De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog
(1953)–L. de Jong– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
Hoofdstuk I
| |
[pagina 53]
| |
Polen, September 1939: Het Duitse offensief
regering met de opperbevelhebber de wijk genomen naar Roemenië; duizenden soldaten waren gesneuveld, bijna zevenhonderdduizend waren krijgsgevangen gemaakt; een enorme buit was de Duitsers in handen gevallen; grote delen van Warschau lagen in puin; zwartgeblakerde dorpen en boerenhoeven vormden het zichtbaar teken van de voren die de Duitse tanks door de Poolse laagvlakte, de bommenwerpers en Stukas door het luchtruim getrokken hadden. Achteraf bezien mocht men zeggen, dat - zelfs al waren de Russische legers op 17 September niet overgegaan tot de bezetting van Polens Oostelijke helft - de ongelijke strijd voor Polen verloren was nog voor de eerste Duitse mortiergranaat bij de loopgraven aan de grens ontplofte. Maar zo hadden de Polen de strijd niet beleefd. Wat zich later in het nuchter militair relaas als een zich constant ontwikkelende, van meet af aan onvermijdelijke catastrofe zou voordoen, was voor het Poolse volk een warreling geweest van wilde emoties waarin de moedeloosheid zich tel- | |
[pagina 54]
| |
kens weer tot heroïsme, het pessimisme zich tot uitgelatenheid verhief. Driftige aanvalslust en mateloze overschatting van eigen kracht hadden de Poolse militaire leiding tot het opstellen van een operatieplan gebracht waarbij, nadat men de Duitse offensieven op de flanken opgevangen had, de Poolse cavalerie in het centrum zegevierend voorwaarts zou rukken, richting Berlijn, om de paarden te drenken in Spree en Havel. Tot dat doel werden sterke Poolse krachten in West-Polen samengetrokken. In Maart en in de eerste helft van Augustus '39 waren de eerste divisies gemobiliseerd van welke echter een deel Noordwaarts gezonden werd, de Poolse Corridor in, om Danzig te bezetten mochten de Duitsers daar de status-quo wijzigen. In de tweede helft van Augustus vonden nieuwe mobilisaties plaats; de algemene mobilisatie werd pas voor de 31ste afgekondigd. Van Oost-Pruisen tot Opper-Silezië lagen de zwaargewapende Duitse troepen al op de loer, maar toen de oorlog uitbrak, was van de Poolse divisies pas ongeveer de helft opgesteld; andere divisies waren onderweg naar hun bestemmingsoorden, van nog andere zaten de reservisten eerst in de trein naar de plaats waar zij zich moesten melden. De transporten liepen in het honderd; bruggen en spoorwegen werden door Duitse bommen vernietigd, en zo ontstonden naast de troepen die de Poolse bevelhebbers in de hand hadden, toevallig-geformeerde eenheden van officieren die hun soldaten, soldaten die hun officieren niet kenden. Vóór, ten dele naast de Duitse tanks en infanteristen trokken drommen wanhopige vluchtelingen per trein, te voet, soms in auto's, vooral op boerenwagens Oostwaarts, schaarse en in der haast gepakte bezittingen dragend of met zich mee voerend. De Duitsers naderden! Men poogde stoeten koeien over de Weichsel in veiligheid te brengen; de wegen raakten versperd. Die zône van paniek en verwarring vloeide van de grenzen naar het centrum van Polen waar men zich de eerste dagen geen enkel denkbeeld kon vormen van het verloop der gevechten. Met vele divisies waren de verbindingen verbroken; wat zich in de Corridor afspeelde, was in Warschau spoedig onbekend. Aanvankelijk zette geen tijding van nederlagen de domper op het rotsvaste vertrouwen in de overwinning. Er was op 1 en 2 September angstige twijfel of Engeland en Frankrijk het gegeven woord trouw zouden blijven, maar toen zich op Zondag 3 September het heugelijk nieuws van hun dubbele oorlogsverklaring aan Duitsland verspreidde, kende het enthousiasme geen grenzen meer. Een juichende menigte stond voor de Engelse en Franse ambassades; keer op keer zond Radio Warschau de Marseillaise uit, afgewisseld met Franse en Engelse militaire marsmuziek. Met twee zo machtige bondgenoten scheen Polen eerst recht onoverwinnelijk! De dagbladen verschenen op vele plaatsen niet meer en brieven werden niet langer bezorgd, doch het was de radio welks nieuwsberichten alom voedsel gaven aan strijdbaar optimisme, Lang niet ieder had een ont- | |
[pagina 55]
| |
vanger; men gaf de berichten mondeling door; geruchten dikten ze aan. Zo vertelde men elkaar dat de Poolse troepen allerwege in het offensief waren en in Oost-Pruisen al Koningsbergen naderden; dat Berlijn in puin lag na een aanval van zeshonderd Engelse en Poolse bommenwerpers; dat Italië Duitsland de oorlog verklaard had omdat Hitler geweigerd had het bombarderen van open steden te staken; dat de Duitse Westwall op twaalf plaatsen doorbroken was en de Franse troepen diep in Duitsland stonden. Bleven de aanvallen van de Luftwaffe enige tijd uit, dan heette het dat de Duitsers tekort hadden aan benzine; men vernam bij geruchte dat zij bij gebrek aan bommen ‘op enkele plaatsen al aan elkaar gebonden stukken rails afgeworpen hadden’Ga naar voetnoot1. Ieder bericht dat een bevestiging vormde van het vertrouwen in de overwinning werd geloofd. Doch er was naast een steeds krampachtiger optimisme dat uiteindelijk, naarmate de Duitse operaties vorderden, omsloeg in wanhopige gebeden, in kreten om hulp, in woedend verwijt aan bondgenoten die hunnerzijds het Duitse roofdier niet naar de keel sprongen, van meet af aan ook angst geweest - angst voor het geweld van de oorlog, voor de Duitse luchteskaders die ongestoord, als waren zij op oefenvlucht, uit het Westen naderden, voor gans de gewapende macht van het Derde Rijk die aan de grenzen de poorten van Polen probeerde open te rammeien en daarin - die bittere waarheid moest men na enkele dagen erkennen - geslaagd was. Angst en hoop raakten in elkaar verstrengeld; naast de neiging, grif te geloven wat aan die hoop voedsel gaf, was ook de bereidheid geboren, te geloven wat met die angst overeenkwam. Geruchten verspreidden zich dat de Duitsers uit vliegtuigen vergiftigde bonbons en sigaretten afwierpen alsmede kinderballons die met gifgas gevuld waren. Ze zouden volgens andere berichten tabaksbladen op de weilanden strooien opdat het vee dat de lucht van nicotine niet verdragen kon, van honger zou omkomen. Vooral die Luftwaffe wilde men op een afstand houden! In sommige Poolse dorpen werd aangenomen dat de rook uit de schoorstenen of dat de radiotoestellen met hun ‘stralen’ - wonderen van techniek voor een nog goeddeels analphabete landbevolking! - de Duitse bommenwerpers als het ware aantrokken; warme maaltijden werden daar overdag niet meer gekookt, radiotoestellen werden er uitgeschakeld of zelfs door de bezitters vernietigd. De zich overal manifesterende Duitse superioriteit, het niet bevestigd worden van gunstige berichten, de zich langzaam aftekenende nederlaag - dat alles was niet alleen angstaanjagend, het was ook volstrekt onbegrijpelijk. Begrijpelijk werd het eerst, wanneer men aannam dat geen tegen- | |
[pagina 56]
| |
slagen te wijten waren aan het, trouwens ondenkbaar, falen van de eigen troepen in open strijd, doch dat zij alle toegeschreven moesten worden aan de slinkse middelen waarvan de vijand zich bediende, aan de operaties van zijn agenten.
٭
Wie die agenten waren? Heel Polen kon ze met de vinger aanwijzen: allen, die zich sinds 1918 als vreemde indringers vastgeklampt hadden aan de Poolse bodem en aan hun eigen organisaties; die sinds 1933 avond aan avond hun radio afgestemd hadden op de zenders van de vijand en zich binnenskamers getooid hadden met de symbolen van het nationaal-socialisme: de vervloekte Niemcy, de Hitlery, de Hitlerowcy, de Duitse Vijfde Colonne! Jarenlang was tegen hen gewaarschuwd; al vóór de oorlog uitgebroken was, hadden overal aangeplakte biljetten vermaand: ‘Pas op voor spionnen! De Duitse spion luistert!’ De waakzaamheid had zich sinds lang op die Volksduitse minderheid geconcentreerd. Men was echter kennelijk niet waakzaam genoeg geweest. Bewijzen genoeg voor die opvatting! Men kon van Duitsers alles verwachten. In de vroege ochtend van 1 September waren de Poolse detachementen in Danzig verraderlijk overvallen door Duitse eenheden die de stad binnengesmokkeld waren; het bericht van die overval bereikte Warschau vóór de verbindingen door de Corridor verbroken werden. In het industriegebied van Opper-Silezië poogden Duitse soldaten, niet tot de geregelde troepen behorend, in samenwerking met Volksduitsers die van de plaatselijke omstandigheden goed op de hoogte waren, zich meester te maken van mijnen, fabrieken en electrische centrales. Daar werden in het grensgebied al in de nacht vóór de aanval bruggen bezet door geheimzinnige vijanden die men niet precies kon identificeren doch die, door de Poolse linies sluipend, hun doelen genaderd waren. In Kattowitz trachtte een groep Volksduitsers, een band met het hakenkruis om de arm, een opstand te ontketenen. Een Amerikaans correspondente zag hoe dertig tot veertig hunner, de oudste niet boven de twintig jaar, onder zware bewaking weggevoerd werden, enkele minuten later gevolgd door twee vrachtauto's: ‘Zij stonden vol arbeiders met gescheurde kleren, besmeurd met bloed en vuil. Zij zaten gehurkt in een kring soldaten en telkens wanneer een zijn hoofd ophief, werd het met de kolf van het geweer omlaag geslagen. Die mannen waren bij een andere Nazi-opstand betrokken geweest.’Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 57]
| |
Sommige Volksduitsers die gemobiliseerd waren in het Poolse leger - anderen waren in Augustus niet opgekomen, doch ondergedoken - boden aan tal van sectoren onvoldoende weerstand aan de Duitse troepen of trachtten te deserteren. Onder hen was het parool verspreid dat zij onder geen beding op Duitsers moesten schieten doch zich zo spoedig mogelijk gevangen moesten laten nemen. ‘De Poolse officieren wisten daarvan af,’ schreef een Volksduitser later, ‘doch men geloofde ons te kunnen intimideren doordat men ons in de voorste linies plaatste en nauwlettend in het oog hield’.Ga naar voetnoot1 Bij Posen, in het centrum van het gebied waar de meeste Volksduitsers woonden, werd op de tweede oorlogsdag bij de bemanning van een neergeschoten toestel van de Luftwaffe een document gevonden, een Merkblatt zur Bekanntgabe an die gegen Polen eingesetzten Truppen, waarin te lezen stond, dat ‘de Duitse en andere volksgroepen in Polen... de strijd van de Duitse Weermacht zullen ondersteunen’; Duitse reservisten zouden trachten te deserteren; voorts, aldus het Merkblatt, ‘kan het mogelijk zijn, dat de Duitse minderheden en andere volksgroepen de strijd van het Duitse leger ondersteunen door: het vrijmaken van straten voor de opmars der Duitse troepen; het verhinderen van het opblazen van bruggen en straatwegen door de Polen; guerrilla in de rug van de vijand, zoals bijvoorbeeld verbreking van de achterwaarts-lopende Poolse verbindingen.’De aldus ‘actief strijdende delen van de Volksduitsers en andere volksgroepen’ zouden de beschikking hebben over kentekenen en parolen, zorgvuldig in het Merkblatt opgesomd; als kentekenen: een rode zakdoek met grote gele cirkel in het midden, een lichtblauwe armband met geel centrum, een beige overall met gele merktekens, of armbanden met het hakenkruis; als parool: het woord ‘echo’, dat in het Duits, Pools, Oekraïns, Russisch en Tsjechisch op dezelfde wijze uitgesproken en geschreven werd. Het Merkblatt maakte er verder melding van dat leden van minderheden, ‘die voor de Wehrmacht strijden, respectievelijk door de Wehrmacht ingezet zijn’, konden optreden hetzij in Pools uniform, hetzij in burgerkleding, hetzij als parachutistenin groenachtig-grijze overall, eventueel ook in burgerkleding. Al deze inlichtingen stonden netjes-getypt op vier pagina'sGa naar voetnoot2 en waren naar behoren ondertekend: Für die Richtigkeit; Pruiz Reuss, Major. Zwart op wit. Was er overtuigender bewijs denkbaar voor de perfide machinaties van de Duitse Vijfde Colonne? Het Merkblatt was voor alle Duitse troepen bestemd; de er in aangeduide geheime operaties waren blijkbaar overal georganiseerd. Wie moest men het eerst waarschuwen? | |
[pagina 58]
| |
In hoeverre de inhoud van het door Prinz Reuss ondertekende stuk aan andere Poolse autoriteiten dan die in Posen werd meegedeeld, is onzeker. Algemene bekendheid kon er niet aan gegeven worden; daarvoor waren al teveel verbindingen verbroken. In wezen was men overigens in alle delen des lands al bedacht op de operaties waarop het gevonden document wees. Zijn inhoud scheen inderdaad op tal van plaatsen door de werkelijkheid verbluffend-nauwkeurig bevestigd te worden. Bij hetzelfde Posen waar het Merkblatt ontdekt was, werden, eveneens op de tweede oorlogsdag, twintig Duitse agenten gearresteerd die allen band en merkteken onder hun regenjas om de arm hadden: ‘Zij bekenden, dat zij gedurende de nacht de grens overschreden hadden... en dat zij ermee belast waren, de terugtocht van het Poolse leger te verhinderen, sabotage te plegen en communicatie-middelen te vernielen. Zij hadden allen in Duitsland de passende cursus gevolgd.’Ga naar voetnoot1Twintig agenten in één dag op één plaats! Hoeveel honderden, hoeveel duizenden waren elders ingezet? In de Poolse Corridor kwamen in verschillende districten gevechtstroepen in actie die uit Volksduitsers bestonden of door hen geholpen werden. De Franse consul in Gdynia, havenstad aan de Oostzee, die in de eerste oorlogsdagen uit zijn standplaats naar Warschau snelde, zag dat in tal van oorden Volksduitsers gearresteerd werden die betrapt waren op het doorsnijden van telefoon- of telegraafdraden. In één stadje zei de commissaris-van-politie hem verontwaardigd, ‘dat hij zich ernstig ging afvragen of ieder met wie hij sprak, niet een gevaarlijke Volksduitser-in vermomming was, die gearresteerd behoorde te worden’Ga naar voetnoot2. Elders in Polen werden terugtochtswegen versperd door omgehakte bomen; men trof Duitse agenten aan, vermomd als Poolse marechaussées, spoorwegbeambten en officieren; ‘hun Duitse documenten waren in de voering van hun kleding verborgen’Ga naar voetnoot3. Op één plek werd een Pools detachement door een groep van ongeveer dertig van die agenten bestookt: ‘Toen zij door onze soldaten aangevallen werden, vluchtten ze het bos in. Twee van hen werden gedood. Zij droegen Pools uniform, waren gewapend met Duitse Mausers en lichte machinegeweren type no. 34 en bezaten kleine zaklantaarns met witte, rode en groene lampjes. Papieren hadden ze niet bij zich. De plaatselijke burgerbevolking verklaarde dat deze agenten om ongeveer acht uur des avonds per parachute gedaald waren en onmiddellijk daarna raketten met rood licht omhoog geschoten hadden.’Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 59]
| |
In Oostelijk Polen zag een Fransman twee Duitse parachutisten neerkomen. Ook zij werden gevangen genomen; zij hadden geen documenten bij zich maar waren wel in burgerkleding en droegen onder hun jas de gebruikelijke armband; gewapend waren zij met revolvers en handgranaten; ‘zij hadden scharen bij zich om ijzerdraad door te knippen en een van hen bezat drie kleine flesjes die met een vocht gevuld waren’Ga naar voetnoot1. Bij Lemberg in Zuidoost-Polen werden, toen de campagne al bijna afgelopen was, drie Duitse parachutisten gearresteerd, twee in Pools uniform, een in burgerkleding. ‘De burger, die Pools sprak, bekende dat hij tot taak had, het gerucht te verspreiden dat de Duitsers alle Poolse mannelijke personen van veertien jaar en ouder zouden interneren evenals de vrouwen van Poolse ambtenaren en militairen’Ga naar voetnoot2. Ziet - dit waren onomstotelijke feiten; het Merkblatt van Prinz Reuss kon men lezen, de lijken van de gesneuvelde Duitse agenten zien, hun wapenen, kleding, zaklantaars en scharen betasten, en in de Corridor en Opper-Silezië hadden jonge Volksduitsers naar de wapenen gegrepen; ook dat stond vast. Aan die feiten werd echter een veel wijder strekking gegeven. Men zag ze als eigenlijk overbodige, maar toch niet onwelkome bewijzen voor de opvatting dat de Volksduitsers in Polen op nog oneindig groter schaal aan het spionneren en saboteren waren dan men uit enkele concrete voorbeelden zou afleiden. Niet onwelkom waren die bewijzen omdat ze onweerlegbaar waren; eigenlijk overbodig, omdat men die massale spionnage en sabotage als zo evident, zo vanzelfsprekend, zo natuurlijk beschouwde dat ze nauwelijks bewijs behoefden. De massa van het Poolse volk verwachtte niet anders dan dat de Volksduitsers in grote getale hand- en spandiensten zouden verlenen aan hun heer en meester, Adolf Hitler. Die verwachting werd, zo meende men, bewaarheid; overal en van de aanvang af. Om te beginnen namen talloze Polen aan dat de Volksduitsers speciale maatregelen getroffen hadden om te verhinderen dat hun woningen gebombardeerd of beschoten zouden worden. Men vertelde dat zij daartoe tekens op hun dak aangebracht hadden of stromijten op een bepaalde wijze dicht bij hun huis hadden geplaatst of hun schoorstenen wit hadden geschilderd. ‘Des nachts’, verhaalde een Pools luitenant, ‘werden die schoorstenen in verschillende kleuren geverfd volgens de afgesproken code-van-tekenen.’Ga naar voetnoot3 Overdag meende men ook andere verdachte verschijnselen te zien. Poolse troepen die in door Volksduitsers bewoonde streken langs de landerijen trokken, waren er veelal van overtuigd dat de Volksduitse boeren speciale landbouwwerkzaamheden verricht hadden | |
[pagina 60]
| |
die, volgens plan, tekens inhielden voor de Duitse troepen, in het bijzonder voor de Duitse luchtmacht; die tekens werden ook wel door Poolse piloten waargenomen: het gras was ‘volgens een plan’ gemaaid; rekken waren ‘in speciale volgorde’ opgesteld; in een veld dat geploegd was, was door op de grond te stampen ‘volgens een plan’ een figuur aangebrachtGa naar voetnoot1. Elders meende men dat in de geploegde velden door er heen-en-weer te lopen tekens aangebracht waren die boodschappen of het verzoek tot het afwerpen van wapenen inhielden, of dat het graan gemaaid was volgens ‘patronen’ die overeenkomstige verzoeken inhieldenGa naar voetnoot2. ‘Ik had één karakteristieke ervaring’, vertelde een uit Polen ontsnapte majoor: ‘Mijn manschappen deelden mij mede, dat zij een boer gezien hadden die zijn veld op een vreemde wijze aan het ploegen was doordat hij met zijn ploeg zigzag voren en cirkels trok. Toen ik het veld bekeken had, constateerde ik dat dit ploegen niets te maken had met gewone landarbeid en toen wij de patronen die hij gemaakt had, op papier nagetekend hadden, zagen wij dat zij één gigantische figuur vormden die hij ten behoeve van vijandelijke vliegers vervaardigd had.’Ga naar voetnoot3Hadden de Duitsers ergens een luchtaanval uitgevoerd, dan werd vaak naar handlangers bij de gebombardeerde objecten gezocht die hun daarbij behulpzaam zouden zijn geweest. Volksduitsers werden er van verdacht dat zij ten behoeve van de Luftwaffe het licht in hun kamer lieten branden of met een lantaarn omhoog schenen door hun schoorsteen of zelfs door het afstrijken van lucifers de Duitse toestellen de weg wezen. In West-Polen werd van de eigenaar van een Duitse steenhouwerij verklaard dat hij niet alleen een radio-zendapparaat had maar ook ‘vanaf de binnenplaats van zijn bedrijf aan Duitse piloten de windrichting had aangegeven’; hij werd geëxecuteerdGa naar voetnoot4. Tussen Posen en Warschau poogden twee Volksduitsers die aan arrestatie ontsnapt waren, in een hutje een potje te koken; Pools spoorwegpersoneel hoorde hen Duits spreken; de militairen werden gewaarschuwd en de Volksduitsers werden gevankelijk weggevoerd. ‘Gezegd werd, dat wij met rook tekens gegeven hadden aan de Duitse toestellen die telkens weer het spoorwegemplacement aanvielen.’Ga naar voetnoot5 Elders meldden Poolse soldaten hun officieren dat in een groep van vijf-en-veertig gearresteerde Volksduitsers ‘vier met een hemd tekens gegeven hadden aan Duitse toestellen. Op bevel van de officieren werden de betrokken Volksduitsers vervolgens achter een muur weggevoerd en daar door de soldaten met de karabijn neergeschoten.’Ga naar voetnoot6 Van het geven | |
[pagina 61]
| |
van tekens werden ook wel kinderen verdacht, Volksduitse jongetjes van zes en zeven jaar oud werden er voor in hechtenis genomen en naar interneringskampen weggevoerd. Hoevelen op die beschuldiging in arrest gesteld of zelfs gedood werden? Niemand weet het, maar alleen al in Thorn, in de Poolse Corridor, werden 34 personen gefusilleerd, ‘die er op betrapt waren, dat zij met spiegeltjes of met witte stof tekens gaven tijdens aanvallen door Duitse bommenwerpers’Ga naar voetnoot1 Maar er was meer. Er werden, zo verzekerde men elkaar, door de Volksduitsers ook andere daden bedreven die ten voordele waren van de gevreesde vijand. Tallozen werden van spionnage en sabotage verdacht waartoe zij zich, daarvan was men overtuigd, op geslepen wijze vermomd hadden - in Pools uniform, maar ook wel in burgerkleding, ‘als arbeiders, bedelaars, priesters, leden van godsdienstige orden’Ga naar voetnoot2 of ‘als vrouwen’Ga naar voetnoot3. Werd door de Duitsers een bombardement uitgevoerd, dan was men er zeker van dat zij vlak van tevoren inlichtingen van vitale betekenis gekregen hadden. In Lemberg, in Zuidoost-Polen, vielen bommen op een Pools hoofdkwartier nog geen zes uur nadat het naar een school verplaatst was. ‘Diezelfde avond werd een bedelaar die in de buurt van deze plek rondzwierf, onder verdenking gearresteerd. Hij bleek in het bezit te zijn van een lijst van objecten die tevoren gebombardeerd waren.’Ga naar voetnoot4 Bij Lubhn zag een Volksduits reservist vanuit zijn kazerne hoe Duitse bommen een nabije spoorlijn vernielden: ‘Een toevallig passerende, vreedzame Poolse monnik, die er in zijn pij bijzonder verdacht uitzag, [werd], hoewel hij verzekerde onschuldig te zijn, in triomf ingehaald en weggevoerd. Gezegd werd, dat hij de aanval op de spoorlijn op zijn geweten had.’Ga naar voetnoot5Maar lang niet altijd waren die Duitse agenten van top tot teen in een aparte kledij gestoken. Zij moesten, dat sprak vanzelf, onderscheidingstekenen hebben; er waren er met armbanden in speciale kleuren; er waren er echter ook die zich, zo meende men, op veel onopvallender wijze aan elkaar kenbaar maakten: met ‘knopen van bepaalde vorm, pullovers, enz.’Ga naar voetnoot6 of met ‘de een-of-andere eigenaardigheid in hun kleding, met een band, een halsdoek’Ga naar voetnoot7. Wat deze en dergelijke agenten met hun spionnage en sabotage wisten te bereiken, moest natuurlijk bericht worden aan het Duitse hoofdkwartier. Van sommige berichten nam men aan, gelijk wij al vermeldden, | |
[pagina 62]
| |
dat zij door middel van tekens die men vanuit de lucht of vanaf de weg kon waarnemen, doorgegeven werden; in andere gevallen geloofde men dat er talloze geheime radiozenders aan het werk waren die de Duitsers een stroom van gegevens deden toekomen. In Warschau was de bevolking er tijdens de bombardementen van de eerste oorlogsdagen van overtuigd dat de Luftwaffe in verbinding stond met van zendapparaten voorziene agenten in de stad. ‘Door de Poolse autoriteiten werden grote aantallen van dergelijke zendstations in beslag genomen, sommige op zolder bij vooraanstaande Duitse fabrikanten. Een verhaal deed de ronde van een dief die een inbraak pleegde in de kelder van een belangrijk fabrikant die een Duitse naam had, met als enig resultaat dat hij er een geheime radiozender in werking aantrof.’Ga naar voetnoot1 Dergelijke radiozenders meende men ook op het platteland in grote getale te ontdekken. Maar ze waren handig verborgen! Men trof ze aan ‘in het graf van een bekend industrieel’, in het ‘huis van een Protestants predikant’, ja zelfs ‘in een holle boom’Ga naar voetnoot2. Alleen al in de Corridor werden volgens een officier van de Poolse generale staf tijdens huiszoekingen bij Volksduitsers ‘vijftien korte-golf-zenders’ ontdektGa naar voetnoot3. Elders vond een Pools luitenant in een door Volksduitsers bewoond dorp ‘een klein kortegolf-zendertje in een doosje, niet veel groter dan een lucifersdoosje’Ga naar voetnoot4. Natuurlijk werden alle personen onder wier dak men deze en dergelijke apparaten aantrof, op zijn minst gevankelijk weggevoerd. Trouwens, andere vreemde, er typisch-Duits uitziende voorwerpen wekten eveneens verdenking. Bij Posen werden bijv. twee Volksduitsers ‘als spionnen’ gefusilleerd in wier woning Poolse militairen ‘een postzegelverzameling, een oude Duitse helm uit de eerste wereldoorlog, een motorfietslantaarn en een kilometerteller’ aangetroffen haddenGa naar voetnoot5. Geen list was er die die Volksduitsers niet op hun geweten hadden! ‘Waar zich maar Duitsers bevonden, schoten zij des nachts op Poolse soldaten; zij staken de gebouwen in brand waarin de troepen ingekwartierd werden; zij sneden telefoondraden door; zij maakten met behulp van gekleurde raketten bijzonderheden bekend omtrent de Poolse troepenverplaatsingen; zij legden hinderlagen voor die Poolse troepen en mengden dikwijls mosterdgas in het water dat zij voor was-doeleinden aanboden.’Ga naar voetnoot6 En om van dat laatste, meest sinistere Duitse bedrijf een voorbeeld te geven: ‘Ik verklaar,’ schreefeen Pools majoor na afloop van de strijd, ‘dat ik het geval zag van luitenant Kowalski, die met mij gestationneerd was in een kolonie in Wolhynië (Oost-Polen), waar Duitsers woonden. Hij wies zich | |
[pagina 63]
| |
met water dat de huisvrouw van het huis hem in een kom bracht, en onmiddellijk zwol zijn gezicht vreselijk op. Hij werd terstond naar het ziekenhuis in Luck vervoerd, waar men constateerde dat zijn brandwonden gevolg waren van mosterdgas, gelukkig in een verdunde vorm.’Ga naar voetnoot1De angst voor de Duitse Vijfde Colonne, opgewekt door gebeurtenissen en berichten als wij hier weergegeven hebben, was allerminst een locaal verschijnsel. Na afloop van de oorlog wist de Poolse regering-in-balling-schap alleen al bij de offcieren en manschappen die naar het buitenland ontsnapt waren, meer dan vijfhonderd verklarigen te verzamelen waarin elk dezer getuigen weergaf wat hij omtrent de activiteit dier Vijfde Colonne met eigen ogen gezien of met eigen oren gehoord had. Die verklaringen hadden zo goed op de eerste als op de laatste week van de ongelijke strijd betrekking en zij kwamen uit alle delen des lands. Zij waren zakelijk als een proces-verbaal. Zo waren zij ook bedoeld. Maar daardoor brandde er niet het vuur der emoties in dat in de oorlogsdagen zelf opgelaaid was: de schok van het uitbreken van de strijd die men maandenlang had zien aankomen en die toch als een verrassing kwam; de wilde vlam van het optimisme, spoedig gedoofd door slecht nieuws en boos gerucht; de bezorgdheid over man en vader, zoon en verloofde die onder de wapenen geroepen waren; de nijpende angst voor de Duitse bommenwerpers die superieur en onaantastbaar met telkens nieuwe dodelijke last hun witte strepen trokken door de hoge lucht; de droefenis om het geliefde, aanbeden leger dat men in verwarring of zelfs in panische vlucht zag wijken voor een vijand, gewapend als de Duivelzelf, onoverwinnelijk, oppermachtig; het pijnigend besef dat Polen, de eigen staat die langer dan een eeuw verbeid was en amper twintig jaar bestond, zijn ondergang tegemoet ging; en eindelijk, het onheilspellend, onvermijdelijk naderen van de lijfelijke vijand, de Duitsers, de hooghartige Niemcy, de nazaten der Middeleeuwse kruisridders, volgelingen eerst van de onderdrukker Bismarck, nu van een Hitler wiens peilloze minachting, wiens sadistische haat voor alles wat Slavisch was, als een dreigende ondertoon waren bij iedere woordenvloed uit zijn rauwe keel. Dan te bedenken, dat de vijand - deze vijand! - handlangers had in eigen stad en dorp! Volksduitsers, die zijn komst verlangend tegemoet zagen, die hem tekens gaven, die voor hem spionneerden en saboteerden, die ten opstand vlogen en hinderlagen spanden, die op de Poolse troepen schoten of ze des nachts overvielen, die - onzichtbaar voor niet-ingewijden - allen op mysterieuze wijze kenbaar waren voor elkaar en een gigantische samenzwering vormden waarmee volk en leger in de rug aangevallen werden. Geen middel, geen werktuig, geen wapen werd daarbij geschuwd: pistool noch machinegeweer, kniptang noch zendapparaat, bijl noch kogel! | |
[pagina 64]
| |
Opgepakt moesten ze worden, die Vijfde Coloonisten - weggevoerd, onschadelijk gemaakt!
٭
Al maanden van tevoren had de Poolse regering opdracht gegeven, lijsten op te stellen van verdachte Rijks- en Volksduitsers. Die opstelling vond vermoedelijk plaats in April en Mei '39, omstreeks de tijd dat Hitler het niet-aanvals-verdrag met Polen opzegde. Sommige groepen Volksduitsers werden, zoals wij zagen, al vóór het uitbreken van de oorlog gearresteerd en naar interneringskampen op transport gesteld. De meerderheid liet men nog met rust. Op de eerste oorlogsdag echter, werd - volgens berichten van verschillende Duitsers - via de Poolse radio een speciale instructie doorgegeven aan de Poolse organen van justitie en politie, waarbij hun gelast werd de klaargelegde lijsten af te werken. Onmiddellijk werden, nog op die Vrijdag 1 September, in alle plaatsen waar Rijks- en Volksduitsers woonden, aanhoudingsbevelen rondgedeeld. Er waren bevelen op rood, op rose en op geel papier. Diegenen aan wie een rood papier uitgereikt werd, moesten naar de plaatselijke gevangenis overgebracht worden; bij hen moest ook terstond huiszoeking worden verricht; wie een rose papier kreeg (dat waren meest Rijksduitsers), moest zich bij de politie melden voor internering; de gele papieren tenslotte, duidden aan dat de betrokkenen zich op eigen gelegenheid naar bepaalde, ver van de Duitse grens gelegen plaatsen in Centraal- en Oost-Polen moesten begeven. Het streven der Poolse autoriteiten was dus, de meeste Volksduitsers ongemoeid te laten, elementen die men niet volstrekt vertrouwde, van het vermoedelijk terrein van de strijd te verwijderen, en alleen diegenen die men als uitgesproken vijanden van het eigen staatsbestel zag, achter slot en grendel te plaatsen. Van deze onderscheidingen kwam in de practijk niet veel terecht. De te interneren Rijksduitsers kon men niet afvoeren en zij die met leeftocht voor vier dagen naar Centraal- of Oost-Polen moesten trekken, kwamen soms voor stations te staan waarvan geen trein voor burgers meer vertrok. Zo kwamen tenslotte allen die enig papier gekregen hadden, van welke kleur ook, terecht in het plaatselijk hoofdbureau-van-politie, in de gevangenis of in interneringskampen - vaak fabrieksterreinen die inderhaast met manshoog prikkeldraad omgeven waren. Al op weg naar deze oorden werden de Duitsers door de opgewonden bevolking ‘getracteerd op trappen, met geweerkolven geslagen, in het gezicht gespuwd en op de gemeenste scheldwoorden onthaald’Ga naar voetnoot1. Voor de huizen van hen die gearresteerd werden, verzamelden zich volksmenigten; het kwam voor dat | |
[pagina 65]
| |
men er de ruiten inwierp. Van belang was dat naast de ‘officiële’ ook ‘onofficiële’ arrestaties verricht werden. In menig oord hadden Poolspatriottische verenigingen hun eigen lijsten aangelegd van Volksduitsers die men niet vertrouwde; ook die lijsten werden afgewerkt en het ging daarbij vaak ruw toe. De huiszoekingen droegen meestal een vluchtig karakter: ‘bewijzen’ waren gauw gevonden: een Duitse krant, een brief van een Duits familielid, een portret van Hitler - dat alles toonde aan dat men aan het juiste adres was. Vond men niets, dan gebeurde het ook wel dat een handgranaat op de schoorsteen of in een kast gelegd werd die enkele minuten later triomfantelijk ‘ontdekt’ werd, ‘Schuldig’ waren ze toch, die Volksduitsers - het bewijs kwam er eigenlijk niet op aan. Ondertussen klonken op straat de kreten: ‘Pak ze vast! Sla ze dood, die Niemcy, die Szwaby, die varkens, die spionnen!’Ga naar voetnoot1 Angst en haat richtten zich niet alleen tegen de Duitsers in eigen omgeving. Andere personen die ook Duitser waren maar als zodanig niet herkend konden worden, waren misschien nog gevaarlijker. Op enkele plaatsen kwam het voor dat men lieden die men niet vertrouwde, Poolse woorden liet uitspreken waar de Duitse tong over zou struikelen. In Opper-Silezië waar de spanning het grootst was, werden leden van Poolse verenigingen met geweren uitgerust en ‘wie op hun roep in het Duits of in het geheel niet antwoordde, werd neergeschoten’Ga naar voetnoot2. Zo werden in de eerste drie oorlogsdagen grote aantallen Duitsers, meest Volksduitsers, gearresteerd of anderszins onschadelijk gemaakt. Volksduitse boeren werden van het platteland naar de dorpen of steden gebracht. In Bromberg, dat in de Corridor aan de Weichsel gelegen was, had men op Zaterdag 2 September ongeveer drieduizend Volksduitsers achter prikkeldraad bijeen; de Poolse autoriteiten hadden van de gelegenheid gebruik gemaakt, er een aantal vooraanstaande socialisten en communisten die men van revolutionnaire bedoelingen verdacht, aan toe te voegen; er waren ook misdadigers bij die men uit de gevangenis geevacueerd had. Wat moest met al die mensen geschieden? Het was duidelijk, dat ze aan de greep van de Duitsers onttrokken moesten worden. De algemene roep werd: ‘afschuiven naar het Oosten!’ In sommige gevallen werden aparte treinen geformeerd, in andere begaf men zich uitsluitend te voet op weg. Het gebeurde ook wel dat men onderweg de treinen verlaten moest om lopend de tocht te vervolgen. Met alle transporten werd getracht, grote interneringskampen te bereiken die dicht bij de Russische grens gelegen waren; in een aantal gevallen lukte dat, in andere niet. Het totaal aantal weggevoerde en al of niet geinterneerde Volksduitsers werd van Duitse kant op ver over de 50.000 | |
[pagina 66]
| |
geschatGa naar voetnoot1. Alleen al in het kamp Bereza-Kartuska, in Noordoost-Polen, zouden zich 3500 Duitsers bevonden hebben, samen met 1600 Oekraïners die ook in grote getale door de Polen gearresteerd warenGa naar voetnoot2. De behandeling in de kampen was slecht. Erger hadden de gearresteerden echter op weg daarheen moeten verduren. Een stoet arrestanten, uit het ene dorp vertrokken, was bij aankomst in het volgende een ordeloze troep bestofte individuen geworden; zij werden bewaakt - dus hadden ze iets op hun geweten. Het waren Duitsers, Niemcy, Hitlerowcy. Zij waren verantwoordelijk voor het onheil dat Polen trof; er vormden zich menigten die naast de arrestanten meeliepen en aan hun gevoelens lucht gaven. ‘Wij leerden grondig kennen’, schreef later een Volksduitser, ‘wat het is, spitsroeden te moeten lopen’: ‘Overal waar wij door een plaats van enige omvang kwamen, was de straat omzoomd met volk van iedere leeftijd en geslacht, dat in razernij verkeerde, schold, spoog, met stenen of mest wierp en met stokken op ons los sloeg; gevlucht spoorwegpersoneel en gevluchte soldaten gingen het ergst te keer. De politie die ons vergezelde, was ons vijandig gezind, liet ons nauwelljks één keer per dag water drinken en maar zelden van de tocht uitrusten; maar in de steden behoedde ze ons er tenminste voor dat we door de menigte doodgeslagen of doodgetrapt werden, hoewel bijna ieder van ons vooral in de eerste dagen verwondingen opliep.’Ga naar voetnoot3Het gedrag der bewakingsmanschappen was verschillend. Het kwam voor dat zij met de gummiknuppels de opdringende Poolse menigte terugjoegen; het kwam ook voor dat het hun niet onwelgevallig was dat er onder de arrestanten slachtoffers vielen. Over het algemeen gedroegen de politie-agenten die tenslotte wisten wie zij begeleidden, zich beter dan de onverschillige Poolse soldaten die veelal hun taak overnamen. Door hen werden onderweg heel wat ‘spionnen’ neergeknald en vaak boden zij ook onvoldoende weerstand aan pogingen uit het publiek, enkele Volksduitsers in handen te krijgen en af te maken. Het kwam op verschillende plaatsen tot sadistische moordpartijen; na de strijd werden lijken van Volksduitsers gevonden die men afschuwelijk verminkt had of samen met het kreng van een hond in een kuil gesmeten. Zo was het lot der weggevoerden verschillend: de meesten keerden met builen en schrammen uit hun tijdelijke gevangenschap terug; van één transport van 700 geïnterneerden wordt echter verhaald dat slechts een tiende weer thuis kwam - alle overigen hadden er het leven bij ingeschotenGa naar voetnoot4. Inmiddels hadden zich op tal van plaatsen waaruit men de gevaarlijk geachte Volksduitsers weggevoerd had, nieuwe ongeregeldheden voorge- | |
[pagina 67]
| |
daan. In de Vijfde-Colonne-paniek werden huizen en boerenhoeven van Volksduitsers bestormd en geplunderd waarbij in enkele gevallen hele gezinnen om het leven kwamen. Ook hierbij werd het uitleven van sadistische impulsen getolereerd, ja toegejuicht. Er waren echter Polen die het hoofd koel hielden, waarschuwden tegen uitspattingen en soms zelfs Volksduitsers beschermden of in eigen huis verborgen. Officieren verboden of staakten executies. De algemene opvatting was echter dat geen Duitser waard was, dat men voor hem in de bres sprong, wat sommigen niettemin met gevaar voor eigen leven deden. Het waren vooral onontwikkelde en arme Polen die op de Volksduitsers wraak namen; in de provincie Posen de Poolse landarbeiders die bij de rijkere Duitse boeren de schuren in brand staken, vee meenamen, geld stalen en bezittingen roofden.
٭
De ernstigste ongeregeldheden deden zich in het al genoemde Bromberg voor. In deze stad van 150.000 inwoners, gelegen in een gebied dat sinds generaties het centrum was van een verwoede worsteling tussen Polen en Duitsers, woonden toen Hitler Polen binnenviel, ongeveer elfduizend Volksduitsers. Hoe zij tegenover het nationaal-socialisme stonden, wisten de Polen niet precies; zij hadden wel gezien, dat in September 1937 meer dan vierduizend Volksduitsers deelgenomen hadden aan een ter plaatse gehouden Deutscher Tag. Op de dag waarop de oorlog uitbrak, werden in Bromberg alle vooraanstaande Volksduitsers gearresteerd of werd hun gelast zich bij de politie te melden. Hun leider, dr Hans Kohnert, trachtte zich te verbergen maar werd opgespoord. Nog in de ochtend van die 1ste September werden de spoorweg-emplacementen door de Duitsers gebombardeerd - het kwam als reactie daarop bijna tot een bloedbad onder de paar honderd Volksduitsers die in het hoofdbureau-van-politie opgesloten waren. Daags daarna, 2 September, werden alle gearresteerden weggevoerd; drieduizend Volksduitsers waren daarbij, en van hen behoorden velen tot de valide Duitse mannen. De Polen bleven zich echter bedreigd voelen; de burgerlijke bestuurders verlieten de stad, militairen namen het bewind in handen. Terzelfdertijd trokken van de grensdistricten grote stoeten Poolse vluchtelingen door Bromberg heen, niet weinig bijdragend tot de algemene ontreddering; ook Volksduitsers kwamen opdagen, begeleid door politie-agenten. Nu had al voor de oorlog het gerucht de ronde gedaan, ‘dat de plaatselijke Duitse bevolking voor het geval van oorlog maatregelen voorbereidde’; op 1 September was Bromberg ‘vol gerucht, dat de Duitsers een | |
[pagina 68]
| |
opstand aan het voorbereiden waren’; op de 2de, na nieuwe luchtaanvallen, ‘deed het gerucht de ronde dat de Duitse troepen ieder ogenblik de stad konden binnentrekken en dat de opstand terstond zou beginnen. Er waren haast geen Duitsers meer te zien op straat.’ Wat voerden zij in het schild? In de nacht van Zaterdag 2 op Zondag 3 September werden Volksduitsers ‘die lichtsignalen gaven’, gearresteerd. ‘Bijna niemand deed die nacht een oog dicht, opgewonden als men was door geruchten dat de vijand naderde, en door de daden bedreven door Duitse saboteurs.’Ga naar voetnoot1 Ook andere geruchten werden verspreid en grif geloofd. De van de grens arriverende vluchtelingen werden niet vertrouwd. Waren er onder hen Gestapo-agenten? Men vertelde dat in de karren ‘die zogenaamd voor het transport van hun bagage dienden, wapens verborgen waren, in het bijzonder kleine machinegeweren van het type dat door het Duitse leger gebruikt werd, en ammunitie’. De Poolse militairen geloofden dat Duitse agenten zich bovendien verborgen hadden in huizen, ‘toebehorend aan leden van een geheime Duitse vereniging’, en dat andere agenten bij het vallen van de duisternis in naburige wouden neergedaald warenGa naar voetnoot2. Op Zondagochtend 3 September tussen vier en vijf uur vielen in Bromberg de eerste schoten. Pas laat in de middag zweeg het vuur. Het zal wel nooit mogelijk zijn de wirwar van gebeurtenissen op die ‘bloedige Zondag’ geheel te ontrafelen. Feit is, dat de Poolse militairen ter plaatse er met de Poolse burgers van overtuigd waren dat de Duitse agenten samen met de Volksduitsers de opstand ontketend hadden die men zo lang geducht had. De bevolking ‘bevond zich in paniek’. Overal klonk geweervuur. Een Pools ingenieur zag in een der straten ‘een groep Duitsers langs rennen, ongeveer veertig, met geweren en revolvers gewapend. Ik zag drie Volksduitsers uit Bromberg bij hen die ik van gezicht kende.’ Er ontwikkelde zich daar een gevecht; verschillende Duitsers sneuvelden, twee-en-twintig werden gevankelijk weggevoerd. Dezelfde getuige beweerde dat voor het gouvernementsgebouw een man in Pools uniform heen-en-weer liep, roepend: ‘De Duitsers komen’; hij werd doodgeschoten en bleek een armband met het hakenkruis en een Duits militair document bij zich te hebbenGa naar voetnoot3. De gehele ochtend door vonden vuurgevechten plaats, ten dele in de omgeving van de Protestantse kerk waar, naar beweerd werd, de Duitsers een machinegeweer in de toren geïnstalleerd hadden. Men meende echter dat overal in de stad door Volksduitsers uit hun huizen gevuurd werd. Al om half tien 's ochtends werd het hoofdbureau-van-politie voortdurend opgebeld door Polen die mededeling deden van huizen waaruit geschoten werd. ‘Veertig bladen met adressen’ werden genoteerd, toen organiseerde | |
[pagina 69]
| |
men ‘een tegen-aanval’Ga naar voetnoot1. Poolse soldaten die in paniek door de straten renden, werden opgevangen, gekalmeerd, en tot nieuwe eenheden samengevoegd. Besloten werd alle verenigingsgebouwen en huizen der Volksduitsers te doorzoeken. Gewapende Duitsers die men tegenkwam, ‘werden ter plaatse neergeschoten’; wie er verdacht uitzag - en dat waren velen - werd naar een Poolse kazerne gezonden. Het Protestantse kerkhof werd grondig doorzocht; ook daar was een schot gevallen. In het huis van de doodgraver werden een revolver, patronen en een Duitser, die zijn identiteit niet kon bewijzen, aangetroffen. Ook de gasfabriek werd geinspecteerd; het Deutsche Haus was spoedig een ruïne. Het heette ‘dat daar een groot aantal Duitse aanvallers sneuvelde’. In andere delen van de stad werden Volksduitsers uit de omgeving gearresteerd die ‘opdracht hadden gekregen, zich op 3 September te melden’Ga naar voetnoot2. Nieuw bewijs voor de zorgvuldig georganiseerde opstand! Vele wijken werden huis na huis doorzocht. Men trof bij de Volksduitsers schuilplaatsen aan; ook dat leek verdacht. Overigens vond men niet veel bewijzen voor de conspiratie. Een Pools bedrijfsleider, die als luitenant de huiszoeldngen leidde en talrijke ‘Duitse verdachten’ arresteerde, meldde dat aan het eind van de ochtend het onderzoek ‘geleid had tot de ontdekking van één handgranaat, twee militaire kaarten en verschillende knipsels uit Duitse bladen, gepubliceerd in Duitsland’Ga naar voetnoot3. Toen tegen het eind van de middag het schieten gestaakt werd, lagen volgens Poolse cijfersGa naar voetnoot4 ongeveer honderdvijftig Duitsers dood op het terrein van de strijd - in de straten en in de huizen; veertien waren door het militaire standgerecht ter dood veroordeeld en gefusilleerd. Het is niet onwaarschijnlijk, dat het werkelijk aantal slachtoffers hoger is geweest: geen Poolse autoriteit wist, wat de door paniek bevangen, naar wraak dorstende Poolse soldaten op eigen gelegenheid aan acties ondernomen haddenGa naar voetnoot5. Daags na het bloedbad begonnen de Poolse troepen Bromberg te verlaten. Op Woensdag 5 September bereikte de Duitse voorhoede de stad. Toen werden de rollen omgekeerd! Met steun van Duitse SS-ers gingen de Volksduitsers hun vervolgers te lijf. Ieder die aan Poolse kant deelgenomen had aan de Blutsonntag, werd opgespoord, voor de Duitsers geleid, ter dood veroordeeld en gefusilleerd. Volgens de Polen lieten daarbij drieduizend van hun landgenoten het leven. ٭ | |
[pagina 70]
| |
Hoeveel Volksduitsers in totaal in gans Polen ten offer gevallen waren aan de furie van het Poolse volk, is niet met zekerheid te zeggen. Berlijn sprak van meet dan vijftigduizend vermoorde of vermiste personen. Andere Duitse bronnen meldden dat per 1 Februari 1940 de lijken van bijna dertienduizend vermoorde Volksduitsers gevonden en geïdentificeerd warenGa naar voetnoot1. Dat de Vijfde-Colonne-paniek minstens het leven eiste van vele duizenden onder het drie-kwart à één millioen Volksduitsers dat in Polen woonde, is niet omwaarschijnlijk. Het Poolse volk was er niet rouwig om. Met welk gejuich werden de Duitse bezetters door de Volksduitsers ingehaald! Hoe beijverden die Volksduitsers zich, duizend-en-een diensten te bewijzen aan de troepen in het gehate uniform! Ze zaten bovenop tanks en wezen Duitsers de weg; ze stonden aan de kant van de straat, wierpen de Duitsers bloemen toe en werden niet moede, stralend ‘Heil Hitler!’ te roepen. Ze renden hun woning in en kwamen met kannen vol melk terug. Ze deelden broodjes, koffie en chocolade-repen onder de soldaten uit, en overal klonk ‘de Duitse groet, de naam van de Führer’Ga naar voetnoot2. Ze versierden hun huizen met papieren hakenkruisvlaggetjes en zetten het met bloemen omgeven portret van Hitler in de vensteropening. Hun vrouwen ‘grepen de soldaten bij de hand en poogden ze te omhelzen’Ga naar voetnoot3. Zij schoven die soldaten hun laatste sigaretten toe, hun kinderen klommen op de militaire voertuigen en ‘ieder was buiten zichzelf van vreugde’Ga naar voetnoot4. Maar hoe brandden die tartende beelden zich in het bewustzijn der Polen, die treurden om hun verloren vrijheid en, de Duitser kennend, de toekomst met dodelijke bezorgdheid tegemoet zagen! Hoe waren zij bewijs te meer voor de landverraderlijke gezindheid van de Volksduitsers die men in zijn midden geduld had! Durfde iemand beweren dat wie daar de bestofte Duitse militairen omhelsden of zingend en dansend met hen meetrokken, geen Vijfde Colonnisten geweest waren? Vóór de oorlog had men vermoed dat de Volksduitsers verraad zouden plegen; in de oorlog was dat vermoeden bewaarheid; na de oorlog werd het opnieuw bevestigd. Aan de realiteit der Volksduitse samenzwering werd door geen Pool getwijfeld, waar hij zich ook bevond - in of buiten zijn vaderland.
٭
Merkwaardig was het, dat slechts door weinigen buiten Polen aandacht besteed werd aan hetgeen die Volksduitsers in Polen misdreven heetten te | |
[pagina 71]
| |
hebben - met uitzondering natuurlijk van de Poolse emigranten. Zij zaten vol verhalen. Rapporten over de wandaden der Vijfde Colonne stroomden naar hun regering die zich, in ballingschap, in Frankrijk constitueerde. Haar bereikte ook het bij Posen gevonden, veelzeggende Merkblatt, dat - na onderzoek op zijn authenticiteit - omstreeks de jaarwisseling 1939-1940 aan de wereldpers doorgegeven werd; lange uittreksels werden op 4 Januari '40 in de Londense Times gepubliceerd. Door de zorgen van de Poolse regering verscheen voorts in April '40 in Parijs een boekwerk, l'Invasion allemande en Pologne, dat een treffend beeld gaf van het lijden der Poolse burgerbevolking en van het optreden der Vijfde Colonnisten. Ook anderen deelden daar bijzonderheden over mede. De uit Warschau ontsnapte correspondent van de Manchester Guardian wist te berichten dat het aantal Duitse spionnen in Polen ‘in de duizenden liep’, dat ‘het millioen leden van de Duitse minderheid... tot het uiterste gebruikt werd door de Nazi's’ en dat Volksduitse meisjes uit de grensprovincies die zogenaamd voor het volgen van een verpleegsterscursus naar Duitsland waren getrokken, ‘in plaats daarvan naar spionnagescholen gezonden waren’Ga naar voetnoot1. Een Zwitsers officier sprak in Maart '40 van de ‘perfectie waarmee het uitgebreide spionnagesysteem van de Duitse minderheid zijn taak vervulde’Ga naar voetnoot2 en ook L.B. Namier die in die tijd de door de verschillende regeringen gepubliceerde diplomatieke stukken met het fijn lancet van zijn critisch vernuft ontleedde, was van opinie dat de spionnage-diensten, door Volksduitsers bedreven, ‘uitgebreid en effectief, en merkwaardig goed georganiseerd’ warenGa naar voetnoot3. De publieke opinie in het Westen besteedde aan dergelijke berichten en conclusies weinig aandacht. Polen was ver weg. Polen was Oost-Europa. En wat bewees Polens nederlaag anders dan dat de republiek dier kolonels, geen democratie tenslotte, vermolmd was geweest? Men huiverde van de afbeeldingen van het verwoeste Warschau, maar men wilde zichzelf niet toegeven dat de Duitse militaire machine die een dapper leger van een millioen soldaten in luttele weken als een stoomwals verpletterd had, nog bestond - ja, sterker geworden was. Of was dieper in de ziel de angst voor wat wellicht te wachten stond, toch groter geworden? Moest men zich toch, wanneer men de werkelijkheid onder ogen durfde zien, afvragen welke verrassingen Hitler voor zijn resterende tegenstanders in petto had? Wanneer er waren die zich die vragen stelden, dan moest hun beduchtheid wel vergroot worden door de onthullingen die juist in die eerste, onwezenlijke winter van de tweede wereldoorlog door Hermann Rauschning gepubliceerd werden in een in tal van landen tegelijk verschijnend | |
[pagina 72]
| |
werk. Alleen al in Engeland werden er in één maand drie drukken van gepubliceerd. Hitler werd er aan de hand van uit de jaren '32 tot '34 daterende aantekeningen sprekend in ten tonele gevoerd, en niet slechts de verwoestende demonie van zijn wezen sprak uit de aangehaalde woorden doch ook de vèr-vooruitziende sluwheid van de wereldveroveraar die de aanval-van-binnen-uit met volleerd meesterschap wilde hanteren. Geen middel zou hij schuwen: massale luchtaanvallen, verrassing, terreur, sabotage, moorden - alles speelde een rol in zijn plannen. Een kartotheek zou aangelegd worden van alle staatslieden der wereld met aantekening van hun geheime zwakheden; nieuwe gifgassen gebruikt; met agenten, zich voordoend als onschuldige handelsreizigers, zouden bacteriën het land van de tegenstander binnengesmokkeld worden. ‘Als ik oorlog voer, Forster’, zo had Hitler zich uitgedrukt tegen de Gauleiter van Danzig en zijn kornuiten: ‘dan zal ik bijvoorbeeld op een dag midden in vredestijd troepen in Parijs laten verschijnen. Zij zullen Franse uniformen dragen. Bij klaarlichte dag zullen ze door de straten marcheren. Niemand zal hen tegenhouden. Alles is tot in de kleinste bijzonderheden voorbereid. Zij marcheren naar het gebouw van de generale staf. Zij bezetten de ministeries, het parlement. Binnen een paar minuten is Frankrijk, is Polen, is Oostenrijk, is Tsjechoslowakije van zijn leidende figuren beroofd. Een leger zonder generale staf! Met alle politieke leiders is het afgelopen! De verwarring wordt uniek. Maar ik sta al lang met figuren in verbinding, die een nieuwe regering vormen. Een regering, zoals ik hem hebben wil. Wij vinden die figuren, in ieder land vinden we ze. We hoeven ze niet om te kopen. Ze komen vanzelf. Ze worden gedreven door eerzucht en verblinding, partijstrijd en inbeelding. De vrede wordt gesloten voor de oorlog uitgebroken is. Ik garandeer U, mijne heren, dat het onmogelijke altijd lukt. Het onwaarschijnlijkste is het zekerste. We zullen genoeg vrijwilligers hebben, kerels als onze SA, gesloten en offervaardig. We zullen ze midden in vredestijd over de grens leiden; langzaam-aan - niemand zal iets anders in hen. zien dan vreedzame reizigers. Vandaag gelooft U dat niet, mijne heren, maar ik zal het uitvoeren, zet na zet. Misschien zullen we op de vliegvelden landen. We zullen zover zijn, dat we niet alleen manschappen maar ook wapenen door de lucht kunnen vervoeren. Ons houdt geen Maginotlinie tegen. Onze strategie is, Forster, de vijand van binnen uit te vernietigen, hem te laten verslaan door zichzelf.’Ga naar voetnoot1En hij die zo gesproken had, had in anderhalf jaar tijd Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Polen bedwongen; drie staten, verdwenen, opgeslokt en verzwolgen. Wat voerde hij nu weer in het schild? |
|