadden er ongestoord door kunnen werken en als Vijfde Colonne de invasie in Denemarken helpen voorbereiden, ja uitvoeren? De Volksduitse Nazi's in Noord-Sleeswijk die zich, nauwelijks waren de Duitse troepen gearriveerd, met geweren over de schouder op straat vertoonden, zouden ook wel niet stilgezeten hebben! ‘De regering neemt de volledige verantwoordelijkheid voor het gebeurde op zich’, zei die avond premier Stauning, gebogen en verouderd, in een parlementszitting die twaalf minuten duurde; toen men zwijgend het gebouw verliet, was het bij bewolkte hemel in de verduisterde stad zo stikdonker geworden ‘dat wij’, aldus een Deens Kamerverslaggever, ‘op handen en voeten de stenen trap voor het parlementsgebouw naar beneden moesten kruipen.’Ga naar voetnoot1 Zo zocht die eerste dagen een volk tastend zijn weg in een onzekere toekomst - verbijsterd, verontwaardigd, vol zorg en zelfverwijt, maar er van overtuigd dat de Duitsers die het in zijn midden had geduld, voorhoede en helpers geweest waren van de Duitse weermacht die het licht van Denemarkens onafhankelijkheid in enkele uren had uitgeblust.
٭
Wat was op diezelfde 9de April 1940 in Noorwegen gebeurd? Ook in dat land waren de eerste drie maanden van het jaar niet vrij geweest van ernstige beduchtheid. Geruime tijd lang hadden de Engelse en Franse regeringen er op aangedrongen, via Noord-Noorwegen versterkingen te mogen zenden naar Finland. Voor de Finse oorlog geëindigd was, had de Altmark-affaire het aan volk en regering duidelijk gemaakt dat het veel stuurmanskunst zou vereisen, tussen de Scylla en Charybdis van Geallieerde en Duitse eisen heen te laveren zonder averij op te lopen. Doch waarom zou dat niet gelukken? Men was in de eerste wereldoorlog | |
[pagina 79]
| |
ook buiten schot gebleven. De realiteit van een conflict waarin men zelf betrokken zou worden, kon men zich niet voorstellen. In de eerste week van April steeg de spanning. Met klem herhaalden Londen en Parijs hun wens, een einde te maken aan de toestand waarbij de Duitsers hun ijzererts uit het verre Narvik in de bescherming der Noorse territoriale wateren Zuidwaarts konden transporteren; de Noorse regering was echter niet van zins, 's lands neutraliteit prijs te geven. Ook haar bereikten berichten dat in de Oostzee Duitse transportvloten gesignaleerd waren, maar evenmin als de Deense regering wist de Noorse hoe betrouwbaar die berichten waren en welke betekenis er aan gehecht moest worden. Hetzelfde gold voor geruchten omtrent een Duitse bezetting van punten in Zuid-Noorwegen waarvan de gezant te Berlijn op Vrijdag 5 April 1940 melding maakte. Die Vrijdag waren talrijke hoge Noorse militairen en andere hoogwaardigheidsbekleders uitgenodigd, in de Duitse legatie de première bij te wonen van Feuertaufe - de film die Hitler had laten maken van de vernietiging van de republiek Polen. Zwijgend en gedeprimeerd keken de Noren toe. Zij zagen de Luftwaffe over het vlakke land gieren en Warschau in puin leggen. Nog geen drie dagen later gingen enkelen onder hen zich afvragen of de Duitsers met die vertoning een speciale bedoeling gehad hadden. Terwijl namelijk op Maandag 8 April de minister van buitenlandse zaken, prof. Koht, bezig was, het protest op te stellen tegen de die ochtend overhandigde nota betreffende de Geallieerde mijnenvelden langs de Noorse kust, kwamen berichten binnen dat grote Duitse eenheden gesignaleerd waren bewesten de Deense kust; enkele uren later meldden de nieuwsagentschappen dat in Zuid-Noorwegen reddingsboten met honderden drijfnatte Duitse soldaten aan land gekomen waren die beweerden afkomstig te zijn van een Duits schip, de Rio de Janeiro, op weg naar Bergen aan de Westkust. Uit Londen waarschuwde de Noorse legatie dat volgens de Britse admiraliteit een Duitse aanval op Narvik op handen was. Premier Nygaardsvold riep het kabinet bijeen en des avonds om 9 uur 15 werd besloten, voor bepaalde kwetsbare gebieden een gedeeltelijke mobilisatie te gelasten; van omvang en uitgebreidheid der komende Duitse landingen had het kabinet geen idee. Kort voor middernacht werd de laatste twijfel of Duitsland de aanval zou doorzetten, weggenomen; er kwam bericht dat de forten in de lange en smalle fjord die naar de hoofdstad Oslo leidde, beschoten werden. De Duitse inbrekers naderden. In Oslo werd luchtalarm gegeven; alle lichten werden gedoofd. 's Nachts om half twee kwam het kabinet opnieuw bijeen, mobiliseerde de brigades in Zuid-Noorwegen en besloot het land niet zonder strijd prijs te geven. Toen de Duitse gezant, Bräuer, om 4 uur 20 in de vroege ochtend zijn opwachting kwam maken bij de minister van buitenlandse zaken om von Ribbentrops memorandum annex eisen te overhandigen, | |
[pagina 80]
| |
werd hem na kort beraad namens het kabinet geantwoord: ‘Vrijwillig buigen wij het hoofd niet, de strijd is al gaande.’Ga naar voetnoot1 De Noorse regering, hoewel niet in die mate overrompeld als de Deense, was door de plotselinge toespitsing der gebeurtenissen toch wel zo verrast dat ze niet bij machte was tijdig het land in effectieve staat van tegenweer te stellen. Het Nootse volk echter, werd evenzeer overvallen en in zijn slaap besprongen als het Deense. De persberichten over vlootbewegingen in de Noordzee had men met een half oog gelezen; men dacht dat een tweede Zeeslag bij Jutland op handen was. Oorlog op eigen bodem? Ondenkbaar! De leden van de vereniging van reserve-officieren luisterden die Maandagavond in Oslo naar een lezing over het onderwerp ‘Tafelgeneugten in het oude Rome’. Wat het sirenegeloei betekende dat kort na middernacht vernomen werd, wist men niet. Misschien was de zeeslag al gaande en hadden in verband daarmee vliegtuigen de Noorse kust gepasseerd. ‘Toen een luitenant van de luchtmacht, een jong broekje, met het gewicht van zijn autoriteit die theorie verkondigde, waren de meesten het met hem eens dat het zo vermoedelijk in elkaar zou zitten. Geen van ons droomde van een Duitse landing in Noorwegen’ - aldus beschreef Sigrid Undset haar eigen reacties en die van de personen die met haar onwennig in een duistere schuilkelder onder een hotel zaten waarvoor men eerst niet eens de sleutel had kunnen vindenGa naar voetnoot2. Er gebeurde niets en men ging weer slapen. Toen men wakker werd, berichtten de ochtendbladen dat er hevig gevochten werd in de Oslofjord en dat de twee vliegvelden van de hoofdstad, Fornebu en Kjeller, door de Duitsers gebombardeerd waren. Duitse bommenwerpers kruisten laag over de stad (men kon de bemanningen zien) - hun machinegeweren ratelden. De mensen begaven zich op weg naar hun werk, maar de angst trilde in hun spieren: zou straks Oslo het lot ondergaan dat men van Warschau op de foto's gezien had? Het schieten hield aan; nu begon ook dreunend het luchtafweergeschut te spreken. Geruchten vlogen rond dat de stad in puin gelegd zou worden; omstreeks 10 uur werd per radio omgeroepen dat men terstond Oslo moest verlaten; Duitse vliegtuigen daverden nog steeds rakelings over de daken: ‘Voor de ingangen van de Underground drongen de mensen als wilden om naar beneden in de tunnel te komen, andere schuilplaatsen heeft Oslo niet Men verdrong zich in de portieken, men holde het park bij het paleis in, men was radeloos van angst en ontzetting en onzekerheid. Men probeerde de stad te ontvluchten, men trok weg met kkiderwagens, met vracktauto's, men bestormde | |
[pagina 81]
| |
de stations, waar alles wat rijden kon, volgeladen werd en weggezonden van de stad weg, het land in.’Ga naar voetnoot1Terwijl zo een deel der bevolking in paniek Oslo verliet, waren er anderen die koel en superieur de hoofdstad binnentrokken: de eerste Duitse detachementen, van de vliegvelden op mars naar het regeringscentrum. Omstreeks het middaguur kwamen zij aan; uit het Zuiden, uit de fjord, klonk nog ver kanongebulder. Niemand wist, wat te doen. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat deze Duitse troepen bij klaarlichte dag 600 kilometer van de dichtstbijzijnde Duitse haven de hoofdstad van Noorwegen binnenmarcheerden om daar alle regeringsgebouwen te bezetten? Sprakeloos stond men toe te zien. Moest men die indringers met blote handen te lijf gaan? Waar was de regering? Wat deed zij? Waarom liet zij niets van zich horen? Waarom werd niet eens de algemene mobilisatie per radio bekendgemaakt? Uur na uur verstreek in dadeloze verwarring tot in het begin van de avond plotseling een nieuwe stem uit de luidsprekers klonk - Vidkun Quisling. Een jaar of tien geleden was de man een blauwe Maandag minister van defensie geweest; nadien had hij een nationaal-socialistische partij opgericht, Nasjonal Samling, die bij de laatste parlementsverkiezingen, 1936, nog geen 2 procent van alle stemmen had verworven - nu kwam hij zich voorstellen als 's lands minister-president. Hij onthulde dat de regering-Nygaardsvold de algemene mobilisatie afgekondigd had; dat besluit werd echter door hem, Quisling, geannuleerd. ‘Hier en daar probeert de vluchtende regering’, zei hij, ‘de mobilisatie voort te zetten en het verzet te organiseren. Ik herhaal mijnerzijds dat dit een misdadig en volstrekt zinloos spel met mensenlevens is. Wordt het niet terstond gestaakt, dan kunnen zij die er de verantwoordelijkheid voor dragen en er bij betrokken zijn, wegens moord voor het gerecht gedaagd worden.’ Men moest met de Duitsers samenwerken en zich daartoe rond hem scharen - rond Vidkun Quisling, minister-president. Men kon zijn oren niet geloven. Maar er waren meer verrassingen op komst! Waar de Duitsers precies geland waren, wist men aanvankelijk niet. Toen echter daags na de bezetting van Oslo de eerste Duitse oorlogsschepen op de rede voor de hoofdstad voor anker gingen, stond vast dat de Duitsers niet alleen Oslo binnengedrongen waren maar ook alle andere voorname havens aan Noorwegens lange kust: Kristiansand, Egersund, Stavanger en Bergen in het Zuiden, Drontheim in het centrum, Narvik in het uiterste Noorden. Men zat als een muis in de val. Maandag nog in vrij contact met de ganse westerse wereld - Dinsdag gevangen en geïsoleerd, overgeleverd aan de grillen van de Duitsers en hun marionet Vidkun Quisling, minister-president. | |
[pagina 82]
| |
Noorwegen, April 1940
Wat was hier gebeurd? Hoe was men zo onverhoeds beslopen? Men kon de annalen der wereldgeschiedenis doorbladeren zonder één voorbeeld tegen te komen van een verrassing, zo massaal, zo geslaagd - maar ook: zo grievend, zo beschamend. Hier kon van open, eerlijke strijd geen sprake zijn geweest. Hier moesten door de Duitsers trucs zijn bedacht en toegepast waartegen verweer onmogelijk was - stellig hadden zij op grote schaal helpers en handlangers ingezet die, als Quisling, in de vroege ochtend van de 9de April klaar hadden gestaan het Noorse volk in de rug aan te vallen en te knevelen. Vrijwel onmiddellijk vloog een zwerm van geruchten op die elk voor zich tenminste iets van de miraculeus gelukte Duitse landingen en van de verdere successen die de Duitse troepen behaalden, konden verklaren. Er was, vertelde men elkaar, op grote schaal gesaboteerd; valse orders waren per brief en telefoon doorgegeven zodat sommige Noorse troepen het verzet voortijdig en ten onrechte gestaakt hadden; de draden naar de | |
[pagina 83]
| |
mijnversperring in de Oslofjord waren doorgesneden; in alle bezette havens hadden de Duitsers van te voren in schepen troepen naar binnen gesmokkeld die met eveneens binnengesmokkelde wapenen op de 9de April aan wal gestormd waren; andere Duitsers hadden zich, vermomd als toeristen of als leden der bemanningen van Duitse koopvaardijschepen, al enige tijd in de te overvallen havens bevonden; personeel van de Noorse douane was aan boord van Duitse schepen vastgehouden en opgesloten; elders weer hadden vermomde Duitsers Noorse havenarbeiders op de ochtend van de invasie met handgranaten bekogeld; in Oslo hadden zich van te voren al talrijke Duitsers bevonden, handelsreizigers, vertegenwoordigers, die precies wisten, wat hun de 9de te doen stond; de Rijksduitsers die in Oslo woonden en die men als tolk en gids zag optreden, waren tot de laatste man in het complot betrokken geweest; Quisling en zijn aanhangers hadden allen hun instructies: in Oslo had Quisling klaargezeten met de proclamatie, in Narvik de stadscommandant, Overste Sundlo, met het aanbod meteen te capituleren - en ja, men herinnerde het zich weer: hij had al jaren tevoren een Duitse Nazi foto's laten maken van militaire objecten... En alles wisten zij, die Duitsers! Hun kennis van het land was verbluffend. In datzelfde Narvik bijvoorbeeld, marcheerden ze recht-toe-recht-aan naar het hoofdpostkantoor en naar het hotel waar de Engelse consul woonde. Trouwens, hoe waren hun successen anders te verklaren dan door aan te nemen dat ze van de locatie van iedere batterij en ieder bataljon op de hoogte waren geweest? Hier moest op gigantische schaal gespionneerd zijn - jarenlang. Wat hadden al die Duitse attaché's, consuls, handelsagenten, reizigers, toeristen, schepelingen, trekkers, anders gedaan dan hun ogen de kost geven, tekeningen maken, fotograferen! Al die informatie, tersluiks verzameld door lieden die men als gast en vreemdeling begroet had, had de grondslag gelegd voor het optreden der strijdkrachten. Strijdkrachten die trouwens, het was aan hun accent te horen, grotendeels uit Oostenrijk afkomstig waren. En toen herinnerden de Noren zich dat zij na de eerste wereldoorlog hongerende kinderen uit Wenen bij duizenden verpleegd hadden - hoe bitter, hoe laaghartig werd hun die gulle gastvrijheid ingepeperd: de pleegkinderen, de Wienerbarn van 1920, kwamen in 1940 terug omdat zij land en volk al kenden! Een kreet van afgrijzen steeg op. Men voelde zich als bezoedeld, gevangen in listen en lagen die overal gespannen waren. Waar men keek, scheen verraad te loeren. Quisling had, naar voren tredend, het masker afgeworpen - hoevelen droegen het nog? Bij de Noorse troepen die de ongelijke strijd nog weken voortzetten, was een diepe achterdocht geboren: al wie zich défaitistisch uitliet, heulde met de vijand. Was één Sundlo niet voldoende geweest? Er kwamen enkele gevallen voor waarin officieren die aan de overwinning zeiden te wanhopen, door de troep neergeschoten werden; de manschappen gingen ook elkaar verdenken. | |
[pagina 84]
| |
Een Noors luitenant die over de Zweedse grens ontsnapte, wist mee te delen, ‘dat in zijn compagnie drie Duitse spionnen, in Noors uniform vermomd, dagenlang de vijand inlichtingen gegeven hadden betreffende de Noorse stellingen voor zij ontdekt werden’Ga naar voetnoot1. Het laat zich denken wat met deze en dergelijke verraders geschiedde.
٭
De overval op Noorwegen was in de ganse Westerse wereld als een bom ingeslagen. Weer was Hitler Engeland en Frankrijk een slag voor geweest. Niet alleen Oslo had hij bezet maar, de Britse slagvloot voorbij varend, Bergen en Drontheim. - ja Narvik! Dat laatste weigerde men eerst te geloven. De Engelse premier Chamberlain die een paar dagen tevoren uitdrukking gegeven had aan de verwachting, dat Hitler ‘de bus zou missen’, zei in het Lagerhuis dat, naar hij aannam, niet Narvik bezet was, maar Larvik - een kleine haven aan de ingang van de Oslofjord. De Times noemde de bezetting van Narvik ‘onwaarschijnlijk’; berichten dat zo ver naar het Noorden gelegen havens veroverd waren, werden wellicht ‘opzettelijk door Nazi-agenten rondgestrooid teneinde de Geallieerden te weerhouden, hunnerzijds op te rukken om de havens snel te bezetten’Ga naar voetnoot2. In Parijs zocht op die Dinsdagmorgen minister-president Reynaud, over een kaart gebogen, vijf minuten vergeefs met zijn naaste medewerkers naar een ander Narvik aan de Noorse kust,‘overtuigd als wij ervan waren, dat het Narvik waar zich de Duitse troepen zouden bevinden, niet dat in het Noorden kon zijn, de ertshaven’Ga naar voetnoot3. Helaas - 's avonds had men zekerheid. De Duitsers hadden het echte Narvik in handen gekregen. Ook in Oslo hadden ze zich vast genesteld. Alle voorname havens waren in hun macht. Wat Keizer Wilhelm mislukt was, had Hitler gepresteerd: alsof er geen Britse Navy, geen Franse marine de guerre bestond, was hij tot in de Noordelijke IJszee doorgedrongen. Hoe moest men deze ongehoord-gewaagde operatie anders verklaren dan door aan te nemen dat hij grote aantallen handlangers, Duitse en Noorse, bezeten had in alle oorden die hij wenste te bezetten? Had men in de Westerse landen in de dagen en weken volgend op de 9de April '40, niets uit Noorwegen vernomen, dan zou men vermoedelijk uit zichzelf al op de veronderstelling gekomen zijn, dat verraad en list in Scandinavië op ongekende schaal toegepast waren. In die opvatting, waarvoor alles scheen te pleiten, werd men door mededelingen van al diegenen versterkt, die de vrije wereld, Zweden of Engeland, wisten te bereiken: officieren, soldaten, zeelieden en vissers, journalisten. Wat zij in | |
[pagina 85]
| |
Kopenhagen of Oslo, Bergen, Drontheim of Narvik gehoord en ten dele gezien hadden, berichtten zij verder. De correspondent in Denemarken van de Londense Times was er oiet zeker van, hoe beslissend het optreden van de Vijfde Colonne in Kopenhagen geweest was; feit was echter, ‘dat leden van de grote Duitse kolonie van te voren afgesproken rollen vervuld hebben, zoals ook geschiedde door een aantal Duitse reserve-officieren in burgerkleding die vermomd als handelsreizigers Deense visa gekregen hadden’Ga naar voetnoot1. De Sunday Express, een van Engelands grootste Zondagsbladen, was nog positiever: ‘Alle Duitsers, die in Denemarken verblijf houden, werden voor sabotage georganiseerd... In Zweden is de hele Duitse kolonie van 6.000 mensen gemobiliseerd voor propaganda, corruptie en spionnage.’Ga naar voetnoot2 En dan Noorwegen! De valse orders, de doorgesneden kabels, de saboterende officieren, de naar binnen gesmokkelde soldaten en wapenen, de Duitse vissers, handelsreizigers, toeristen, pleegkinderen, die als spion gefungeerd hadden - zij kwamen haast in alle krantenartikelen voor, eerst in de reportages, daarna in de redactionele beschouwingen. De diepste indruk maakte hetgeen Leland Stowe, spedaal verslaggever van de Chicago Daily News, die op de terugweg van Finland in Noorwegen was blijven hangen, over Oslo wist te berichten toen hij eenmaal in de Zweedse hoofdstad Stockholm aangekomen was. ‘Ik geloof,’ zo begon hij, ‘dat dit de belangrijkste reportage is die ik ooit heb geschreven... het verhaal schreeuwt om verteld te worden’; voor het eerst trof men alle sinistere berichten uit Noorwegen in één pakkend geschreven artikel bijeen aan. Leland Stowe bracht de oplossing voor alle raadselen: verraad. ‘Noorwegens hoofdstad en grote zeehavens werden niet met kracht van wapenen veroverd. Zij werden met onvergelijkelijke snelheid bezet door middel van een samenzwering die zonder twijfel gerekend moet worden tot de stoutmoedigste, meest perfect gesmede politieke complotten van de afgelopen honderd jaar.Metomkoperij en ongewone infiltratie van de zijde van Nazi-agenten en met verraad van de kant van een paar hooggeplaatste Noorse burgerlijke en militaire autoriteiten, bouwde de Duitse dictatuur zijn Trojaanse Paard binnen Noorwegen... Volstrekte contrôle door een handvol personen op sleutelposities in het bestuursapparaat en op de vloot was nodig om de coup te doen slagen en alles was feilloos voorbereid. De samenzwering verliep voor ongeveer 90% volgens plan.’ Met eigen ogen had Stowe gezien hoe de Duitse generaal Falkenhorst, in de middag van 9 April aan het hoofd van zijn troepen Oslo binnentrekkend, de groet van personen in de menigte aan de kant beantwoord had; dat ‘moesten vooraf-gezonden Duitse agenten geweest zijn’, die ‘zich | |
[pagina 86]
| |
wekenlang in Oslo beijverd hadden voor dit moment dat de kroon zette op hun werk’Ga naar voetnoot1.
Stowe's artikel deed de ronde door de wereldpers en werd met verbazing en ontzetting gelezen. Een bejaard Amerikaans hoogleraar in het Midden-Westen noemde hetgeen Stowe in Stockholm geschreven had, ‘de enige reportage, die licht werpt op het gebeurde’Ga naar voetnoot2. In Londen vormden zijn onthullingen ‘onderwerp van geanimeerde discussie’ in de lobbies van het LagerhuisGa naar voetnoot3. De bron van berichten en verhalen droogde niet zo spoedig op. Tien dagen na Leland Stowe deelde een Engels ooggetuige van de bezetting van Bergen in de Times mee, zelf van een Duits soldaat gehoord te hebben ‘dat hij en zijn kameraden al vier weken vóór de invasie aan boord van drie schepen in de haven van Bergen verborgen waren geweest’Ga naar voetnoot4. Met overeenkomstige mededelingen kwamen de Engelse troepen terug die begin Mei na de mislukte aanval op Drontheim uit Noorwegen geëvacueerd werden. Ook zij waren machteloos geweest tegen een met diabolische middelen werkend tegenstander. ‘Het land was vol spionnen’, verzuchtte een Schots soldaat uit de Royal Engineers, ‘iedere beweging die we maakten was, zo gauw we hem uitgevoerd hadden, aan de Duitsers bekend’Ga naar voetnoot5. Dat was geen vechten geweest... Noorse autoriteiten, die naar het buitenland ontkwamen, constateerden daar tot hun schrik dat hun volk een slechte naam kreeg door al die spionnerende en saboterende hoofdambtenaren en offirieren. Zij haastten zich dat beeld te corrigeren. Het waren de Nazi's, betoogden zij, die dergelijke kwaadaardige berichten verspreidden om Noorwegen te discrediteren. De minister van buitenlandse zaken, Koht, zei na aankomst in Londen dat men ‘geen enkel duidelijk geval van verraad had kunnen opsporen’Ga naar voetnoot6. Er was een uitgebreide Duitse Vijfde Colonne aan het werk geweest, niet een Noorse. Het is twijfelachtig of aan die ontkenningen veel waarde gehecht werd. Ze pasten niet in het algemene beeld dat gevormd was. Bovendien wies al het water van de Noordzee niet af dat de Noor Quisling - sujet, zo glibberig als zijn naam - op de dag van de invasie klaar had gestaan zijn vaderland aan de Duitsers te verraden. Waar lagen die verraders nog meer op de loer? In welke andere staten maakten zij zich op voor de hun toebedeelde taak? ‘Er zijn Quislings in ieder land van Europa - lieden die van te voren ge- | |
[pagina 87]
| |
instrueerd zijn om een Nazi-inval voor te bereiden. Zij zijn leiders van een georganiseerde groep getrainde saboteurs, spionnen en propagandisten; en hun beloning wordt gevormd door de emolumenten van staatsfuncties wanneer de Hakenkruisvlag boven hun hoofdstad wappert.’Ga naar voetnoot1 Zo schreef, een week na de Duitse inval, de Londense Times. Zo dachten millioenen.
٭
Aan de Vijfde Colonne in Polen had men - daaraan zij thans herinnerd - in West-Europa en Amerika weinig aandacht besteed; Polen behoorde tot de Slavische wereld. Het land van de ‘Poolse landdag’ kende men nauwelijks en achtte men niet. Maar met de inbraak in Denemarken en Noorwegen stond Hitler op de drempel van de Westerse beschaving; daar had hij niet een ‘wild volk’ als het Poolse onder de voet gelopen, maar de ordelijke, fatsoenlijke gemeenschappen van democratische Denen en Noren. Als in Oostenrijk en Tsjechoslowakije had Hitler ook in Noorwegen een burger van de te bedwingen staat opgespoord die bereid was de Judasrol te spelen: Quisling was slechts in de voetstappen getreden van Seyss-Inquart en Konrad Henlein, maar de aggressie-van-binnen-uit die in hun twee gevallen enkele weken en, wist men beter, zelfs enkele jaren aan het daglicht getreden was, had zich in het geval-Quisling met de snelheid van de bliksem geopenbaard: één ochtend, en hij was heer-en-meester geweest in Oslo - gisteren onbekend leider van een partij waarvan men nooit gehoord had, vandaag minister-president en door de Duitsers op het schild geheven. Perfect samenspell Daarnaast was echter, zo zag men her, in de twee Scandinavische staten voor het eerst het gehele patroon van de Duitse militaire aanval duidelijk geworden: met spionnen, met saboteurs, met valse orders, met verborgen wapenen. Waar was nog één Rijksduitser te vertrouwen? Bij iedere in het buitenland gevestigde Duitse firma kon een wapendepot ondergebracht zijn, en iedere Duitse reiziger, die in Sofia of Santiago de Chili, in Cairo of in Brisbane, in Kaapstad of in Vancouver uit een vliegtuig stapte, voerde wellicht in zijn bagage de bacteriën mee, waarmee Hitler de te onderwerpen volkeren wilde infecteren. Die angsten doorhuiverden, bij momenten, niet slechts de volkeren. Na het gebeurde in Denemarken en Noorwegen achtten vele regeringen zich verplicht en gerechtigd vèrgaande maatregelen te nemen ter bescherming van de binnenlandse veiligheid. Zij werden daarbij door een nerveuze publieke opinie gestimuleerd. In Zweden werd het aan vreemdelingen verboden per particuliere auto of taxi te rijden; fabrieken en openbare nutsbedrijven werden onder bewaking gesteld van betrouwbare arbeiders. | |
[pagina 88]
| |
In Zwitserland waarschuwde de regering het volk tegen onjuiste berichten in oorlogstijd; werd het land aangevallen, dan zou het zich verdedigen; ieder nieuws van een eventuele capitulatie zou een truc van de vijand zijn. Verboden werd, landkaarten en ansichten uit te voeren. Organisaties van Zwitserse Nazi's werden scherp bewaakt; alle Duitse studenten die aan de universiteit van Genève studeerden, werden ten getale van 180 huiswaarts gezonden: 30 hunner vormden, naar gebleken was, een nationaal-socialistische organisatie; men had bij huiszoekingen verontrustende ontdekkingen gedaan. De regering van Roemenië verbood alle vreemdelingen, wapens of fototoestellen te bezitten; hun paspoorten moesten ze bij de politie inleveren - deden ze dat niet, dan werden ze over de grens gezet. In Zuid-Slavië waar men - naar bericht was - in Februari 1940 al een geheime Gestapo-centrale op het spoor gekomen was, werden medio April bij Rijks- en Volksduitsers reeksen huiszoekingen uitgevoerd, die documenten aan het licht brachten, ‘waaruit zou blijken dat er voor het geval van een binnenlandse crisis op bepaalde, over het land verdeelde plaatsen 30.000 lieden gereed stonden’; zij zouden ‘op een gegeven bevel zekere posten en objecten bezetten’Ga naar voetnoot1. In de hoofdstad Belgrado viel het grote aantal jonge Duitse ‘toeristen’ op, en ‘de reden, waarom de nieuwe (Duitse) consulaatsstaf talrijke grote koffers het land binnengevoerd heeft, is ook een mysterie’Ga naar voetnoot2. De bureaux van de Duitse Kulturbund in Belgrado werden bezet en honderd Rijksduitsers moesten het land verlaten. Zij hadden nog niet hun hielen gelicht of het bericht deed de ronde dat in het Duitse paviljoen op de Jaarmarkt ‘vijf kisten met geweerpatronen’ gevonden warenGa naar voetnoot3. In het verre Nederlands-Indië veroorzaakten de berichten over de Duitse en Noorse Vijfde Colonne zulk een opwinding en werden van de regering zo drastische maatregelen geëist tegen de in het gebied wonende Rijksduitsers en Nederlandse nationaal-socialisten, dat de Gouverneur-Generaal zich in een van zijn schaarse redevoeringen verdedigde tegen het verwijt dat de regering stil zou zitten. ‘De onrust die dreigt te komen, psychologisch wel te verklaren, vindt nochtans,’ zeide hij, ‘in het bestel van de feiten niet haar rechtvaardiging’Ga naar voetnoot4. Maar waarom, zo vroegen zijn luisteraars zich af, werd dan nog geen twee weken later huiszoeking gedaan bij een grote Duitse firma? Waarom bevond zich in Batavia het Deutsche Haus vlak bij de bureaux van de radio-omroep? Waarom zag het nieuwe betonnen kantoorpand van de Duitse firma Siemens & Halske er uit alsof het in een oogwenk tot vesting omgetoverd kon worden? Deze en dergelijke berichten, constateringen, geruchten, vragen, vermoedens, vonden een graag onthaal bij pers en radio. Men was gealar- | |
[pagina 89]
| |
meerd, men zou zich niet meer laten verschalken. Allerwege werden maatregelen beraamd om de nationaal-socialistische Vijfde Colonne de pas af te snijden, vóór zij haar levensgevaarlijke opmars zou hervatten. Dit proces van weerbaarmaking was nog gaande toen de 10de Mei 1940 genaderd was. In West-Europa rees de zon stralend boven de kim. Hitler had die nacht geen oog dicht gedaan. Zijn Wehrmacht stond klaar om vier landen tegelijk te overvallen: Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk. |
|