De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog
(1953)–L. de Jong– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Eerste deel
| |
[pagina 3]
| |
Inleiding
| |
[pagina 4]
| |
In Augustus en September had Madrid al gegonsd van geruchten, dat er verraad gepleegd werd. Werkelijke of vermeende aanhangers van generaal Franco waren bij duizenden gearresteerd. Communisten, socialisten en anarchisten werkten systematisch hun lijsten van verdachte personen af; iedere morgen vond men in de straten enkele tientallen lijken van ‘fascisten’ die des nachts om het leven gebracht waren; het scheen echter alsof het gevaar-van-binnen-uit nooit geheel bezworen kon worden. In de hete Augustusmaand kon men niet van de avondlijke koelte genieten; het was buiten te onveilig, omdat ‘in het bijzonder in bepaalde buurten van welgestelden plotseling schoten van de daken knalden, geheimzinnige auto's plotseling om een hoek verschenen om, nadat enkele salvo's uit machinepistolen gelost waren, weer te verdwijnen’Ga naar voetnoot1. Geruchten dat de zaak van de republiek er hachelijk voor stond, deden de ronde; het leek of zij systematisch verspreid werden. Generaal Mola's uitlating bracht dan ook slechts de bevestiging van bange vermoedens: Franco had dus zijn, kennelijk georganiseerde, aanhang in Madrid zelf - een ‘vijfde colonne’. ‘Men voelt haar katachtige bewegingen... Dat is de vijand’, riep La Pasionaria uit, ‘die onmiddellijk vernietigd moet worden.’Ga naar voetnoot2 Reeksen huiszoekingen volgden; vanaf 8 October werden actieve en gepensionneerde officieren, die men niet ten volle vertrouwde, in grote getale gearresteerd. Voortdurend werd opgeroepen tot waakzaamheid tegen ‘de spionnen, de paniekzaaiers, de défaitisten - hen die, in hun schuilplaatsen verborgen, het bevel afwachten, zich op straat te storten..., de quinta columna facciosa’Ga naar voetnoot3. Wie hun hulp verleende, moest gestraft worden; was hij een verantwoordelijk functionaris, dan verdiende hij slechts de kogel. Medio October moest men in Madrid een speciale vergunning hebben om, nadat de duisternis over de worstelende stad gevallen was, op straat te mogen zijn; wie er geen had, was verplicht in zijn woning te vertoeven en de deur op slot te houden. Verhinderd moest worden, dat de leden van de ‘vijfde colonne’ onderling contact aanknoopten, of ontsnapten bij de huiszoekingen waartoe door geselecteerde republikeinse officieren straat na straat afgewerkt werd. Elders in het republikeinse gebied werden overeenkomstige maatregelen genomen, want het zag er naar uit dat overal met huiveringwekkende snelheid detachementen van de ‘vijfde colonne’ geformeerd werden. ‘De z.g. vijfde colonne heeft zich van Madrid verplaatst naar Barcelona. Hoe lang duurde het? Slechts enkele uren.’Ga naar voetnoot4 In de tweede helft van October was de ‘vijfde colonne’ in Spanje een begrip geworden dat voortdurend door de republikeinse pers, met name door de linkse bladen, gehanteerd werd. Zijn oorsprong was al half ver- | |
[pagina 5]
| |
geten; nog geen veertien dagen na generaal Mola's radiotoespraak werd het vaderschap door een Madrileens blad aan generaal Queipo de Llano, door de correspondent van de Londense Times aan generaal Franco toegeschreven. De vaagheid die om het begrip bleef zweven, was echter eerder bevorderlijk dan hinderlijk voor het gebruik. Duidde het niet een ongrijpbare vijand aan? Zo groot was de angst voor die tegenstander dat generaal Mola's zorgeloos geuite, zakelijke termen - een telwoord plus een militaire aanduiding - terstond geladen werden met emotionaliteit. De toevallige combinatie ‘vijfde colonne’ werd tot het begrip ‘Vijfde Colonne’ verheven. Het was als had men er op zitten wachtenGa naar voetnoot1. Zou men de geschiedenis van het gebruik van dat begrip willen schrijven - men zou het moeten volgen in zijn kronkelige, vaak verborgen loop; nu hier, dan daar opduikend, alleen of in combinatie met andere, overeenkomstige begrippen - het ‘Trojaanse paard’, de ‘Nazintern’ -; voortsmeulend als een heidebrand, maar in het jaar 1940, als de ganse Westelijke wereld in lichte laaie staat, opeens hoog en helder opvlammend. Dat voortsmeulen was geen toeval geweest. Het begrip ‘de Vijfde Colonne’ was tegemoet gekomen aan een behoefte die niet alleen in het republikeinse Spanje bestond doch ook daarbuiten, en wel bij allen die zich - al bijna vier jaar - bedreigd voelden door de machten die Franco steunden: het nationaal-socialistische Duitsland en het fascistische Italië. De wereld was meer en meer uit zijn voegen geraakt. In 1931 had Japan zich in het Verre Oosten ongestraft Mandsjoerije kunnen toe-eigenen. In Januari 1933 was Adolf Hitler Duits rijkskanselier geworden. Op Zaterdag 14 October 1933 verliet hij Volkenbond en Ontwapeningsconferentie; nog geen anderhalf jaar later, op Zaterdag 9 Maart 1935, maakte hij de oprichting van de Luftwaffe, een week nadien (Zaterdag 16 Maart 1935) de invoering van de dienstplicht bekend; binnen het jaar werd, weer op een Zaterdag (7 Maart 1936), het Rijnland militair bezet. Het patroon was voor ieder die wilde zien, duidelijk - doch niet ieder wilde dat. Meesterlijk verstond Hitler de kunst, de publieke opinie met name in de Westerse landen af te leiden en op een dwaalspoor te brengen; ‘intuïtief begreep hij het verlangen naar vrede, het idealisme der pacifisten, het bezwaard geweten der liberalen, de geringe neiging van de brede massa dier volkeren, verder te kijken dan hun neus lang was’Ga naar voetnoot2. Zo wist hij telkenmale het ontstaan van een coalitie die hem eensgezind de pas af- | |
[pagina 6]
| |
sneed, te voorkomen. Wel naderden zijn potentiële tegenstanders elkaar: de Sowjet-Unie trad in September 1934 tot de Volkenbond toe en sloot in Mei 1935 verdragen van wederzijdse bijstand met Frankrijk en Tsjechoslowakije - doch zij vonden elkaar niet in hechte en doeltreffende alliantie. In Juni 1935 ondermijnde Engeland de groeiende eensgezindheid door een aparte Vlootovereenkomst met Duitsland aan te gaan; de herfst van hetzelfde jaar zag een halfhartig antwoord op Italië's brutale inval in Abessynië. Verdeeldheid en aarzelingen aan de ene kant - aan de andere kant, althans uiterlijk, een steeds vastberadener samen-oprukken: in October 1936 werd de As Rome-Berlijn gesmeed, een maand later het Anti-Kominternpact met Japan ondertekend, dat op zijn beurt in het Verre Oosten China's Noordelijke provincies in de wacht sleepte. Het was tegen de achtergrond van dit algemene offensief van mogendheden van welke men zo al niet met zekerheid wist, dan toch met angst vermoedde dat zij de wereldvrede bedreigden, dat nog vóór de term ‘Vijfde Colonne’ geboren was, in tal van landen bezorgdheid gewekt was door het optreden van lieden die men later met dat kwalijk merk bestempelen zou. In de Duitsland omringende staten gebeurde het enkele malen dat Duitse agenten, de grenzen schendend, tegenstanders uit de weg ruimden. De eind Augustus 1933 in het Tsjechische Mariënbad gepleegde moord op de voorname geleerde Theodor Lessing trok het sterkst de aandacht. Het was in diezelfde tijd dat men zich in Oostenrijk en buiten Oostenrijk althans in vele kanselarijen ernstig zorgen maakte over het aggressieve optreden van de Oostenrijkse nationaal-socialisten tegen de Oostenrijkse staat, Daar volgde de ene aanslag op de andere en week in, week uit riep de uit Oostenrijk gevluchte partijleiding van de illegaal verklaarde NSDAP voor Duitse zenders tot rebellie op tegen de regering-Dollfuss. Op 25 Juli 1934, nog geen maand nadat de wereld met afgrijzen aanschouwd had hoe Hitler een aantal aanhangers en enkele hem onaangename tegenstanders uit de weg had geruimd, werd een Putsch in Wenen uitgevoerd. De opstandelingen faalden; zij lieten echter de Oostenrijkse kanselier Dollfuss doodbloeden, zonder hem medische of geeste- lijke bijstand te vergunnen. Wat gebeurde daar in het hart van Europa? Welke jungle werd daar openbaar? De schok van het gebeurde trilde na in Toynbee's pen toen hij, het jaar 1934 beschrijvend, aan leven en dood van Dollfuss ‘iets van de waarachtige ‘Nordische’ grootheid van een IJslandse Saga’ toeschreefGa naar voetnoot1 en, terugdenkend aan het zwijgen van de Duitse kanonnen in 1918, constateerde dat ‘na een afwezigheid van zestien jaren’ ‘het Duitse roofdier zich weer vertoonde in zijn oude Europese jachtvelden.’Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 7]
| |
Men brak er zich buiten Duitsland het hoofd niet over of de Weense rebellen, de Planetta's en Holzwebers, hun actie al of niet op onmiddellijk bevel van Berlijn en München uitgevoerd hadden. De medeplichtigheid van het Duitse Rijk was evident. Buitenlandse journalisten hadden vlak voor de opstand in de Duitse hoofdstad vernomen dat er in Oostenrijk iets op til was; enkele dagen nadien toonden zij elkaar exemplaren van een matrijzendienst, de Deutsche Presseklischeedienst, die, gedateerd 22 Juli 1934 - drie dagen vóór de gevechten in Wenen! - afbeeldingen verspreid had over ‘de volksopstand in Oostenrijk’. ‘Bondskanselier Dollfuss liep,’ zo kon men lezen, ‘bij de strijd in de kanselarij zware wonden op die hem het leven kostten.’ Grondige Duitse organisatie! De revolvers waren nog niet geladen - het onderschrift bij de foto van het slachtoffer lag al klaar.
٭
Van de mate waarin het Duitse nationaal-socialisme buiten Duitslands grenzen organisaties in het leven had geroepen die van zijn aggressieve geest doortrokken waren, was de opstand in Oostenrijk wel het treffendste, maar lang niet het enige symptoom geweest. Er was vrijwel geen land ter wereld waar na 1933 de Duitsers zich niet verenigden in het teken van de swastika. Dat gold in de eerste plaats voor de Rijksduitsers - Duitse staatsburgers dus, die in den vreemde woonden. Er vormden zich onder hen nationaal-socialistische verenigingen die, dat was duidelijk, in voortdurend contact stonden met een centraal punt in Duitsland, een apart leidinggevend lichaam, dat in 1934 de naam aannam van Auslands-Organisation der NSDAP. Van welke aard dat contact was, vernam men niet - doch wel kon de krantenlezer herhaaldelijk berichten tegenkomen omtrent leden van die Auslands-Organisation die door waakzame en achterdochtige regeringen over de grens gezet waren, in de regel omdat zij op andere Duitsers ongeoorloofde pressie uitgeoefend hadden. Het nationaal-socialisme scheen een nieuw principe in te voeren: het eiste van iedere Duitser, waar ook woonachtig, volstrekte gehoorzaamheid. Wat die gehoorzaamheid impliceerde, had men in Wenen aanschouwd! Wie er zich voorinteresseerde-het waren aanvankelijk weinigen, maar zij kekenscherp - kon ook ontwaren, dat in de Rijksduitse kolonies in den vreemde de ene vertrouwenspost vóór, de andere na, door nationaal-socialisten bezet werd. Dat was niet het enige gevaar dat dreigde. Over de ganse wereld verspreid woonden millioenen personen van Duitse afkomst die, hoewel burgers van andere staten, Duits spraken en anderszins deel hadden aan de Duitse cultuur. Berlijn noemde hen ‘Volksduitsers’. Er bleek dat het nationaal-socialisme al in een vroeg stadium | |
[pagina 8]
| |
ook op hen vat kreeg. Buiten Duitsland verschenen meer dan vijftienhonderd dagbladen in het Duits; zeer velen commentarieerden met opvallende sympathie de ‘successen’ die Hitler op buitenlands politiek gebied behaalde. Onder de Duitse scholen in den vreemde - in 1936 ongeveer vijfduizend - waren er steeds meer waar, naar bericht werd, het onderwijzend personeel de jeugd opvoedde tot eerbiedige aanhankelijkheid aan de Führer. In de grensgebieden die Duitsland bij de Vrede van Versailles had moeten afstaan, won het nationaal-socialisme aan kracht. Een door nationaal-socialisten geleid eenheidsfront deed in Januari 1935 het Saargebied met een overweldigende, velen buiten Duitsland pijnlijk verrassende meerderheid heim ins Reich keren. Doch al eerder hadden de Fransen in de Elzas, de Belgen in Eupen-Malmédy, de Denen in Noord-Sleeswijk, de Polen in de Vrijstaat Danzig en in hun grensprovincies, en de Litauers in Memel met argwaan het ontstaan van nationaal-socialistische formaties gadegeslagen. De Tsjechen zagen, nadat zij in October 1933 de Deutsche National-Sozialistische Arbeiterpartei, DNSAP, ontbonden hadden die inderdaad van de Duitse NSDAP niet meer verschilde dan in een andere volgorde van initialen, hun drie-en-een-half millioen Sudetenduitsers in de ban raken van een leider - Konrad Henlein - die, al bestreed hij ook, nationaal-socialist te zijn, een beweging gevormd had welke naar geest en organisatie als twee druppels water op diezelfde Duitse NSDAP geleek. De regeringen van Hongarije, Roemenië en Zuid-Slavië was het niet onbekend dat op de grote Duitse minderheden die binnen hun grenzen woonden, het nationaal-socialisme steeds meer vat kreeg. In Roemenië wist al in 1933 een nationaal-socialistische beweging - de Nationale Erneuerungsbewegung der Deutschen in Rumänien - de oude partijen in de groep der Volksduitsers te overvleugelen. Het was buiten Europa niet anders. Waar men keek, scheen bij personen van Duitse afkomst het hakenkruis te triomferen. Zo was het in Zuidwest-Afrika - de enige, in 1918 door Duitsland verloren kolonie waar nog een aanzienlijk aantal Duitsers woonde; zo was het in Australië en Nieuw-Zeeland waar alle deutschbewusste verenigingen Hitler op zijn eerste verjaardag als Rijkskanselier het geschenk brachten van hun eenwording tot de Bund des Deutschtums in Australien und Neuseeland; zo was het met name ook in de Nieuwe Wereld. Mexico zag in 1933 de vorming van een Deutsche Volksgemeinschaft; in Argentinië, waar evenals in Brazilie de nationaal-socialisten organisaties schiepen, waar Rijksduitsers en staatsburgers van Duitse afkomst lid van waren, wierpen - eveneens in 1933 - Nazi's een bom in de redactiebureaux van het Argentinische Tageblatt dat de democratie trouw was gebleven, en in Chili richtte in de winter van '32 op '33 een zekere Addo Schwarzenberg, wiens overgrootvader in de 19de eeuw Duitsland verlaten had, met dertig gelijkgezinden, eveneens van Duitse afkomst, een soort Hitler-Jugend op - een jaar later telden zij driehonderd; nogmaals een | |
[pagina 9]
| |
jaar later trokken vijftig kaderleden naar Duitsland, ‘grotendeels jonge mensen, die Duitsland nog nooit gezien hadden’Ga naar voetnoot1. Het leek alsof over de ganse wereld de geesten der Duitsers als door een magneet aangetrokken werden door het Derde Rijk. Tot het ontstaan van die indruk droeg de Duitse pers machtig bij. Trots als zij was op de weerklank die de opbouw van de nationaal-socialistische staat bij personen vond die jaren of tientallen jaren lang geen levend contact hadden gehad met hun eigen Duitse geboorteland of dat van hun vaderen, ruimde zij graag een plaatsje in voor de prozaïsche en poëtische ontboezemingen waarin zij van hun bewondering voor de Führer getuigden: ‘Wo wir Deutsche Lieder singen in der weiten, weiten Welt,
Soll auch unser Ruf erklingen, unter 'm fremden
Sterneuzelt:
Heil Dir, Hitler, Deutschlands Retter, deutscher Stern in Not
and Nacht,
Führtest uns durch Sturm und Wetter, bis Alldeutschland neu
erwacht!’
Zo klonk het eind 1933 uit het Braziliaanse oerwoudGa naar voetnoot2. Nog geen drie jaar later, vlak voor generaal Mola zijn Madrileense ‘vijfde colonne’ ten strijde opriep, was het de leider van het groepje nationaal-socialisten in een Oost-Afrikaans dorp (Kitale, Kenya) die op het jaarcongres van de Auslands-Organisation onder ‘Iaaiend enthousiasme’ uitriep, er zeker van te zijn ‘dat de Auslands-Organisation bij uitstek het instrument is in het Rijksduitse orkest waarop de Führer eens een geweldige melodie zal spelen’Ga naar voetnoot3. Aan de uitbreiding van het nationaal-socialisme bij Rijksduitsers en personen van Duitse afkomst over de ganse wereld werd in de jaren vóór 1938 zeker geen algemene aandacht besteed; doch er werd, nu in het ene, dan in het andere land, een vage onrust geboren, een geïrriteerd zich afvragen wat die symptomen van een zich overal manifesterende aggressieve gezindheid te betekenen hadden. Nu vormden de Duitsers in de meeste landen slechts relatief kleine groepen - maar zij waren de enigen niet, die tegen de gevestigde orde ten strijde trokken. Ja, misschien was in veel landen hun optreden nauwelijks opgevallen, ware het niet dat het samenviel met de ontwikkeling van talloze ‘inheemse’ nationaal-socialistische en fascistische groeperingen. Vele daarvan waren al in de jaren twintig ontstaan; men schonk hun toen geen aandacht. Anders werd het toen de NSDAP in Duitsland in September 1930 opeens een klinkende verkiezingsoverwinning behaalde en meer dan honderd Nazi's met zware tred het Rijksdaggebouw binnentrokken. Wie had ooit van Hitler gehoord? Wie herinnerde zich nog de mislukte Putschist uit 1923? Nu was hij op weg in Duitsland de macht te veroveren. Het voorbeeld werkte inspirerend op eerzuchtige naturen in andere landen: wat in Duitsland gelukt was, moest elders ook slagen. Nog voor Hitler op 30 Januari 1933 | |
[pagina 10]
| |
zijn intocht deed in de Rijkskanselarij te Berlijn, waren al in een dozijn staten nationaal-socialistische groeperingen ontstaan, brandend van begeerte de staatsmacht te veroveren, er van overtuigd dat zij binnen afzienbare tijd met een kleine keurbende gezworen volgelingen de afbrokkelende citadel van de democratie zouden kunnen bestormen. Met graagte namen zij de symbolen van de Duitse NSDAP over: kaplaars, hemd en hakenkruis. De Svenska Nationalsocialistika Partiet demonstreerde in Zweden even verbeten onder de vlaggen met het swastikateken als, in Denemarken, Danmarks National Socialistika Arbejder Parti, in Nederland de Nationaal-socialistische Nederlandse Arbeiderspartij, in Frankrijk de Bretonse fascisten, in Engeland de Imperial Fascist League, in Letland de ‘Donderkruisen’, in Hongarije de Magyar Nemzeti Szocialista Párt (Hongaarse nationaal-socialistische partij), in Roemenië de ‘IJzeren Garde’. En al toonden de strijdhemden van deze en dergelijke bewegingen, bijeengevoegd, de kleuren van de regenboog: grijs in Zwitserland, Letland en Zuid-Afrika, rood in Polen, groen in Ierland, Hongarije en Brazilië, bruin in Zweden, blauw in Frankrijk, donkerbruin in Finland, zwart in Engeland, zwart en bruin in Nederland, goud in Mexico, bruin, wit en zilver in de Verenigde Staten - één was de dreiging van het geüniformeerde optreden, één de dreun van de gekaplaarsde scharen, alle gemodelleerd op de SA der NSDAP, echo-end zowel tegen de Zwitserse Alpen als tegen de Chileense Andes. Nauwelijks telbaar waren zij, die nationaal-socialistische en fascistische groeperingen van de jaren dertig, over elkaar struikelend in hun haastige opmars naar de regeringszetels: men telde er alleen al in het kleine Nederland tegen de honderd. Als massaal geheel, als gemeenschappelijk front waren zij echter geenszins te onderschatten, en hoewel in veel gevallen de democratie zich snel schrap zette met uniform-, ambtenaren- en demonstratieverbod, in menig land gebeurde het dat een aspirant-dictator het won van zijn gelijkgezinde concurrenten en, met steun vaak van delen van de anti-socialistische bourgeoisie, in korte tijd een beweging wist op te bouwen waarvan aanvankelijk niemand wist of zij spoedig gestuit zou worden. Dan stroomden norse ontevredenen en kortzichtige idealisten toe, en de cijfers van het ledental sprongen omhoog met tien- of honderdduizenden. In het midden van de jaren dertig was men in Nederland in sommige kringen bevreesd voor ir Mussert, in België voor Léon Degrelle, in Engeland voor Sir Oswald Mosley, in Frankrijk voor kolonel de la Rocque. Het begrip ‘Vijfde Colonne’ was toen nog niet geboren, maar de angst voor Hitler zelf en voor zijn volgelingen en imitatoren in den vreemde was reeds aanwezig. Men was beducht voor de Duitse nationaal-socialisten die buiten Duitsland werkzaam waren, juist omdat zij de daar wonende Duitsers tot strijdbare formaties samenvatten en een bezielend voorbeeld vormden voor de inheemse belagers van de democratie, met wie zij - daar- | |
[pagina 11]
| |
aan werd niet getwijfeld - een intensief en nauw contact onderhielden. Menige staat beet van zich af en zette Rijksduitsers, die de rechten der gastvrijheid overtreden hadden, over de grens of trachtte anderszins aan de door Duitse nationaal-socialisten ontplooide activiteit een einde te maken. In Denemarken ontstonden al in 1933 onder de Duitse minderheid in Noord-Sleeswijk - gebied dat Duitsland na een plebisciet in 1920 had moeten afstaan - SA-afdelingen met gemotoriseerde en marine-eenheden. De Deense regering vaardigde een uniformverbod uit en in Januari 1934 restte de leiders dier SA niets anders dan hun organisatie te ontbinden. Luxemburg zette in 1933 de eerste organisator van de nationaal-socialistische propaganda, in 1934 de landelijke leider van de Duitse Nazi's over de grens. Men had, zo heette het, bij een van zijn partijgenoten een ‘minutieus uitgewerkt plan ter uitvoering van een staatsgreep’ aangetroffen; ‘de mobilisering van gewapende formaties en de lijsten van te bezetten gebouwen, stations, fabrieken, enz. waren al zorgvuldig voorbereid’Ga naar voetnoot1. België had in 1934 genoeg van het gestook van een Duitsgezinde groep in de in 1919 ingelijfde grensgebieden van Eupen en Malmédy; in Mei 1934 werd, zij het met kleine meerderheid, door de Kamers een wetsontwerp aangenomen dat de mogelijkheid opende, ongewenste elementen van het staatsburgerschap vervallen te verklaren. In 1935 geschiedde dat met de vier voornaamste organisatoren van het Eupense Heimattreue Front; zij werden het land uit geleid. De regering van Nederland had in de jaren 1933-1936 voortdurend moeilijkheden met Duitsland op grond van de politieke activiteit van Duitse nationaal-socialisten die men in Nederland van gastvrijheid genietende buitenlanders niet wenste te accepteren. De kennelijk van Duitsland uit geleide actie van de Landesgruppe Niederlande van de NSDAP werd al in 1933 verboden; de leider van de Gruppe, Martin Patzig, verdween; in de zomer werden drie andere Duitse staatsburgers de grens overgezet. Na zes maanden van intensieve nota-wisseling ging de Nederlandse regering er in de lente van 1934 accoord mee, dat door de Duitsers in Nederland een niet-politieke Reichsdeutsche Gemeinschaft opgericht werd. Vertrouwd werd de zaak niet; de politie hield de functionarissen van de Reichsdeutsche Gemeinschaft - van wie in '34 en '35 een klein dozijn met inbegrip van de leider, Auslandskommissar A.R. Witte, gedwongen werd het land te verlaten - scherp in het oog. Haar waakzaamheid werd beloond toen in October 1935 bij een Duits partijfunctionaris, toevallig Dummer geheten, een vrij volledige serie van de geheime Mitteilungsblätter van de Auslands-Organisation der NSDAP aangetroffen werd. Daaruit bleek o.m. dat via het apparaat dier organisatie aan de functionarissen in den vreemde opdracht gegeven werd, economische spionnage | |
[pagina 12]
| |
te bedrijven, de uitschakeling van Joden uit het Duitse economische leven te bevorderen, het optreden van anti-nationaal-socialistische elementen te signaleren, ja in enkele gevallen er voor te zorgen, dat die elementen ‘langs veilige weg’ naar Duitsland gevoerd werden. De Nederlandse regering bleef niet passief. Een nieuwe reeks uitgeleidingen volgde in 1936. Al die incidenten trokken de aandacht van pers en publiek; in de Tweede Kamer werd de regering enkele keren geïnterpelleerd. Iedere geconstateerde overtreding scherpte haar waakzaamheid. In Rotterdam werd in 1937 begonnen kaartsystemen aan te leggen van ongewenste vreemdelingen om deze desgewenst ‘à la minute door een gemotoriseerd detachement te laten ophalen. De Duitse kaarten vormden de overgrote meerderheid.’Ga naar voetnoot1 In gevallen als die van Denemarken, Luxemburg, België en Nederland beschikten de regeringen - althans de autoriteiten van politie en justitie - over veel meer gegevens dan het publiek. Om Duitsland niet te veel te froisseren werden de conflicten die zich voordeden, in de regel binnenskamers behandeld. Maar al in de eerste jaren van het bestaan van het Derde Rijk vonden in enkele, ver van elkaar verwijderde landen gebeurtenissen plaats die - al deden zij niet gelijk de moord op Dollfuss een schok van afgrijzen varen door de ganse beschaafde wereld - in wijder kring de aandacht trokken, juist omdat zij het interne mechanisme van de samenwerking tussen Berlijn en de Duitsers buiten Duitsland schenen bloot te leggen. In Zuidwest-Afrika was het al in 1933 de vertegenwoordigers van het land dat het mandaat voerde - de Unie van Zuid-Afrika - opgevallen, dat Rijksduitsers tezamen met burgers van Duitse afkomst die hun Duitse nationaliteit opgegeven hadden, nationaal-socialistische organisaties gevormd hadden wier actie gericht was op teruggave van het gebied aan Duitsland. In de zomer van 1934 greep men in. Op 11 Juli werd besloten, de Hitler-Jugend te ontbinden, een dag later werd een verrassende inval uitgevoerd in het partijbureau van de Landesgruppe van de Auslands-Organisation, waar men grote hoeveelheden documenten in beslag nam. Zij spraken een duidelijke taal. Vier maanden later werd de NSDAP in Zuidwest-Afrika tot verboden organisatie verklaard. ‘De partij’, deelde het landsbestuur mede, ‘streefde er naar, alle Duits-sprekende personen in de strijd voor de verwezenlijking van de doeleinden van de NSDAP te verenigen teneinde het politieke en geestelijke leven van het Duits-sprekend element te controleren. Dit moest geschieden door aan nationaal-socialisten de leidende posities te waarborgen in politieke, kerkelijke en educatieve organisaties. Verzet werd energiek en met alle beschikbare pressiemiddelen, hetzij wettelijk toelaatbare, hetzij ontoelaatbare, onderdrukt en dit werd mogelijk gemaakt door een uitgebreid spionnagesysteem.’Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 13]
| |
Nog geen anderhalf jaar later, in Maart 1936 - toevallig in dezelfde week waarin Hitler het Rijnland bezette - werden door de Staatscommissie die de Zuid-Afrikaanse regering naar het onrustige gebied gestuurd had, de bewijzen gepubliceerd. Er bleek, dat het hoofdburcau van de Auslands-Organisation in Februari 1934 aan alle functionarissen in den vreemde een eed van trouw had laten afleggen op Hitler; zij hadden hem en de door hem benoemde leiders ‘absolute gehoorzaamheid’ toegezegd; een overeenkomstige belofte was afgenomen aan jeugdige personen en aan Engelse staatsburgers van Duitse afkomst. Voorts waren uit Berlijn politieke instructies gezonden aan de leiding van de Landesgruppe en aan die van de Deutsche Bund - de laatste een overkoepelende, alle Duitse verenigingen omvattende organisatie die door leden van de NSDAP geleid werd; de Duitse consul-generaal in Pretoria had die instructies doorgegeven. Een tweede land waar - vaag nog, en veraf, maar voor velen hoorbaar - het gerommel van het langzaam naderend onweer vernomen werd, was Litauen. In het in 1923 door Litauen geannexeerde, hoofdzakelijk door Duitsers bewoonde gebied van Memel, waren in 1933 twee elkaar bestrijdende nationaal-socialistische bewegingen ontstaan; de een noemde zich Christlich-Sozialistische Arbeitsgemeinschaft, CSA, de ander Sozialistische Volksgemenischaft, afgekort Sovog. De Sovog was de sterkste van de twee. Beide bewegingen werden in Februari 1934 door de Litause regering verboden, hun leiders - ds von Sass van de CSA, de veearts dr Neumann van de Sovog - werden gearresteerd. Nieuwe arrestaties volgden in snel tempo, en nog voor het jaar om was, begon in Kaunas een proces tegen 126 Duitse bewoners van het Memelgebied. De voornaamste documenten van de openbare aanklager werden in het Duits en in Franse samenvatting gepubliceerd. De Litause politie bleek de hand gelegd te hebben op een aantal brieven die aantoonden dat CSA en Sovog een felle strijd om de macht gevoerd hadden en dat beide daarbij in de zomer van 1933 een beroep hadden gedaan op de Duitse NSDAP. De Christlich-Sozialistische Arbeitsgemeinschaft was in Mei '33 op instructie van de leiding der NSDAP in het leven geroepen. Wie moest de leider worden? Sommigen zeiden: von Sass, anderen: Neumann. Von Sass trok met enkele partijgenoten, o.m. met een zekere Georg Jesuttis, naar Berlijn; in partijkringen werd hem meegedeeld dat hij zich aan het gezag van dr Neumann onderwerpen moest. Hij weigerde, eiste Hitler, te zien, doch moest genoegen nemen met diens plaatsvervanger Rudolf Hess, die hem kortaf verklaarde dat de keus op Neumann gevallen was. Von Sass blééf weigeren, ook toen de Lutheraanse kerkeraad hem door bemiddeling van de Duitse consulgeneraal in Memel alle politieke activiteit verbood. De CSA werd voortgezet. Er restte Neumann toen niets anders dan een nieuwe beweging op te richten, de al genoemde Sozialistische Volksgemeinschaft. Beide bewegingen, elkaar dodelijk hatend, hadden eigen SA-formaties welker leden op | |
[pagina 14]
| |
Duits gebied oefenden en in Litauen spionnage bedreven. Het mes stak hun los in de zak. Jesuttis die in de zomer van 1933 met de CSA-leiding in Berlijn was geweest, werd in Februari 1934 door de Litause politie verhoord. Hij ‘sloeg door’ en werd vrijgelaten. Enorme opschudding bij de nationaal-socialisten! De Duitse vice-consul riep verbaasd uit: ‘Und der Mann lebt noch!’ Jesuttis leefde niet lang meer; eind Maart werd hij, luidkeels om hulp roepend, ontvoerd. Men viste drie weken later zijn lijk uit een rivier op. Maar er was meer. Aan de rechtbank werd een uit Januari '34 daterende, beëdigde verklaring voorgelegd waarin onthuld werd dat de functionarissen van de Sovog zich toenmaals in gereedheid hadden moeten houden, ‘teneinde met vrijscharen (SA) die binnen enkele dagen uit Duitsland verwacht werden, op te marcheren’Ga naar voetnoot1. Men had bij leden zowel van de CSA als van de Sovog wapenen in beslag genomen. De vier personen die bij de moord op Jesuttis betrokken waren geweest, werden ter dood veroordeeld; 81 anderen, von, Sass en Neumann incluis, kregen lange gevangenisstraffen wegens het voorbereiden van een gewapende opstand. Ook door de felle Duitse reacties trok het proces in Kaunas internationaal de aandacht. Litauen echter was - behalve misschien voor de Letten, Esten en Polen, die ook moeilijkheden hadden met hun Duitsers - een ver land en de namen van al die verenigingen waren al haast niet uit elkaar te houden. Maar in dezelfde maand waarin in de kleine staat aan de Oostzee het vonnis geveld werd, deed zich in Zwitserland een simpel ontvoeringsgeval voor, dat wijd en zijd de aandacht trok. Na een bezoek aan Bazel bleek een bekend Duits emigrant, dr Berthold Jacob, die als journalist al een tweetal jaren de geheime Duitse herbewapening aan de kaak gesteld had, plotseling verdwenen. Zijn vrienden namen de politie in de arm. Jacob had zich in Bazel bevonden in gezelschap van een ander emigrant, dr Hans Wesemann, die ondanks de opschudding, door Jacobs verdwijning gewekt, in Ascona met een Berlijnse vriendin was gaan logeren. Wesemann werd gearresteerd. Hij bekende dat hij in samenwerking met agenten van het Geheime Staatspolizeiamt - Gestapo! schrikwekkende term in die jaren! - Jacobs ontvoering georganiseerd en geënscèneerd had. Alles had zich op Zwitserse bodem afgespeeld. Maandenlang stonden er omtrent deze affaire berichten in de pers. De Zwitserse regering wist uiteindelijk Jacobs vrijlating te bewerkstelligen. Maar wie zou na Jacob gegrepen worden door de vangarmen van de poliep die zijn centrum had - waar? Het Columbia-Haus in Berlijn? Angstig vermoeden zweefde om dat begrip. Nog geen jaar na Jacobs ontvoering was het weer door een gebeurtenis | |
[pagina 15]
| |
in Zwitserland dat de aandacht van de ganse Westerse wereld zich op de Nazi-organisaties in den vreemde concentreerde. Op 4 Februari 1936 werd in Davos door een in Hongarije geboren Joods student, David Frankfurter, een dodelijk schot gelost op Wilhelm Gustloff, leider van de Landesgruppe Zwitserland van de Auslands-Organisation der NSDAP. Frankfurter wilde protesteren tegen de toenemende Jodenvervolging in Duitsland, waar in September 1935 de z.g. Neurenberger wetten afgekondigd waren. Het merkwaardige was echter, dat de algemene maatregelen die de Zwitserse regering na de aanslag nam, zich tegen de Landesgruppe richtten. De Zwitsers hadden genoeg van de Rijksduitse inmenging. Hun politie had in November 1935 bij Duitse studenten die aan Zwitserse universiteiten studeerden, formulieren in beslag genomen die vragen bevatten naar de politieke en andere werkzaamheid van Duitse emigranten. Uit in Zürich gevonden documenten was gebleken dat functionarissen van de Landesgruppe rapport moesten uitbrengen zowel omtrent Zwitsers als omtrent Rijksduitsers, met inbegrip van de Duitse consuls. Van de beroering door de aanslag op Gustloff gewekt, werd gebruik gemaakt om de knoop door te hakken. Veertien dagen na de aanslag werden alle formaties van de NSDAP in Zwitserland verboden. De Duitse regering protesteerde; de Zwitserse legde het protest naast zich neer.
٭
Deze berichten en onthullingen werden in 1936 en 1937 door de meeste mensen nog in geen enkel opzicht met elkaar in dwingend verband gebracht. Er stond zoveel in de krant te lezen! De verslagen van de Berlijnse Olympiade of van de abdicatie-crisis in Engeland waren zoveel interessanter! Niettemin was het juist in 1933 en eerstvolgende jaren dat de grondslag gelegd werd voor het zich later steeds hoger verheffend, spookachtig bouwsel van de angst. Elk van de hier gereleveerde gebeurtenissen, iedere tartende demonstratie van Duitse of andere nationaal-socialisten, bracht een lichte schok teweeg. De onzekerheid des levens nam toe. Wat werd er precies voorbereid? Waartoe diende al dat gecomplotteer? Wat zich in Duitsland zelf afspeelde - op dat gebied gaven ganse bevolkingsgroepen in den vreemde zich niet aan illusies over. Van het Braunbach über Reichstagsbrand und Hitlerterror waren in het Duits en in andere talen tienduizenden exemplaren verkocht. Socialisten en communisten wisten dat hun Duitse partijgenoten en kameraden in concentratiekampen gemarteld werden; de druk op de kerken en de groei van een nieuw Heidendom waren aan Protestanten en Katholieken niet onbekend; van de tyrannie van de nationaal-socialistische staat kon iedere emigrant, Jood of niet-Jood, meepraten - en hun aantal klom tot het in 1938 | |
[pagina 16]
| |
350.000 bedroeg. Doch wie, die buiten Duitsland nog het voorrecht genoot van een normaal bestaan, verbond aan dat alles de conclusie dat juist dat eigen bestaan bedreigd werd? Wie besefte, dat de interne aggressie van het nationaal-socialisme nagenoeg onvermijdelijk in een exterae zou omslaan? Dat dùrfden, dat konden de meesten niet denken. Maar er waren ook anderen. In de woestijn van onverschilligheid en zelfbedrog klonken sinds 1933 stemmen van roependen. Niet alle stemmen richtten zich tot het grote publiek. Er waren diplomaten wier geheime rapporten één alarmkreet waren. Een hunner, George S. Messersmith, waarschuwde al in Juni '33 de Secretary of State te Washington dat Duitsland ‘zich in een richting beweegt die slechts verwoesting met zich kan brengen... Met slechts enkele uitzonderingen zijn de mannen die deze regering leiden, van een mentaliteit die U en ik niet kunnen begrijpen. Sommige van hen zijn psychopathische gevallen en zouden in normale omstandigheden ergens verpleegd worden...’Ga naar voetnoot1 De Russische minister van buitenlandse zaken, Litwinow, en zijn Franse collega, Barthou, hadden Mein Kampf terdege bestudeerd. In Londen had minister Eden in Januari 1936 een dossier met 32 documenten aan het Britse kabinet voorgelegd ten bewijze dat Hitler naar de hegemonie in Europa streefde. Ook in het openbaar werd gewaarschuwd. Menige publicatie verscheen waarin niet alleen het aggressieve wezen van de nationaal-socialistische staat blootgelegd werd doch waarin ook bewijzen geproduceerd werden voor de sluwe activiteit, door de Nazi's in den vreemde ontplooid. In Frankrijk wekte in November 1933 het Parijse dagblad Petit Parisien sensatie door enkele, door communisten uit Duitsland gesmokkelde documenten af te drukken die een plan de campagne behelsden voor uitgebreide Duitse propaganda in Amerika. Die propaganda moest ten dele gecamoufleerd worden; een net van geheime agenten, Vertrauensmänner, over het betrokken gebied gespreid; statistieken bijgehouden omtrent de mate waarin de inheemse bladen berichten uit Duitsland plaatsten; een er volstrekt neutraal uitziend nieuwsagentschap opgericht dat voorzichtigpro-Duitse berichten zou verspreiden; valse berichten aan anti-Duitse journalisten in handen gespeeld om hen te compromitteren; artikelen geschreven, die de Vertrauensmänner na ontvangst van een codewoord, al of niet tegen betaling van steekpenningen, in alle bladen zouden trachten te plaatsen van de Rio Grande tot de Straat van Magellaen. Door middel van een aldus bewerkte publieke opinie moest druk uitgeoefend worden op de regeringen van de Midden- en Zuid-Amerikaanse staten opdat zij Duitsland niet in de weg zouden staan bij zijn streven, alle gebieden waar een Duitse minderheid woonde, te heroveren. | |
[pagina 17]
| |
In Duitse tekst met Franse vertaling stond dat alles te lezen in de Petit Parisien, daarna in een door het blad uitgegeven brochure, tenslotte in het aanhangsel van een meesterlijke studie waarmee, in 1934, de Engelse journalist Robert Dell Duitsland het masker afrukteGa naar voetnoot1. De politieke emigranten zaten niet stil. Zij waarschuwden waar zij konden - vanuit Praag, Amsterdam, Londen, Parijs. Overal verzamelden zij inlichtingen; tegen Gestapo-agenten als Wesemann werd een strijd op leven en dood gevoerd; van elke Duitse intrige werd getracht de wortels bloot te leggen; tenslotte kon, in 1935, in Parijs een samenvattend boekwerk verschijnen dat het Duitse gewroet in alle landen van Europa aan de kaak stelde: Das Braune Netz. Wie Hitlers Agenten im Auslande arbeiten und den Krieg vorbereiten. Het boek schetste de Duitse spionnage die volgens de Baseler Nationalzeitung van 23 April 1935 door 48.000 personen uitgevoerd werd; het maakte melding van een protocol van een in Maart 1935 gehouden vergadering waaraan in aanwezigheid van Himmler ‘alle bij het werk in den vreemde betrokken leidende Gestapo-functionarissen deelgenomen hadden’Ga naar voetnoot2; in dat protocol was sprake geweest van 2.450 betaalde en meer dan 20.000 onbetaalde agenten. Het verhaalde van de Duitse propaganda en van het werk van een nieuwe, nagenoeg onbekende instelling: het Aussenpolitische Amt der NSDAP, dat onder leiding van de Balt Alfred Rosenberg, hoofdredacteur van de Völkische Beobachter, in het bijzonder samenwerkte met internationale antisemietische orgarnisaties en met bewegingen van minderheden die de weerstandskracht van andere mogendheden ondermijnden. Het meldde dat de Auslands-Organisation der NSDAP over de ganse wereld al vierhonderd plaatselijke afdelingen had, Ortsgruppen geheten. Het wees op de Verein für das Deutschtum im Ausland - een vereniging waarvan in Duitsland allen lid waren die voor de Duitsers buiten Duitslands grenzen belangstelling hadden - welke met ‘meer dan 8.000 Duitse scholen in den vreemde in verbinding’ stond en ‘meer dan 24.000’ Ortsgruppen teldeGa naar voetnoot3. Het schetste het overeenkomstig werk van Deutsche Akademie en Deutsches Ausland-Institut. Het telde de Duitse verenigingen in het buitenland op die met de Bund der Auslandsdeutschen in contact stonden: 141 waren het, in 49 verschillende staten. Het becijferde dat het Derde Rijk per jaar meer dan een kwart milliard Reichsmark aan propaganda en spionnage in het buitenland uitgaf. Het haalde gevallen aan van ‘denunciatie, provocatie, ontvoering, moord, wapensmokkel, aanslagen, sabotage en economische spionnage’. Het beschreef de Duitse ondermijningsarbeid in Oost-, Noord-, West- en Zuid-Europa, noemde Oostenrijk ‘slagveld van het Duitse Rijk’, zag Zuid-Slavië bedreigd door ‘z.g. toeristen en terroristen’. Het wijdde aandacht aan de Wit-Russische | |
[pagina 18]
| |
en nationaal-socialistischie acties in Noord- en Zuid-Amerika. Het eindigde met een lijst van 590 ‘propagandisten, agenten, verklikkers en spionnen van de Nazi's in het buitenland’, allen met naam en functie vermeld. Gans die arbeid in den vreemde werd, aldus Das Braune Netz, centraal geleid. De redacteuren hadden er een indrukwekkend, alleen nog maar de ‘politieke’ organisaties behandelend, schema van vervaardigd (zie afb. op pag. 19) dat aangaf hoe Hitler en de Reichsleitung der NSDAP, zelf beinvloed door grootbedrijf en grootgrondbezit, ten dele rechtstreeks, ten dele via een Verbindungsstab onder leiding van Rudolf Hess in contact stonden met 12 toplichamen waaronder verenigingen, Ortsgruppen, scholen, kerken, agenten ressorteerden: ‘Bij de bestudering van het werk in den vreemde, respectievelijk van het apparaat dat dit werk leidt, stuit men op het eerste gezicht op een schijnbaar naastja door-elkaar werken. Bij nauwkeuriger toezien blijkt echter dat dit naastelkaar-werken deel is van een zorgvuldig-doordacht en -georganiseerd systeem. Zeker, er was na het aan de macht komen van het nationaal-socialisme geruime tijd nodig voor alle instellingen en organisaties, die het werk in den vreemde dienden, gelijkgeschakeld waren, voor de arbeid van alle delen van dit gigantisch net gecoördineerd waren. Sedert medio 1934 echter loopt men bij de arbeid in den vreemde in de pas.’Ga naar voetnoot1Organiseren konden de Duitsers!
٭
Een jaar nadat de exemplaren van Das Braune Netz van de pers gerold waren, stond Spanje in brand. De oorlog was Europa genaderd. Machinegeweren ratelden, niet in de verre dalen van de Gele Rivier en Jangtsekiang, maar aan de Ebro; bommen vielen, niet op Nanking, maar op Guernica; niet Sjanghai werd beschoten, maar Almeria. De angst voor een algemene oorlog groeide. Aan Hitlers en Mussolinis directe interventie in Spanje werd door velen niet getwijfeld; anderen achtten de hulp die Stalin de republikeinse regering verleende, nog bedenkelijker. Die anderen - in het algemeen veel aanhangers van rechtse partijen, veel katholieken vooral - neigden er toe, het communistisch gevaar althans in West-Europa acuter te achten dan het nationaal-socialistische. In de woedende worsteling vóór of tegen hulp aan het republikeinse Spanje, die zich in een land als Frankrijk haast tot burgeroorlog ontwikkelde, hadden die anderen voor al wat van Duitse interventie sprak, geen aandacht meer. De bewijzen voor die interventie ontbraken overigens niet. In Barcelona en in enkele andere republikeinse steden werd in de eerste dagen der gevechten de hand gelegd op archieven van de Landesgruppe | |
[pagina 19]
| |
(Das Braune Netz, p. 40-41)
Zo zag men in 1935 de organisatie van de Duitse Vijfde Colonne | |
[pagina 20]
| |
Spanje van de Auslands-Organisation der NSDAP. Duizenden stukken waren het. Een kleine groep Duitse anarchisten ging aan het werk om het materiaal te schiften en te ordenen, en in 1937 verscheen het Schwarz-Rotbuch-Dokumente über den Hitler-Imperialismus. Van die documenten werden meer dan 150 in facsimilé afgedrukt. Weer werden de propaganda en de spionnage die door functionarissen van de Auslands-Organisation bedreven waren, in al hun vertakkingen beschreven; stukken werden aangehaald die volgens de uitgevers bewezen dat sommige functionarissen bij de organisatie van de opstand der generaals betrokken waren geweest; camouflage-methoden werden ontsluierd; aangetoond werd, dat de Landesgruppe een z.g. Hafendienst in het leven geroepen had die er voor zorgde dat nationaal-socialistische propaganda Spanje binnengesmokkeld werd en die in enkele concrete gevallen personen die door de Gestapo gezocht werden, aan boord had helpen brengen van Duitse schepen. Tegen 26 met name genoemde personen (hun foto's werden afgedrukt) werd gewaarschuwd als tegen ‘Gestapoagenten, spionnen, intriganten, zedelijk-verdorven individuen, die voor geen gewelddaad terugschrikken om Adolf Hitlers doelstellingen te verwezenlijken’Ga naar voetnoot1; onder hen bevonden zich de organist van de Duitse Kerk in Barcelona, de adjunct-directeur van de Deutsche Schule aldaar, een bezitter van een drukkerij, de procuratiehouder van IG Farben, enkele journalisten en een tolk. De documenten waren verpletterend. Er verscheen, in het Duits, een tweede uitgave in Parijs, in het Engels een in Londen. Tot het grote publiek drongen zij misschien niet door, maar in kringen van politie en justitie en op de bureaux van de geheime diensten werd er in menig land terdege aandacht aan besteed. Het gebeurde zelden dat men de vijand niet alleen maar vluchtig in de kaart kon kijken, maar dat men een heel spel van hem in handen kreeg. Van de zich in het buitenland openlijk ontplooiende actie der nationaal-socialisten en van de onthullingen, zoals die vervat waren in de zevenhonderd pagina's die Das Braune Netz en het Schwarz-Rotbuch samen telden, was een der gevolgen dat sommige personen in tal van landen alle werkzaamheid van Duitsers met geleidelijk-groeiend wantrouwen gingen gadeslaan. Waarom zouden die Rijksduitse gasten zich alleen maar in Spanje te buiten gaan aan pressie en spionnage? Was er eigenlijk wel een land in Europa waar zij niet bezig waren Hitlers offensief voor te bereiden? Men meende er hier en daar al de tekenen van te ontwaren. In Denemarken bleek in Maart 1936 dat de voorzitter van de Duitse kolonie in Kopenhagen, Schäfer, de leden een circulaire gestuurd had met vragen naar het aantal auto's, motorfietsen | |
[pagina 21]
| |
en vrachtauto's dat zij bezaten. Een andere van de 37 vragen luidde: ‘Bezit u een schrijfmachine? Beheerst u de stenografie?’ ‘Deze vragen zien er misschien aan de overzijde van de Atlantische Oceaan onschuldig uit, maar zij zijn het niet, want in het gebruikelijke Nazi-jargon is een ‘schrijfmachine’ een ‘geweer’ en ‘stenografie’ betekent ‘schieten’. Andere ‘vragen’ van Herr Schäfer hadden betrekking op de kennis die zijn volgelingen hadden van Deense vuurtorens, hun positie en personeel, de gemakkelijkste weg om ze te naderen, etc.’ Deze achterdochtige opmerkingen werden niet in een boulevardblad gemaakt. Zij prijkten een jaar na het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog in de meest gezaghebbende Amerikaanse periodiek op het terrein der contemporaine geschiedenis, Foreign AffairsGa naar voetnoot1. In diezelfde tijd ontstond in Noorwegen deining omdat, naar een socialistisch blad onthulde, in 1935 een Duitse Nazi, enthousiast bezoeker van Noord-Noorwegen, ‘Nordische’ soldatentypen had mogen fotograferen op het voornaamste militaire oefenterrein bij de economischstrategisch belangrijke haven van Narvik. Wat deed die Duitser daar? Waarom had de militaire commandant, overste Sundlo, hem permissie gegeven? Was die Sundlo geen aanhanger van de nationaal-socialistische Quisling-beweging? Een commissie-van-onderzoek kwam tot een Sundlo ontlastende conclusie. Zijn naam bleef in het geheugen hangen. Tekenend was het dat, terwijl de Auslands-Organisation der NSDAP reeds in de jaren '34, '35 en '36 demonstratieve jaarcongressen in Duitsland gehouden had, het congres dat in Augustus 1937 plaats vond, het eerste was dat in de wereldpers verslagen werd. De Duitse regering had omstreeks die tijd de Engelse om verlof gevraagd, aan haar ambassade een ‘cultureel attaché’ toe te voegen. Londen voelde er niet voor. Het voorstel was ook de Times, in die tijd waarlijk geen voorstander van een scherpe anti-Duitse koers, te gortig; in een hoofdartikel wees het blad op de pressie en intimidatie waaraan leden van de Auslands-Organisation zich in andere landen te buiten waren gegaan. ‘The implications of some of these activities are, in fact, thoroughly unpleasant’, oordeelde Engelands eerste dagbladGa naar voetnoot2. Eerder in het jaar had ook de Times aandacht gewijd aan ‘het eerste spectaculaire binnendringen van de nationaal-socialistische partij in het conservatieve heiligdom van het Auswärtige Amt’Ga naar voetnoot3. Het hoofd van de Auslands-Organisation der NSDAP, Ernst Wilhelm Bohle, was namelijk benoemd tot ‘hoofd van de Auslands-Organisation in het Auswärtige Amt’. Dat was geschied om ‘eenheid te brengen in de zorg voor Duitse burgers in den vreemde’. In zijn nieuwe functie zou Bohle slechts aan de minister, toen nog Freiherr von Neurath, ondergeschikt zijn; zo vaak echter het Duitse kabinet zaken zou behandelen, die zijn | |
[pagina 22]
| |
nieuwe werk raakten, zou hij aan zijn zittingen deelnemen. Aldus was door de Führer und Reichskanzler bepaald bij decreet van 30 Januari 1937. Wat betekende die promotie? Voor diegenen buiten Duitsland die het werk van de Auslands-Organisation gadegeslagen hadden, was de zaak duidelijk. De organisator van propaganda en spionnage, pressie en kidnapping was in het deftige Auswärtige Amt geplaatst, enerzijds om de bezem te halen door het gebouw aan de Wilhelmstrasse en door de Duitse posten in het buitenland, anderzijds om onder de bescherming der diplomatieke rechten zijn ondermijningsarbeid des te uitgebreider en intensiever te kunnen voortzetten. Bohle, een jonge man, protégé van Rudolf Hess, scheen te voldoen aan de verwachtingen die in hem gesteld waren: binnen het jaar kreeg hij de hoge rang van Staatssekretär, en de Völkischer Beobachter - die ook buiten Duitsland gelezen en door sommigen gespeld werd - berichtte op 22 December 1937 dat decreten, van zijn handtekening voorzien, ‘de kracht hadden van ministeriële beslissingen’. Het zag er naar uit dat Bohle over het hoofd van de minister heen orders kon geven aan de ganse Duitse buitenlandse dienst - van de hoogste ambassadeur tot de laagste honoraire consul. In een aan het werk van de Auslands-Organisation gewijde brochure die omstreeks die tijd in Duitsland verscheen, werd op de koop toe meegedeeld dat - als was dat de gewoonste zaak van de wereld - op het centrale bureau van de organisatie 700 personen werkzaam warenGa naar voetnoot1; in den vreemde was het aantal Ortsgruppen en Stütz punkte tot 548 opgelopenGa naar voetnoot2. Het grootste socialistische dagblad van Nederland schreef naar aanleiding van deze brochure, dat ‘in de regionale groepen’ in den vreemde ‘ongeveer drie millioen Duitsers’ opgenomen warenGa naar voetnoot3. Alweer: het waren slechts enkelingen, die deze en dergelijke feiten en cijfers zorgvuldig noteerden. In de meeste landen had de grote massa er nog geen aandacht voor. Veel rechtse elementen die in Hitler een welkome beschermer meenden te zien tegen het communisme - een indruk die de Führer van harte bevorderde -, waren geneigd, de ‘uitwassen’ van het systeem vergoelijkend te beoordelen. Hun was het uit het hart gegrepen, toen de nieuwe Engelse ambassadeur in Berlijn, Sir Nevile Henderson, in Mei '37 bij zijn eerste publieke optreden de ‘volstrekt onjuiste opvatting van wat het nationaal-socialistische régime eigenlijk betekent’ hekelde, die ‘veel te veel mensen in Engeland’ huldigden. Zagen zij scherper, dan zouden zij, aldus Henderson, ‘minder nadruk leggen op de Nazi-dictatuur, maar veel meer op het grootse experiment dat in dit land wordt beproefd.’Ga naar voetnoot4 Zij die er zo over dachten, traden graag en hoopvol toe tot organisaties | |
[pagina 23]
| |
als de Anglo-German Society of het Comité France-Allemagne, dat in Parijs door een charmant Duits causeur, zekere Abetz, gepousseerd werd. Zij zochten contact met Duitse oud-strijders, Frontkämpfer, die man voor man slechts met afschuw van een nieuwe oorlog gewaagden; en was niet veel te zeggen voor het frisse werk van de Hitler-Jugend en voor Robert Ley's internationale actie Freude und Arbeit? Ook werd in Duitsland niet gestaakt. Kennelijk waren de arbeiders er zielstevreden. De meeste mensen konden niet bevatten hoe peilloos-diep, hoe ongehoord subtiel en geraffineerd zij bedrogen werden. Geen avonturier in de wereldgeschiedenis heeft meer wissels getrokken dan Hitler op de bank waar kleine en grote luyden hun lichtgelovigheid, ja maar ook hun simpele eerlijkheid gedeponeerd hadden. Alarm-roepende agitatoren werden er geweerd. Hermann Rauschning die enkele jaren in de hoogste Nazi-kringen vertoefd had en wiens ogen voor de verdorvenheid van leiders en systeem waren opengegaan, had, uit Danzig gevlucht, in April 1937 een groot manuscript gereed, Die Revolution des Nihilismus. Een jaar duurde het, voor hij er een uitgever voor kon vinden. In dat jaar werden hem verschillende van de artikelen die hij schreef, ‘teruggestuurd met de opmerking dat zijn onthullingen te fantastisch waren om waar te zijn’Ga naar voetnoot1.
٭
Dat in April 1938 een Zwitserse uitgeverij het waagstuk van de uitgave van Rauschnings scherpe analyse aandurfde, was geen toeval. De internationale atmosfeer was beslissend veranderd. In de tweede week van Maart had zich met overrompelende snelheid de Anschluss van Oostenrijk voltrokken; het Duitse leger was Oostenrijk binnengerukt, Hitler had een grens uitgewist. Sinds Dollfuss in Juli '34 door Oostenrijkse Nazi's doodgeschoten was - maar hun rebellie was gemakkelijk onderdrukt! - had de publieke opinie in de meeste landen zich niet afgevraagd wat er met Oostenrijk geschieden zou. De socialistische pers had weinig reden, veel aandacht te besteden aan een régime dat in Februari 1934 met kanonnen gevuurd had op Weense arbeiderswoningen. Liberale elementen voelden zich niet aangetrokken door het totalitaire bewind van Dollfuss' opvolger, Bundeskanzler Kurt Schuschnigg. Mussolini had in de zomer van '34 door het zenden van troepen naar de Brenner zijn gepantserde hand beschermend over Oostenrijk uitgestrekt; men nam aan dat Oostenrijk het wel rooien zou; men zag niet dat, toen eenmaal het bondgenootschap tussen Duitsland en Italië beklonken was, Oostenrijks lot bezegeld was, zijn vonnis geveld. Men schrok op toen medio Februari 1938 het bericht kwam dat | |
[pagina 24]
| |
Schuschnigg een bezoek gebracht had aan Berchtesgaden waar hij met Hitler een langdurig onderhoud had gehad. Het op de 13e van die maand gepubliceerde communiqué leek niet belangrijk, doch diegenen die bekend waren met Oostenrijkse verhoudingen, spitsten de oren toen enkele dagen later bericht werd dat het Oostenrijkse ministerie van binnenlandse zaken waaronder ook de politie ressorteerde, bezet zou worden door dr. Arthur Seyss-Inquart. Seyss-Inquart, Weens advocaat, was voorstander van de Anschluss. Nauwelijks was hij in zijn nieuwe functie benoemd of hij bracht een bezoek aan Berlijn waar hij een bespreking had met Hitler. In Oostenrijk steeg de spanning; de nationaal-socialisten demonstreerden steeds openlijker en driester. Buiten Oostenrijk was er niet meer dan hier en daar een vage onrust. Zelfs het op Woensdag 9 Maart komende bericht dat Schuschnigg op de eerstvolgende Zondag een volksstemming zou houden waarin men zich vóór of tegen de onafhankelijkheid van Oostenrijk moest uitspreken, werd niet als bewijs gezien dat achter de schermen een strijd op leven en dood gaande was. Op Vrijdag 11 Maart kwam de uitbarsting. Radio Wenen berichtte des avonds om 6 uur, dat de volksstemming afgelast was. Om kwart voor acht sprak Schuschnigg. ‘Ten aanhore van de ganse wereld verklaar ik’, zo klonk zijn stem, ‘dat de Duitse regering vandaag Bondspresident Miklas een ultimatum met vaste tijdsgrens overhandigd heeft, met bevel, een door de Duitse regering aangewezen persoonlijkheid tot kanselier te benoemen, die een die regering bevredigend kabinet moest vormen; geschiedde dat niet, dan zouden Duitse troepen Oostenrijk binnenrukken.’ Berichten over onlusten waren ‘van a tot z gelogen’. Het Oostenrijkse volk moest weten, ‘dat wij voor geweld geweken zijn’. De Oostenrijkse troepen zouden geen weerstand bieden. ‘Zo neem ik afscheid van het Oostenrijkse volk met een Duits vaarwel dat uit het diepst van mijn hart komt: God behoede Oostenrijk!’ Het was verbijsterend. Later op de avond berichtte Wenen dat onder leiding van Seyss-Inquart een nieuwe regering gevormd was; berichtte Berlijn, dat Seyss-Inquart in een telegram aan Hitler - als ‘Führer’ aangeduid - de Duitse regering ‘dringend’ verzocht had, hem bij de handhaving van rust en orde bij te staan en ‘zo spoedig mogelijk’ Duitse troepen te zenden. Die Duitse troepen rukten op Zaterdag 12 Maart Oostenrijk binnen. Een dag later was de Anschluss een feit. Weer had Hitler succes gehad! Weer triomfeerde het hakenkruis! Weer zouden tienduizenden tegenstanders van het nationaal-socialisme, Joden en niet-Joden, in levensgevaar verkeren! De gevoelens, daardoor opgewekt, werden gebundeld tot spontane afschuw over het verraad door één gepleegd: Seyss-Inquart. Hitler had hem tot minister laten benoemen; als minister was hij zijn instructies gaan halen; volgens die instructies had hij met steun van Duitse ultimata Schuschnigg ten val gebracht; zijn eerste | |
[pagina 25]
| |
daad als bondskanselier was geweest, het Duitse leger telegrafisch te ontbieden en Oostenrijk, aan handen en voeten gebonden, glimlachend uit te leveren aan zijn Berlijnse meesters. Van de ene dag op de andere werd Seyss-Inquart door de wereldpers als Judas gebrandmerkt. Zijn naam werd een synoniem van verrader. Doch ook had men, zo meende men, in Oostenrijk voor het eerst de techniek van de aanval-van-binnen-uit in optima forma aanschouwd. Zo traden zij dus in den vreemde op, die Nazi's! Eerst strategische punten van het overheidsapparaat bezetten; dan de ganse staat ondermijnen; tenslotte een crisis forceren om door middel van een, natuurlijk van te voren afgesproken telegram de Duitse troepen het land binnen te halen. Dat ene telegram van Seyss-Inquart wekte in Maart 1938 meer angst op voor de Duitse Vijfde Colonne dan de honderden documenten bij elkaar die men in de jaren na 1933 gepubliceerd had. Over die documenten was geschreven in boeken die weinig gelezen, in persberichten die veelal overgeslagen waren. De overweldiging van Oostenrijk was nieuws voor de frontpagina's - in Noorwegen zo goed als in Argentinië, in Nederlands-Indië zo goed als op Groenland. Omgekeerd echter, was die overweldiging ook de proef op de som geweest. Wat in landen als Litauen, Zuid-Afrika en Spanje verijdeld was, was in Oostenrijk gelukt. Aan het gevaar dat zich aan de Donau tot catastrofe ontwikkeld had, was men in de vroegere gevallen misschien maar ternauwernood ontsnapt. Met één druk op de knop had Hitler het vrije Oostenrijk vernietigd - waar werden nieuwe gangen gegraven en mijnen gelegd door aanhangers, even onopvallend, even onbekend als die advocaat uit Wenen? Het antwoord op die vraag liet niet lang op zich wachten. In Tsjechoslowakije was, gelijk al aangeduid, een turnleraar, Konrad Henlein, er in geslaagd, een politieke beweging op te bouwen, de Sudetendeutsche Partei, op wier candidaten bij de verkiezingen van Mei 1935 twee van de drie Sudetenduitsers hun stem hadden uitgebracht. Henlein had altijd bestreden, met Berlijn in verbinding te staan; in '35 had hij in Londen aan ieder die het horen wilde, verzekerd Hitler nooit ontmoet te hebben; de Sudetenduitsers moesten tussen ‘het Duitse moedervolk’ en het Tsjechische volk als bemiddelaar optreden; dat was, zei hij, hun ‘grote taak in dienst van de vrede’Ga naar voetnoot1. Wat zag men in '38? Nog geen zes weken na de Anschluss van Oostenrijk kwam diezelfde Henlein in Karlsbad met eisen voor de dag die, werden ze ingewilligd, de Sudetenduitsers binnen het raam van de Tsjechoslowaakse staat autonomie zouden geven juist in die grensdistricten waar de Tsjechen hun | |
[pagina 26]
| |
fortificaties opgetrokken hadden; Henlein zocht ettelijke malen Hitler op; Henlein stelde bij schier-eindeloze onderhandelingen met de Tsjechen voortdurend nieuwe eisen; Henlein bedolf de Engelse bemiddelaar Runciman onder een berg nationaal-socialistische propaganda; Henlein trok naar het partijcongres van de NSDAP in Neurenberg; en Henlein was het tenslotte die, toen medio September in het Sudetengebied een opstand tegen de Tsjechen uitgebroken was, naar Duitsland vluchtte, per proclamatie drie-en-een-half millioen Sudetenduitsers tot algemene rebellie opriep en, zo verkondigden Duitse pers en radio, in Duitsland een vrijkorps vormde van Sudetenduitsers voor de militaire strijd tegen de Tsjechoslowaakse republiek - burgers van die republiek, nu haar gewapende belagers. Henleins functie als politiek wapen in Hitlers hand trok in 1938 sterker de aaadacht dan het ontketenen van de opstand, de oproep tot rebellie, de vorming van het vrijkorps. Die gebeurtenissen, vallend tussen 13 en 16 September, werden, buiten Tsjechoslowakije althans, van de voorpagina's van de meeste bladen en uit de aandacht van de meeste mensen weggedrukt door de allesbeheersende vraag: oorlog of vrede? Chamberlains bezoeken aan Berchtesgaden en Godesberg veroorzaakten enerverende schommelingen van hoop en wanhoop; op Woensdag 28 September leek oorlog onvermijdelijk. In Frankrijk toonden de grote wegen die uit Parijs Westwaarts leidden, onafgebroken stromen auto's; een derde van de bevolking verliet de Franse hoofdstad die, zo vreesde men, het eerste object zou zijn van een Duitse luchtaanval - met bommen zoals zij Barcelona en Guernica getroffen hadden, met gasbommen wellicht. In Engeland werden gasmaskers uitgereikt, loopgraven in de parken aangelegd, schoolkinderen geëvacueerd; de eerste luchtafweerkanonnen staken hun spitse loop de lucht in om Londens negen millioen mensen te beschermen tegen een aanval die, aldus de officiële schatting, de eerste dagen alleen al vijftigduizend slachtoffers zou eisen. Had niet Baldwin in 1932 geprofeteerd, dat de bommenwerpers ‘er altijd door zullen komen’! Hoeveel schrijvers hadden verzekerd dat Londen ‘binnen een week na het uitbreken der vijandelijkheden onbewoonbaar gemaakt zou zijn door bombardementen en gasaanvallen’! ‘De werkelijkheid was, toen hij twee jaar later kwam, afschuwelijk genoeg, maar niet zo horribel,’ schreef Wheeler Bennett, ‘als de nachtmerries van het onbekende die er in de Septembernachten van 1938 met ons vandoor gingen.’Ga naar voetnoot1 Vier weken later renden aan de overzijde van de Atlantische Oceaan duizenden mensen de straat op bij de uitzending van een radiohoorspel dat de landing beschreef van ‘vreemde schepselen, mannen van Mars, gewapend met dodende stralen’; ‘een paniek joeg die avond over de volle lengte en breedte van de Ver- | |
[pagina 27]
| |
enigde Staten’Ga naar voetnoot1. Daar was opnieuw in een draaikolk van emoties de angst zichtbaar geworden die op de bodem van de ziel lag. De Overeenkomst van München had de vrede gered. Wat er aan vooraf was gegaan, had het vertrouwen in het behoud van de vrede ondermijnd. Lang niet iedereen wilde dat toegeven, aan anderen of aan zichzelf. Met een koppig mengsel van kortzichtigheid en wanhoop hielden sommigen vol dat de val van Tsjechoslowakije de zaken ten goede had doen keren. ‘Vrede in ons tijdsgewricht’ - met die roep was de Engelse premier uit München teruggekeerd. 's Werelds grootste dagblad profeteerde drie weken later, ‘dat Engeland dit jaar niet in een Europese oorlog betrokken zal worden en volgend jaar ook niet’Ga naar voetnoot2. In de laatste maanden van 1938 en de eerste van 1939 werd onder de pressie der gebeurtenissen en met het groeien van de druk die Hitler op de Westerse democratieën uitoefende, de verdeeldheid die zich sinds '33 met name in de staten van West-Europa had gemanifesteerd, als het ware ten top gedreven. ‘Aanpappers’ en ‘oorlogsophitsers’ bestreden elkaar met een felheid, als hadden zij de werkelijke vijand lijfelijk voor zich. Die worsteling werd in wezen door Hitler zelf beslecht, toen hij op 15 Maart 1939 Praag binnentrok. Nog geen half jaar tevoren had het Sudetengebied ‘het laatste territoriale vraagstuk’ geheten dat hij in Europa aan de orde zou stellen. ‘Hier was een man waarop men kon bouwen als hij zijn woord gegeven had’, was Chamberlains eerste indruk geweestGa naar voetnoot3. De Engelse premier, en John Bull met hem, voelden zich persoonlijk bedrogen door een perfide fanaticus die er kennelijk op uit was Europa en de wereld aan zich te onderwerpen. Bij de massa van het Engelse en van het door de eerste wereldoorlog zo deerlijk gehavende Franse volk werd de onwrikbare wil, het nationaal-socialisme te stuiten, geboren in de dagen volgend op de eerste nacht die Hitler triomfantelijk op het Hradschin doorbracht. Dat wilsbesluit was het, dat na de aarzelende en wantrouwige onderhandelingen met de Sowjet-Unie - twijfelachtig bondgenoot van onzekere kracht: welk effect hadden de politieke heksenprocessen van '36-'38 gehad? - en na de tegenslag van de Duits-Russische alliantie, Engeland en Frankrijk er toch toe bracht de handschoen op te rapen die hun met de invasie van Polen onverschillig toegeworpen werd.
٭
Anschluss - München - Praag - oorlog; drie perioden van omstreeks een half jaar lagen tussen die vier begrippen; laatste mijlpalen op de weg, af- | |
[pagina 28]
| |
gelegd tussen het aan de macht komen van Hitler en het uitbreken van de tweede wereldoorlog. In die laatste anderhalf jaar was, hier zwakker, daar sterker, een beslissende verandering ingetreden. De bezorgdheid om verre oorlogen (Mandsjoerije, Abessynië, Spanje) maakte bij tal van volkeren plaats voor angst voor nabije - ja, voor de oorlog waarin men zèlf betrokken zou worden, de nieuwe slachting, het Armageddon, de herhaling van de millioenenmoord uit '14-'18, waarvan in verborgen lazaretten nog onherstelbaar-verminkte slachtoffers verpleegd zouden worden - herhaling, maar gruwelijker nog. De techniek had immers niet stil gezeten. Ook de vastberadenheid die in de loop van '39 groeide, had de oorlogsangst als tegenhanger - angst voor het nieuwe en onbekende vooral. Het leek wel of Hitler altijd een slag voor was; hij gebruikte middelen, die anderen niet kenden; hij had een nieuwe techniek toegepast: de Vijfde Colonne. Veroveringen waarvoor anderen vóór hem legers en vloten nodig hadden gehad, gelukten hem, spelenderwijs als het ware, door penetratie met agenten, verraad-van-binnen-uit; de spion en de politieke saboteur schenen zijn sterkste soldaten. In welk land wroetten die niet? Overal woonden de Rijksduitsers van wie Bohle in Augustus '38 publiekelijk en nog wel ‘met trots’ geconstateerd had dat zij ‘een gesloten aanhang vormen van het nationaal-socialisme en zijn Führer’Ga naar voetnoot1. ‘Er zijn vandaag de dag geen Rijksduitsers meer, die geen nationaal-sodalist zijn’, had hij er aan toegevoegd. Hij bedoelde dat de lieden die dat niet waren, niet langer als Rijksduitser werden erkend; maar zij vormden in elk geval slechts ‘een te verwaarlozen uitzondering’Ga naar voetnoot2. Dergelijke uitlatingen, met gespitste oren beluisterd door de veiligheidsdiensten, ontgingen het grote publiek in de landen buiten Duitsland, doch men kon in '38 en '39 andere berichten in de pers vinden waaraan door velen de conclusie verbonden werd die het hoofd van de Auslands-Organisation der NSDAP op zijn wijze onder woorden had gebracht. In Zwitserland werd in September 1938 een Duits fotograaf gearresteerd, die andere Duitsers tersluiks gefotografeerd had bij het lezen van anti-nationaal-socialistische bladen; minstens één hunner was bij terugkomst in Duitsland gearresteerd. In Zweden onthulde de minister van buitenlandse zaken vier weken na de anti-Joodse pogrom in Duitsland (10 November 1938), dat Duitse firma's in Zweden de Joden uit het economisch leven trachtten te verdringen en dat bij Zweedse firma's in het geheim inlichtingen werden ver- | |
[pagina 29]
| |
zameld over de samenstelling van hun kapitaal en personeel; deze ‘handelsspionnage’ had zich, aldus minister Sandler, ook in Nederland, België en Zwitserland voorgedaan. Eveneens in December 1938 werden in de Verenigde Staten vier Duitsers veroordeeld wegens militaire spionnage - de voornaamste vogels waren naar Duitsland gevlogen. In Engeland wijdde de Times In Maart '39 een hoofdartikel aan de Duitse pottekijkerij op economisch gebied; ‘algemeen neemt men in Scandinavië aan’, schreef het blad, ‘dat Duitse agenten lijsten opgesteld hebben van iedere zakenman in Zweden, Noorwegen en Denemarken met volledige bijzonderheden omtrent zijn inkomen, kapitaal, familieomstandigheden, liefhebberijen, politieke sympathieën en Joodse connecties’Ga naar voetnoot1. Eind April '39 werden drie, begin Mei zes Rijksduitse Nazi's Engeland uitgezet, de meesten hunner functionarissen van de Auslands-Organisation. De correspondent van de Völkischer Beobachter in Caïro moest Egypte verlaten, de leider van de Duitse kolonie in Bagdad, Irak. In België werd, eveneens begin Mei, de Brusselse correspondent van de Rheinisch-Westfälische Zeitung het land uitgezet; hij had aanstoot gewekt door als spreker op te treden op een vergadering van Duitse mijnwerkers, werkzaam in België, van wie enkelen met witte kousen verschenen waren - het symbool van Henleins volgelingen! Begin Juni interpelleerden drie socialisten de regering ‘inzake het drijven van de Nazi-partij in België’; hun woordvoerder sprak van de economische pressie, door Rijksduitsers uitgeoefend, wees op hun krachtige propaganda, ten dele via de Fichte-Bund - een propagandacentrale in Hamburg, die ook in andere landen tot publieke vragen aanleiding gegeven had - en gaf voorbeelden van de spionnage, waarvan politieke vluchtelingen het slachtoffer dreigden te worden. Trouwens, was Brussel niet al vóór de eerste wereldoorlog ‘vergeven geweest van spionnen en contra-spionnen’?Ga naar voetnoot2 Frankrijk, dat eind April '39 alle nationaal-socialistische organisaties in de Elzas verboden had, wier leider, dr Karl Roos, in Februari gearresteerd was, zette in Mei de top-functionarissen van de Landesgruppe van de Auslands-Organisation over de grens; per 1 Juli werden alle partijformaties ontbonden. Enkele weken later werden de chef van de nieuwsdienst van de Temps, Frankrijks eerste dagblad, en een directielid van de Figaro gearresteerd. Spionnage voor Duitsland? Men nam aan dat dat er achter zat. In dezelfde zomer ontstond in Argentinië grote beroering door de publicatie van een document dat er op scheen te wijzen dat Duitsland bij verrassing Patagonië wilde bezetten, en aan de Oostelijke oever van de Zuidelijke Atlantische Oceaan vertrouwde de Zuid-Afrikaanse regering | |
[pagina 30]
| |
de Duitsers in Zuidwest-Afrika kennelijk zo weinig, dat een gewapende politietroep naar het mandaatsgebied gezonden werd. In Palestina tenslotte, waar Duitse Nazi's steeds nauwer schenen samen te werken met Arabische terroristen, beklaagde een Duitse boer (de Duitsers hadden er een aantal landbouw-kolonies) er zich in het publiek over, ‘voortdurend in het oog gehouden te worden door een net van spionnen en Nazi-functionarissen’Ga naar voetnoot1. Het optreden van Seyss-Inquart en Henlein had bewerkstelligd, dat deze en dergelijke berichten, waaraan men vroeger wellicht achteloos voorbij was gegaan, nieuws voor de frontpagina geworden waren. Verslaggevers, redacteuren en krantenlezers raakten meer-en-meer van de realiteit dier spionnerende Duitse Vijfde Colonne overtuigd. Pagina's werden er over volgeschreven. Het was in het bijzonder het New-Yorkse proces dat in het felle licht der schijnwerpers kwam te staan. En wie waren daar bij spionnage betrokken geweest? Een arts, een steward, een vertaler, een korporaal, een administrateur, een eigenaresse van een rusthuis, een kapster, een kellner, een technicus, een ontwerper - onopvallende mensen. Van hun sluw bedrijf werd een film vervaardigd, die millioenen kijkers trok. De voornaamste rechercheur van het Federal Bureau of Investigation wijdde aan het opsporingswerk een boek, adembenemend van spanning, waarin men bijv. lezen kon, hoe een van de organisatoren van het spionnagenet, een zekere dr Ignaz Griebl, bekend had, dat de geheimen van de Amerikaanse marine-plannen in Duitsland bekend waren ‘nog vóór sommige van onze marine-hoofdofficieren het wisten’; dat een Nazi-spion werkzaam was op een van de voornaamste constructiebureaux van de marine; dat de Duitsers er van op de hoogte waren, welke Amerikaanse officieren en ambtenaren geld leenden bij een regerings-voorschotbank, zodat zij de betrokkenen konden pogen om te kopen; dat er plannen waren, Amerikanen van Duitse afkomst die weigerden het nationaalsocialisme te dienen, te kidnappen: ‘In bijzonderheden beschreef Griebl mij de plannen van de Amerikaanse vloot voor een flottielje nieuwe torpedobootjagers - hun ontwerp, tonnage, snelheid, bewapening, enzovoort - en toen we bij het Departement van Marine gingen controleren, was er grote consternatie, omdat Griebl het volkomen bij het rechte eind had!’Ga naar voetnoot2Het was griezelig. Er verschenen in Europa tal van boeken, waarin de auteurs de tot dusver over de Vijfde Colonne verschenen gegevens samenvatten en daar nieuwe onthullingen aan toevoegden. In Parijs herinnerde een schrijver aan Himmlers twintigduizend agenten; volgens hem hadden Nazi ‘toeristen’ in Palestina verborgen wapendepots aangelegd; in Frankrijk | |
[pagina 31]
| |
werkten ze met geheíme zendertjes, sommige zo klein ‘dat men ze gemakkelijk in zijn vest- of jaszak kon stoppen’Ga naar voetnoot1. Een tweede Frans auteur, mededelend dat al vóór de Frans-Duitse oorlog van 1870-71, 46 prostitué's, 200 kindermeisjes, 700 neringdoenden, 5.000 landarbeiders en 9.000 café-juffrouwen, alle werkzaam in het tweede Keizerrijk, in werkelijkheid door Pruisen binnengesmokkelde spionnen waren geweest, zei dat er Nazi-agenten waren ‘in evenveel soorten als insecten’Ga naar voetnoot2. Een derde Fransman, nog zwelgend in de schoonheid van een bepaalde Duitse spionne - une tendre jeune fille, si douce, si rêveuse, si innocente, si ‘gemütlich’ - gaf als zijn opinie weer dat het Derde Rijk in den vreemde een leger had van ‘twintig millioen Duitsers’Ga naar voetnoot3. Een Engels auteur wist mee te delen, dat in Noord-Sleeswijk door de Duitsers landerijen opgekocht en bronnen vergiftigd werden; alleen al in één provincie van Canada waren er volgens hem 30.000 ‘overtuigde Nazi's’Ga naar voetnoot4. Londens meestgelezen avondblad berichtte, dat in Engeland 400 Gestapo-agenten aan het werk waren; onder hen bevonden zich Joodse vluchtelingenGa naar voetnoot5. In heel Engeland deden geruchten de ronde, dat Duitse dienstboden als spionnen binnengesmokkeld waren in de huizen van hoge officieren en ambtenaren; de Duitse jongens die in '38 de Engelse jeugdherbergen bezochten, wekten ook al verdenking op: kwamen ze soms strategisch punten opnemen en in kaart brengen? De Londense News Chronicle haalde uit de Parijse Illustration het reisverslag aan van een Frans geograaf en anthropoloog die op tal van plaatsen aan de Afrikaanse kust geheime Duitse bases gezien meende te hebben; er was op één een fabriek waar men uit palmolie en zwavelzuur een mengsel brouwde, geschikt als brandstof voor Duitse onderzeeërsGa naar voetnoot6. In Mei '38, ruim twee maanden na de Anschluss, was Zuidwest-Afrika in rep en roer bij het bericht, dat een Duits schip met tweeduizend toeristen de havens zou aandoen; in één haven zouden al veertig kisten aangekomen zijn, die volgens de vrachtbrief vleugels en piano's bevatten; bij opening trof men geweren en ammunitie aan, zo werd verteld. In Canada ontstond beroering, toen een treiler voor de haven van Halifax aangezien werd voor een U-Boot; de hoofdredacteur van de Deutsche Zeitung für Kanada werd als de ‘Henlein van West-Canada’ aangeduidGa naar voetnoot7. De Deense auteur die in 1937 de verdachte circulaires van de voorzitter van de Duitse kolonie in Kopenhagen gesignaleerd had, waarschuwde eind '38, dat in de ‘oneindige archieven’ van het Deutsche Ausland-Institut te Stuttgart - een wetenschappelijke instelling, in 1917 opgericht - de namen van vijf mil- | |
[pagina 32]
| |
lioen Duitse families die in den vreemde woonden, genoteerd waren; in het ‘Wereld-Migratieboek’ werden de bewegingen van alle leden dier families ‘zorgvuldig bijgehouden’Ga naar voetnoot1. Waren er lezers die bij sommige van die mededelingen en opvattingen ongelovig het hoofd schudden? Misschien. Meer waren er stellig, die ze critiekloos aanvaardden; de huivering van het geheimzinnige stootte af, doch trok ook aan. En welke reden had men tot twijfel, nu men de fatale uitholling van Oostenrijk en Tsjechoslowakije aanschouwd had? De intriges daar gesponnen, de penetratie daar toegepast, de interne aggressie daar gepleegd - zij werden geëxtrapoleerd over de ganse wereld.
٭
Dat gold ook voor het deel van de aarde dat van Europa en daarmee van Duitsland gescheiden was door dé volle breedte, ten dele ook nog door de lengte van de Atlantische Oceaan: Amerika. In de Verenigde Staten hadden grote groepen van de bevolking van 1933 af met felheid op het Nazi-regime gereageerd. Dat gold niet alleen voor de Joden; veel conservatieve en alle liberale en radicale elementen waren één in hun verwerping van het antisemitisme, dat van het nationaal-socialisme de meest opvallende karaktertrek was. De boycott van Duitse waren - in April '33 afgekondigd als reactie op de eerste anti-Joodse maatregelen in Duitsland - werd in weinig landen zo verwoed toegepast als in Amerika, vooral aan de Oostkust. In New York werden alle grote warenhuizen gedwongen Duitse goederen te weren; stinkbommen werden gegooid in de kantoren van Duitse importfirma's. Jaar na jaar groeide bij de massa van het Amerikaanse volk de antipathie jegens de ‘militairistische’ staten Duitsland, Italië en Japan wier ganse karakter tegengesteld was aan the American way of life, maar het besef, dat ook Amerika zich tegen die staten te weer moest stellen, ontbrak. Men was er in 1917 ‘ingelopen’; één keer was genoeg geweest. President Roosevelt was dan ook ver op de publieke opinie vooruit toen hij er begin October 1937 in Chicago - citadel van het isolationisme - op aandrong dat de gemeenschap der vredelievenden tot een ‘quarantaine der patiënten’ zou besluiten. Amerika voelde zich niet acuut bedreigd. Toen Oostenrijk en Tsjechoslowakije tuimelden, was de algemene opinie wel dat Frankrijk en Engeland verraad gepleegd hadden en de oorlog alleen maar uitgesteld was, ‘maar de Verenigde Staten hadden met dat alles niets te maken’Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 33]
| |
De overtuiging groeide dat de ‘Oude Wereld’ hopeloos was. Europa was, zoals een doorsnee- Amerikaan het uitdrukte, ‘één grote rotzooi’. ‘Als ze daar in de verte iedere vijf-en-twintig jaar een nieuwe oorlog willen voeren, hoe eerder we dat weten en er buiten kunnen blijven, des te beter.’Ga naar voetnoot1 Zo dachten velen. Maar diezelfde velen waren het met Roosevelt eens, toen hij in November '38 na de Jodenpogrom in Duitsland zei dat hij ‘nauwelijks kon geloven dat dergelijke dingen in een beschaving van de twintigste eeuw konden geschieden’. Alle nationaal-socialistische activiteit in de Verenigde Staten was een aanslag op de levensovertuiging van een bewuste minderheid; zij stoorde bovendien de brede massa in haar autonome groei doordat zij in Amerika een worsteling dreigde te ontketenen die men nu juist voor Europa typerend achtte. Nazi's en fascisten waren, evenals de communisten, ‘on-Amerikaans’. Fascistische organisaties waren er overigens bij de vleet; geen streek of er drong zich een verwrongen karakter als eerzuchtig Führer-tje naar voren; het zaad der rancune tierde welig. Eind '38 werden er ‘minstens 800’ organisaties geteld ‘die men pro-fascistisch of pro-Nazi kon noemen’, ‘allen hetzelfde lied zingend, woorden en muziek van Adolf Hitler, orkestratie van dr Paul Joseph Goebbels’Ga naar voetnoot2. Zij wekten veel verzet op. A fortiori gold dat voor die organisaties die niet slechts fascistisch, maar tegelijk Duits waren. In Chicago was al in de jaren twintig een soort SA ontstaan; na het aan de macht komen van Hitler werd New York het centrum van een actie waaraan zowel Rijksduitsers als Amerikaanse staatsburgers van Duitse afkomst deelnamen. Aanvankelijk vormden zij de Friends of the New Germany, later the German-American Bund, door de Amerikanen meest als ‘de Bund’ aangeduid. Deze Bund leek als twee druppels water op de NSDAP. Hij ontplooide in '37-'38 een aanzienlijke activiteit, die van een fanatiek nationaalsocialistische bezetenheid getuigde. ‘Wij staan hier als de herauten van het Derde Rijk, als predikers van de Duitse wereldleer van het nationaalsocialisme, dat voor de ogen van de ganse wereld het onvergelijkelijke Duitse wonder, het wonder van het nationaal-socialisme, geopenbaard heeft.’ Dat stond te lezen in het Yearbook 1937 van de BundGa naar voetnoot3. Enkele maanden later, kort na de Anschluss van Oostenrijk, werden in Philadelphia en Newark ruimten van de Bund met bommen bestookt, in een | |
[pagina 34]
| |
dozijn andere plaatsen met inbegrip van New York werden leden van de Bund gemolesteerd; het kwam daarbij menigmaal tot hevige straatgevechten. Toen de Bund in Februari '39, enkele maanden na het vonnis in het grote spionnage-proces, een demonstratie in New York hield, regende het verzoeken tot verbod. De leden werden in het Huis van Afgevaardigden onder algemeen applaus ‘verraders van hun vaderland’ genoemd. De autoriteiten hadden de totalitaire dreiging niet passief over zich heen laten gaan. Zodra de Amerikaanse regering merkte dat Rijksduitse burgers in het verband van de Auslands-Organisation der NSDAP een ongeoorloofde activiteit ontwikkelden, protesteerde zij. Het protest welde uit het diepste wezen van het Amerikaanse staatsbestel op: had de republiek ooit toegestaan dat gasten of immigranten politieke banden aanhielden met hun moederland - de twisten van Europa en Azië zouden op Amerikaanse bodem opnieuw uitgevochten zijn. Pogingen van de Italiaanse regering, Italiaanse immigranten in fascistische organisaties samen te vatten, waren al in 1922 en '23 door Washington energiek gekeerd. Op overeenkomstige Duitse pogingen werd niet anders gereageerd. De Duitse regering beloofde beterschap: ambassadeur Luther werd in '33 gemachtigd, namens Rudolf Hess, die Hitler in partijzaken verving, president Roosevelt mee te delen ‘dat de tot dusver bestaande Ortsgruppen van de Auslands-Organisation ontbonden zijn en dat voortaan in de Verenigde Staten geen enkel partij-apparaat zal bestaan, noch voor Rijksduitsers, noch voor Volksduitsers’ - met die laatsten werden de Amerikaanse staatsburgers van Duitse afkomst bedoeldGa naar voetnoot1. Van werkelijke ontbinding der partij-apparaten was intussen geen sprake; de onkunde van en minachting voor de Verenigde Staten, die de Nazi-leiders kenmerkten, schonken hun het vertrouwen dat zij zich jegens een staat, zo ‘corrupt’, zo ‘verdeeld’, iedere vrijheid konden permitteren - ook die van de leugen. De ontmaskering begon in 1934. In Maart van dat jaar besloot het Huis van Afgevaardigden een commissie van onderzoek in het leven te roepen teneinde o.m. ‘uitgebreidheid, karakter en doelstellingen van de Nazi-propaganda in de Verenigde Staten’ na te gaan. Afgevaardigde McCormack van Massachusetts was er de voorzitter van; het lid, tegelijk initiatiefnemer, afgevaardigde Dick- | |
[pagina 35]
| |
stein van New York, was de drijvende kracht. In Washington, New York, Chicago, Los Angeles en nog een tweetal plaatsen verhoorde de McCormack-commissie enkele honderden getuigen; de belangrijkste weigerden echter te antwoorden; veel archieven van geïncrimineerde organisaties bleken verbrand te zijn. De commissie kon niettemin in haar, begin Januari '35 gepubliceerd rapport een indrukwekkend beeld geven van de ondermijningsarbeid die gaande was; zij gaf enkele nuttige preventieve maatregelen in overweging. Het Congres legde de aanbevelingen naast zich neer. Maar niet ieder sliep in. Antifascistische organisaties bleven waakzaam; enkele particuliere ondérzoekers, een Richard Rollins, een John Roy Carlson, deden uitnemend werk door zich onvervaard een weg te banen door de emotionele en organisatorische wildernis van het Amerikaans fascisme en daaromtrent in tijdschrift-artikelen en boeken rapport uit te brengen. Bij iedere voetstap stieten zij op Duitse invloeden - op de Nazipartij, op de Bund, op dat geheimzinnige centrum van antisemietische propaganda, de Erfurter Weltdienst, op Rosenbergs kwalijke internationales, op de Hamburgse Fichtebund - invloeden, uitgeoefend op Rijksduitsers, German-Americans, Italiaanse fascisten, Wit-Russen, antisemieten, Ku-Klux-Klanners, ‘ridders’ van diverse ‘orden’, ‘Ariërs’, en extremisten van Katholieke en Protestantse huize: vogels van diverse pluimage kwetterden in die wildernis, maar het was een unisono van haat dat uit de kelen opsteeg. In Mei '38, in de week waarin de Tsjechen voor het eerst mobiliseerden, werd door het Huis van Afgevaardigden een nieuwe commissie in het leven geroepen met afgevaardigde Martin Dies van Texas als voorzitter. De ‘on-Amerikaanse’ propaganda moest onderzocht worden. Nog vóór de commissie haar eerste rapport uitbracht, had het proces tegen dr Griebls spionnage-organisatie enorme sensatie gewekt. Uit de bekentenissen bleek, dat - zoals wij al eerder aanduidden - officieren van de Duitse spionnagedienst met grote energie de geheimen van de Amerikaanse marine hadden trachten te ontsluieren. Zeventien personen werden in staat van beschuldiging gesteld; van hen bevonden zich twaalf in Duitsland, no. 13 was een eerzame weduwe in Schotland die voor sommige contacten als tussenpersoon gefungeerd had; de resterende vier verschenen voor de rechter en werden begin December 1938 veroordeeld tot straffen variërend van twee tot zes jaar. Een maand later produceerde de Dies-commissie haar eerste rapport dat, zoals de verhoren al gedaan hadden, sterk de aandacht trok. De Duitse spionnagenetten werden wederom hoog opgetild, dat ieder ze zien kon. Over de Bund werd uitvoerig gerapporteerd. Het Hitler-Jugend karakter van de jeugdkampen die de Bund tot veler ergernis al enkele jaren georganiseerd had, werd aan de kaak gesteld; betreffende de militaire formaties van de Bund werd onder andere één getuige aangehaald die wist te | |
[pagina 36]
| |
vertellen dat de Bund-leider van een van de Long-Island afdelingen zijn manschappen onderwezen had aan de hand van Duitse kaderlectuur, daaraan toevoegend: ‘In Duitsland is tenslotte het volk uit wrok tot opstand gekomen. Dat zal hier ook gebeuren. Dat is onvermijdelijk. Als die dag komt, en hij is vermoedelijk niet veraf meer, moeten we gereed zijn om te vechten voor een goed soort regering. We moeten de massa's naar onze kant overhalen. Er zal bloed vergoten en er zal gevochten worden. Wij zullen onze taak moeten vervullen.’Ga naar voetnoot1Van 1 Juli '37 tot 1 Juli '38 waren aan het Federal Bureau of Investigation 250 gevallen van vermoedelijke spionnage gemeld; het aantal steeg voor de periode 1 Juli '38 tot 1 Juli '39 tot 1651. Of er inderdaad zoveel meer gespionneerd werd, is niet zeker, zeker is wel, dat het bezorgde publiek waakzamer was geworden. Bezorgdheid en waakzaamheid golden in het bijzonder ook de landen bezuiden de Rio Grande: Mexico, Midden- en Zuid-Amerika. Stof voor revoluties lag daar genoeg! Ieder kwartaal scheen er een regering te tuimelen; millioenen personen van Italiaanse, millioenen van Duitse afkomst woonden er. De Italianen waren ‘bijna allemaal vurige aanhangers van het fascisme’Ga naar voetnoot2, schreef het beste Amerikaanse jaarboek op het gebied der contemporaine geschiedenis. Zou het met de Duitsers anders gesteld zijn? Het was in 1938 dat men zich voor het eerst serieus in die vraag ging verdiepen, ook door de in dat jaar vallende Integralisten-opstand in Brazilië, waarachter Duitse inspiratie vermoed werd. Men ging in Zuid-Amerika Seyss-Inquarts en Henleins zoeken - en ze werden gevonden. Dag-, week- en maandbladen stuurden er speciale reporters op af. Van het boek van één hunner verschenen nog in 1938 drie drukken. Maar Carleton Beals had ook genoeg alarmerends te berichten! De Nazi- propaganda in Zuid-Amerika was formidabel, schreef hij; alleen al in één staat van Brazilië, Rio Grande do Sul, waren zestig Nazi-organisaties ontstaan, alle verbonden met overeenkomstige lichamen in Duitsland; Hitler zou met de dictator van de Dominicaanse republiek een geheim verdrag gesloten hebben op grond waarvan op de grens bij Haiti om te beginnen 40.000 Duitsers gekoloniseerd zouden worden; hoewel met scepsis gewagend van de verhalen dat aan het Panamakanaal iedere Japanse visser een Japans marine-, iedere barbier een Japans legerofficier zou zijn, meende Beals niet te moeten twijfelen aan de doeltreffendheid van de ‘beruchte Gestapo-geheime-dienst onder de kwaadaardige, gluiperige, | |
[pagina 37]
| |
kinloze Heinrich Himmler’Ga naar voetnoot1. De dienst had ‘ruime geldmiddelen’ en had aan de Westkust van Zuid-Amerika van Panama tot Chili de geheime ‘Deutsche Auslandischer Nazi Genossenschaft Bund’ opgerichtGa naar voetnoot2. Nog vóór het einde van 1938 werd in Christobal een Rijksduitser veroordeeld wegens het maken van verboden foto-opnamen aan het Panamakanaal. Voilà! Het gevoel, bedreigd te worden, werd sterker. Statistieken toonden aan, dat Duitsland een steeds intensiever handelsverkeer voerde met Zuid-Amerika. In ettelijke republieken was een Duitse militaire missie aan het werk. Hadden de Duitsers soms U-Boot-bases op de Canarische eilanden? Washington stelde die bezorgde vraag aan Londen en Parijs. Waren er plannen, de sluizen van het Panamakanaal te vernietigen? Eén Duitse bom kon die vitale verbinding tussen Stille en Atlantische Oceaan verbreken. Een groot deel van de Zuid-Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen vloog met Duitse machines en Duitse piloten. Geruchten deden de ronde dat Duitslands bondgenoten, de Japanners, in Columbia en Costa-Rica, op twee uur vliegens van het kanaal, katoenvelden aangelegd hadden, zo vlak dat ze heel wel als landingsterrein voor vliegtuigen gebruikt konden worden. In April '39 publiceerde een comité van Amerikaanse advocaten het bericht dat Duitsland aan de kust van Peru een geheime marinebasis bezat; ‘Duitse oorlogsschepen en onderzeeërs varen er in en uit, en de grenzen van de concessie worden door rijen van Nazischildwachten bewaakt’Ga naar voetnoot3. Trouwens, in datzelfde Peru was een ‘leger van dertigduizend Japanners die het Keizerlijk Japans leger er als burgers en in het geheim ondergebracht’ had; hun generaal deed zich voor als kapper in de haven van CallaoGa naar voetnoot4. In Columbia hadden jagers postduiven neergeschoten, ‘die militaire gegevens over de fortificaties van het Panamakanaal naar een onbekende bestemming’ voerdenGa naar voetnoot5. Raadselachtige, verontrustende bijzonderheden! Van 1933 af had president Roosevelt zich moeite gegeven, de betrekkingen met de Midden- en Zuid-Amerikaanse republieken te verbeteren. Amerika's veiligheid moest daar gewaarborgd, de democratie versterkt worden. Eind '36 bracht de President een bezoek aan Buenos Aires en Rio de Janeiro. Op de in Buenos Aires gehouden conferentie aanvaardden de Amerikaanse republieken het beginsel van overleg voor het geval ‘de vrede van de Amerika's’ bedreigd zou worden. Daarmee werd de Monroe-leer belangrijk uitgebreid, ja eigenlijk ‘van unilaterale verklaring getransformeerd tot multilateraal verdrag’Ga naar voetnoot6. | |
[pagina 38]
| |
In 1938, jaar van Anschluss en Sudetencrisis, namen de Verenigde Staten verderstrekkende maatregelen. Het toeval wilde (maar in diepere zin was het geen toeval) dat het Department of State op de dag van Schuschniggs conferentie in Berchtesgaden een eerste, op de dag van de Anschluss een tweede rapport aan de Amerikaanse militairen voorlegde, beide met een samenvatting van verontrustende diplomatieke berichten over Duitse en Italiaanse propaganda en penetratie in Zuid-Amerika. Wat moest er gebeuren, wanneer een Duitse landbouwkolonie een ‘kant-en-klaar bruggehoofd zou vormen voor interventie en later voor een volledige invasie vanuit Europa’?Ga naar voetnoot1 Als de Duitsers er eenmaal zaten, dan kreeg men ze niet zo spoedig weg. Niets was in Washington klaar, niet eens op papier, om aan die dreiging het hoofd te bieden. Ze werd door vele militairen niet gering geacht. Er waren in Zuid-Amerika, zei de Chief of the Army Air Corps in het publiek, ‘Duitse partijgangers die heel wel vliegvelden zouden kunnen aanleggen en die misschien al met bommen en benzine [op de Duitsers] zitten te wachten wanneer ze er komen en dan een zeker deel van Zuid-Amerika overnemen.’Ga naar voetnoot2 Men nam maatregelen. Terwijl de Sudetencrisis haar hoogtepunt naderde, werd in Washington een permanente commissie gevormd om de verdediging van Zuid-Amerika te coördineren. Zij bestond uit de Under-Secretary of State (Sumner Welles), de Chief of Staff van het Amerikaanse leger en de Chief of Naval Operations. Besloten werd, te pogen de Duitse militaire missies en de Duitse piloten uit Zuid-Amerika te verdringen. Om op alles voorbereid te zijn, werden nieuwe militaire operatieplannen opgesteld. Begin 1939 kreeg het Army War College de geheime opdracht, plannen te ontwerpen voor het bieden van militaire hulp aan Brazilië en Venezuela. In April '39 zei president Roosevelt dat de Verenigde Staten ‘om de integriteit van het halfrond te verdedigen geweld met geweld zouden beantwoorden’. Een maand voor de oorlog in Europa uitbrak, was het eerste z.g. Rainbow-plan goedgekeurd, volgens hetwelk het Amerikaanse halfrond tot 10o Zuiderbreedte verdedigd zou worden; het ging uit van het ‘reële gevaar dat de mogendheden van de As post zouden kunnen vatten op de bult van Brazilië’; het zou in dat geval voor de Verenigde Staten ‘absoluut noodzakelijk zijn de vijand te verdrijven’Ga naar voetnoot3. De Secretary of State, Cordell Hull had inmiddels op de conferentie van Lima (December '38) politieke ruggesteun gezocht en gevonden. ‘Zoals | |
[pagina 39]
| |
ik het zag’, schreef hij na de oorlog, ‘was het gevaar voor het Westelijk halfrond reëel en dreigend. Het beperkte zich niet tot de mogelijkheid van een militaire invasie. Het was acuter in zijn indirecte vorm van propaganda, penetratie, het organiseren van politieke partijen, het omkopen van sommige en het chanteren van andere aanhangers. Wij hadden gezien, met hoeveel succes de methode in Oostenrijk en het Sudetenland toegepast was. Dezelfde techniek werd kennelijk in Zuid-Amerika gebruikt.’Ga naar voetnoot3
٭
Hoe had men inmiddels van 1933 tot 1939 in Zuid-Amerika zelf die Duitse Vijfde Colonne gezien? Er woonden in dat deel van de wereld heel wat personen van Duitse afkomst; het waren, volgens de Duitsers zelf, maar enkele honderden in Bolivia, Columbia en Ecuador en enkele duizenden in Venezuela, Peru, Paraguay en Uruguay, doch voor Brazilië gaven zij zelf meer dan een half millioen op, voor Argentinië tussen de 80.000 en 240.000, voor Chili 30.000. Dat waren lang niet allemaal Rijksduitsers; verreweg de meesten waren definitief uit Duitsland geëmigreerd en waren burgers geworden van Zuid-Amerikaanse republieken. Dat gold ook voor over de 100.000 immigranten uit Duitse landbouwgebieden in Zuid-Rusland, die zich in hoofdzaak in Argentinië gevestigd hadden. Zij spraken Duits. Dat was voor de statistici in Berlijn voldoende hen als ‘Duitsers’ te beschouwen, en de propagandisten van het nationaal-socialisme hadden geen nadere aansporing nodig om hen van 1933 af systematisch te bewerken. Litteratuur waarin het Derde Rijk een hemel op aarde heette, werd in enorme hoeveelheden verspreid, de Duitse radio zond dagelijks speciale programma's uit. In iedere republiek ontstonden formaties van de Auslands-Organisation der NSDAP. Zij werden na 1933 talrijker en sterker. Veel in het Duits verschijnende bladen lieten zich gelijkschakelen. Waar dat niet gebeurde, richtten de Nazi's eigen bladen op, in Chili bijv. naast en tegen de Deutsche Zeitung für Chili de nationaal-socialistische Westküstenbeobachter. Overal trachtten de Rijksduitse Nazi's de staatsburgers van Duitse afkomst in hun actie te betrekken. Zij onderhielden vaak contact met ‘inheemse’ fascistische bewegingen, die trouwens ook wel opgericht werden door personen met Duits bloed in de aderen. De leiders van de Movimiento Nacional Socialistica in Chili hadden goed-Spaanse voornamen: Gonzalez en Carlos; hun achternamen luidden: Von Marées en Keller. De dictator van Bolivia scheen zijn af komst te onderstrepen met voor- en achternaam: German Busch. Nu was het nationaal-socialisme als ideologie voor de grote massa van | |
[pagina 40]
| |
de Zuid-Amerikanen onaanvaardbaar; het in Spaanse en Portugese cultuur gedrenkte gebied, waar ook sterke Franse culturele invloeden werkzaam waren, lustte het Pruisendom niet; verheerlijking van één ras was voor volkeren die door rasvermenging bezig waren te ontstaan - een mengeling die trouwens steeds intensiever werd - volstrekt verwerpelijk. De beginselen waar de Nazi-actie door gedragen werd, waren tegengesteld aaa die welke Zuid- en Midden-Amerika vormden. De brute en harde ijver der Duitsers stiet de ietwat indolente, vormelijke, sterk in begrippen van persoonlijke eer denkende Zuid-Amerikaan af. Des te pijnlijker werd die Zuid-Amerikaan getroffen door alle verschijnselen die er op wezen dat de nationaal-socialisten zich niet alleen buiten de groeiende culturele eenheid van het werelddeel stelden doch er eigen, exclusieve, Duitse gemeenschappen gingen vormen. Wat zou van die eenheid overblijven, wanneer Italianen en Japanners hetzelfde gingen doen? ‘Wat Zuid-Amerika van de immigrant vraagt, is dat hij assimileert; nieuwelingen worden geapprecieerd of niet naar gelang hun bereidheid, het land van hun vaderen te vergeten.’Ga naar voetnoot1 De Duitsers echter, apprecieerden Zuid-Amerika niet. Zij prefereerden Duitsland. In vele van hun verenigingen, kranten en scholen verheerlijkten zij Hitler. Zij oefenden ten dele via hun ambassades, gezantschappen en consulaten pressie op andere Duitsers uit: er waren in Zuid-Amerika veel Duitse socialisten en communisten die zich niet lieten gelij kschakelen. Zij gebruikten geweld, wanneer hun Führer ‘door het slijk gehaald’ werd; toen in '34 in Buenos Aires het anti-nationaal-socialistische toneelstuk ‘De Rassen’ van Brückner opgevoerd werd, trachtten zij het theater in brand te steken. Zij bedreigden politieke tegenstanders met broodroof. Die feiten werden bekend. De slachtoffers zwegen niet. De nationaal-socialisten tilden trouwens zelf hun actie in de openbaarheid. Zij zonderden zich steeds meer af. Zij brachten de Hitlergroet en zongen het Horst-Wessel-lied. Zij openden hun scholen met het hijsen van de hakenkruisvlag. Zij sloten in Zuid-Brazilië alle Duitse verenigingen aaneen tot een Verband Deutscher Vereine, dat in Juli '35 een conferentie hield waar 15.000 leden vertegenwoordigd waren. Zij organiseerden in Brazilië en in Argentinië een Tag des deutschen Volkstums, die op 14 Maart '37 voor het eerst gevierd werd. Zij demonstreerden op 1 Mei van datzelfde jaar - Feier der deutschen Arbeit! - ten getale van 16.000 in Buenos Aires met mustergültige Ordnung en stramm diszipliniertes VerhaltenGa naar voetnoot2, en in Rio de Janeiro schreven zij op een Duitse fabriek ‘Unser Land ist ein Stück von Deutschland!’Ga naar voetnoot3 De reactie bleef niet uit. Men ging op de nationaal-socialisten letten. Hun apparaat doorzag men | |
[pagina 41]
| |
niet geheel; men kende hun namen en functies niet; men wist voldoende om hen aan de kaak te stellen. In Mei '37 werd in het Congres van Brazilië een boekje opengedaan over ‘een zekere Nazi-agent, von Cossel geheten’: ‘Hij leidt een spionnage-organisatie, verbreidt antisemietische propaganda, stelt Duitse diplomaten aan of ontslaat ze. Verder neemt hij met behulp van Nazi-Integralistische leiders en Italiaanse technici de strategische gebieden, de bodemrijkdommen, het transportsysteem en andere belangrijke militaire factoren op. In één provincie alleen al heeft hij meer dan tachtig Nazi-organisaties gevormd, die met de Turner Bund in Berlijn verbonden zijn.’Ga naar voetnoot1In Argentinië waarschuwde twee maanden later een inspecteur-van-onderwijs dat de scholen waar de Duitse taal gebezigd werd, ‘het Argentijnse onderwijs verzwakken en vernietigen... De leerlingen zeggen er dat ze geen Argentijnen maar Duitsers zijn.’Ga naar voetnoot2 De lokalen in die scholen, heette het in een ander rapport, ‘zijn bedekt met kaarten en symbolen van vreemde landen. Er wordt het gebruik gebezigd, elkaar met uitgestrekte arm te groeten, hetgeen vergezeld gaat van een uitroep ten name van een buitenlands leider.’Ga naar voetnoot3 In Chili werd in Januari 1937 alle extremistische propaganda verboden; in Augustus werden in het parlement nieuwe maatregelen geëist tegen de Duitse economische en politieke penetratie. Een lid van het Congres wees er op, dat op de Duitse scholen in Zuid-Chili ‘de studie van de Chileense taal en geschiedenis verboden is en een Nazi-mentaliteit aaagekweekt wordt’Ga naar voetnoot4. Het jaar 1938 bracht in Maart de overweldiging van Oostenrijk, uitvoerig verslagen ook in de Zuid-Amerikaanse pers. Bladen als La Prensa en La Nación in Buenos Aires deden niet voor de New York Times ten onder. In April riep Hitler alle Rijksduitsers in den vreemde op, te stemmen. In vele republieken lagen Duitse schepen klaar om Rijksduitse kiezers buiten de driemijlszône te brengen. Een storm van protest stak op. Dit was een affront aan de souvereiniteit! Gouverneurs van twee Braziliaanse provincies verboden de schepen zee te kiezen. Brazilië maakte omstreeks die tijd een ernstige crisis door. Sedert enkele jaren had een in 1933 gestichte inheemse fascistische beweging, de Accao Integralista Brasileira, er een hoge vlucht genomen. De actie, geleid door Plinio Salgado - afstammend van een uit Baden in Zuid-Duitsland geëmigreerd militair arts - had onder andere weerklank gevonden in het gebied rond Blumenau in Zuid-Brazilië, een van de centra van Duitse landbouwkolonisatie. Acht gemeenten werden er door Integralisten bestuurd; zij vormden ‘een burcht der beweging’Ga naar voetnoot5. Tegenstanders van Salgado beweerden sinds lang dat hij door Duitsland ge- | |
[pagina 42]
| |
financierd werd. Eind '37 ontbond president Vargas de Integralisten; de beweging werd echter voortgezet. In Maart '38 heette het dat een complot om Vargas te vermoorden verijdeld was; bericht werd dat bij leidende Integralisten vuurwapenen en drieduizend dolken met het hakenkruis gevonden waren. Verenigingen van buitenlanders werden daarop ontbonden; het tonen van buitenlandse politieke symbolen werd verboden; alle politieke bladen werden opgeheven of onder censuur geplaatst; Braziliaanse staatsburgers mochten voortaan geen lid meer zijn van enige organisatie waarvan ook buitenlanders deel uitmaakten. Bij het onderwijs werd het gebruik van de Portugese taal verplicht gesteld; geen buitenlander zou langer als onderwijzer mogen optreden. Het leren van een vreemde taal aan kinderen beneden veertien jaar werd verboden. Vargas wierp voorts een aantal vooraanstaande Duitse Nazi's in de gevangenis. Dat alles geschiedde in April en de eerste week van Mei. Op 11 Mei '38 volgde een nieuwe staatsgreep der Integralisten. Enkele uren lang was de toestand critiek. Vargas moest persoonlijk helpen zijn paleis te verdedigen. De rebellie werd onderdrukt. Weer heette het dat Duitse wapenen gevonden waren. Vargas zei dat er ‘hulp uit het buitenland’ was geweest. Een nieuwe groep Nazi's werd in hechtenis genomen. Aan Berlijn werd meegedeeld dat de Duitse ambassadeur, dr Karl Ritter, niet langer persona grata was. Het was geen wonder dat, hoewel ook personen van andere afkomst - Italianen, Polen, Japanners - zich aan Portugees Brazilië moesten conformeren, de Duitsers het zwaarst getroffen werden door hetgeen volgde. Men drong hen over de ganse linie terug. De regering bepaalde dat elke kolonie minstens 30% puur Brazilianen moest tellen. De kolonies mochten geen gevaarlijke geografische concentraties vertonen. In de zomer van '39 - de spanning in Europa steeg - werd een bataljon troepen naar het gebied van Blumenau overgebracht; het Duitse opschrift op het standbeeld van de 19de eeuwse stichter der kolonie, dr Hermann Blumenau, werd verwijderd, het gebruik van de Duitse taal in het openbaar verboden; heethoofden trachtten zelfs de Duitse opschriften op de graven der Duitsers onleesbaar te maken. Dat geschiedde, zo verklaarde een Braziliaans officier, omdat Hitler, toen de grens van het Sudetengebied vastgesteld moest worden, ‘o.a. op de opschriften op de grafstenen gewezen had als bewijs voor het Duitse karakter van het land’Ga naar voetnoot1. Nog was de oorlog niet uitgebroken, maar ‘de gemiddelde Braziliaan’ was reeds ‘geneigd in iedere Rijksduitser een ‘Nazispion’ en in iedere Braziliaan van Duitse af komst een verrader te zien’Ga naar voetnoot2. In Argentinië had zich een overeenkomstige ontwikkeling afgetekend. Van begin '38 af hadden er geruchten de ronde gedaan, dat de Duitsers geheime bases bezaten in Patagonië. Een commissie-van-onderzoek uit | |
[pagina 43]
| |
het parlement kon er begin '39 niets verdachts constateren. In de laatste week van Maart echter, publiceerde een avondblad in Buenos Aires een document, aan het blad ter hand gesteld door zekere Enrique Jürges. Het was het facsimilé van een brief d.d. 11 Januari 1937, ondertekend door ‘von Schubert, Legationsrat’ en ‘Alfred Müller, stellvertretender Landesgruppenleiter der NSDAP in Argentinien’ en gericht aan het ‘Kolonial-politische Amt der Reichsleitung der NSDAP, zu Händen des Herrn Reichsstatthalters Pg. Ex. Ritter von Epp’. De briefGa naar voetnoot1 gaf een overzicht van uitgebreide spionnage die men op instructie van Berlijn in Zuid-Argentinië georganiseerd had. Verwezen werd naar ‘6 kaarten van de generale staf, 4 overzichten van artilleriestellingen aan de kust, 1 album met luchtfoto's, 15 aparte alsmede 1 samenvattend rapport’, die zich in de bijlagen zouden bevinden. In het ‘samenvattende rapport’ zou geconcludeerd zijn dat Patagonië ‘als niemandsland beschouwd mocht worden’. Dit document bracht een explosie teweeg. Alfred Müller werd prompt gearresteerd. De President van de republiek liet een der hoogste rechters een onderzoek instellen naar de echtheid van het stuk. Zijn conclusie was dat Jürges - een aanhanger van Otto Strasser, die beweerde hoge functies in de NSDAP bekleed te hebben doch die in de herfst van 1933 uit Duitsland gevlucht was, omdat Goebbels, die hij ervan beticht had de brand in de Rijksdag te hebben aangestoken, gedreigd had hem ‘door middel van een kogel en het crematorium in een hoopje as te veranderen’Ga naar voetnoot2 - President en pers een vals document in handen had gespeeld. Müller werd vrijgelaten, Jürges opgesloten. In brede kringen weigerde men echter te geloven dat het document inderdaad vals was. Had de NSDAP in Buenos Aires niet ‘dertigduizend leden, van wie twintigduizend tot de SA’ behoorden?Ga naar voetnoot3 Waren er in heel Argentinië niet ‘43.626 Nazi's’?Ga naar voetnoot4 De linkse partijen drongen op verder onderzoek aan. De socialistische afgevaardigde Dickmann die al in Mei 1938 het Huis gewezen had op de economische druk, op anti-Nazi Duitsers uitgeoefend, en voorlezing had gedaan van de befaamde instructies voor propaganda in Zuid-Amerika welke in 1933 door de Petit Parisien onthuld waren, hield in de zitting van 7 Juni '39 vol dat het document echt was. Het moest echt zijn; naar vorm en inhoud klopte het immers volkomen met het ‘totalitaire Duits-nationaal-socialistische systeem’. Twee dagen later hield Dickmann een philippica tegen de resterende Duitse en Argentijns-fascistische organisaties die telkens door luide toejuichingen onderbroken werd. | |
[pagina 44]
| |
Er waren inmiddels ingrijpende maatregelen genomen. In de herfst van 1938 werd onderwijs in het Spaans en in de geschiedenis van Argentinië voor alle scholen verplicht gesteld. Nationaal-socialistische propaganda werd verboden. Op 15 Mei 1939 werden in een deel van het land alle formaties van de Auslands-Organisation ontbonden. De nervositeit verdween echter niet. Geruchten zweefden rond dat geheime wapenzendingen ontdekt waren; sommige uit Duitsland gearriveerde vaten werden veiligheidshalve geopend, maar bleken honing te bevatten. Hertog Adolf Friedrich von Mecklenburg die in de zomer van '39 Argentinië bezocht, werd hevig in de pers aangevallen; hij zou ‘de laatste gouverneur van de Duitse kolonie Togo’ geweest zijn en wilde nu zeker ‘de eerste van Patagonië’ worden! Andere republieken reageerden overeenkomstig. In Mei '39 werd van de Duitse scholen in Chili, waar in September '38 een fascistische staatsgreep mislukt was, geëist, dat zij Chileense onderwijzers, Chileense boeken en de Spaanse taal zouden gebruiken. Het hoofd van het reclamebureau van de Duitse spoorwegen, die antisemietische propaganda verspreid had, werd het land uitgezet. Uruguay had al in '38 maatregelen genomen tegen het Duitse onderwijs. In Bolivia deed German Busch hetzelfde. Effectief verzet hadden de Duitsers in geen van de Zuid-Amerikaanse republieken geboden. Zij konden dat ook niet. Vooral echter de ‘nationalisatie’ van het onderwijs had hen bitter gestemd. Vertrouwd werden zij niet. Een regime dat Praag onverhoeds bezette werd tot alles in staat geacht. Hadden sommige Zuid-Amerikanen het gevoel het ‘Duitse gevaar’ beperkt te hebben, niemand durfde zeggen dat het volledig bezworen was, en velen meenden dat deze Vijfde Colonne, kreeg zij de kans, opnieuw zou opmarcheren, mustergültig en stramm-diszipliniert.
٭
Wanneer wij nu, ons overzicht afbrekend, op de hier globaal geschetste ontwikkeling terugzien, dan mag geconstateerd worden dat de beduchtheid voor de Duitse Vijfde Colonne, na 1933 ontstaan, bij uitstek een internationaal verschijnsel was. Vrije pers en radio vormden in de gebieden die ter sprake kwamen en waaruit wij ons illustratie-materiaal putten - de Duitsland omringende landen; Noord-, West- en Zuid-Europa met de daarbij behorende koloniën; het Britse Rijk; Noord- en Zuid-Amerika - een organisch geheel. De Sowjet-Unie stond er buiten; daar hielden pers en radio zich strikt aan de directieven van het Kremlin en in hoeverre deze de publieke opinie weerspiegelden, was onzeker. Wanneer ons relaas de 22ste Juni 1941 - dag waarop de Duitse tanks de Russische grens overschrijden - genaderd is, zullen wij daarop terug- | |
[pagina 45]
| |
komen. Voor de bovengenoemde gebieden gold echter dat zij, wat de angst voor de Duitsers betrof, in toenemende mate elkaar beïnvloedden. Verdachte actie in één land werd in dozijnen andere gesignaleerd. Grote delen van de publieke opinie reageerden, ook wanneer zij het geenszins eens waren inzake de te volgen politiek, op overeenkomstige wijze op de flagrante delicten die Hitler pleegde. Ondanks die reacties echter en ondanks een toenemende bezorgdheid voor de Duitsers en een groeiende angst voor het oorlogsgevaar ging, dat sprak vanzelf, het gewone leven nog goeddeels zijn kalme gang. De kranten schreven over duizend zaken die aantrekkelijker waren dan hetgeen een groepje Nazi's in een ver land uitspookte. Het was dan ook niet enig apart feit of enig apart bericht, het was hun cumulatie, die de geesten waarlijk beïnvloedde. Waar maar een vrije berichtgeving bestond, had men sinds 1933 eerst enkele keren per jaar, vanaf begin '38 echter wekelijks, ja dagelijks berichten in de pers aangetroffen of uit de radio vernomen waarin van de Duitse Vijfde Colonne gerept werd. Veel daarvan was in het onderbewustzijn gezakt; vergeten - maar niet verdwenen. Is hiermee de globale, algemene ontwikkeling in enkele grote lijnen weergegeven, dan sluit zulks uiteraard niet uit dat er aanzienlijke verschillen optraden tussen individuen, sociale klassen en volkeren. Er waren mensen die door geen bericht hun pantser van onverschillig optimisme lieten doorboren; anderen waren door de oorlogsdreiging als gebiologeerd. Zij die in Duitsland de beschermer tegen het communisme zagen of de stille hoop koesterden dat nationaal-socialist en bolsjewiek elkaar zouden afmaken (en die waren er tot in, ja juist in de hoogste kringen van West-Europa), namen de symptomen van Duitse expansie relatief kalm op, ja niet zonder een zich verkneukelende tevredenheid; in de meeste linkse kringen daarentegen werd al vanaf 1933 alarm geblazen. Ook het karakter der volkeren en hun geschiedenis speelden een rol. In de Scandinavische staten, in Nederland en in Zwitserland konden velen zich niet voorstellen dat men in een tweede wereldoorlog niet op gelijke wijze buiten schot zou blijven als in de eerste het geval was geweest. De Engelsman, veilig op zijn eiland en flegmatiek van aard, reageerde minder fel dan Belg en Fransman die in de eerste wereldoorlog de Boche als verwoester en harde meester hadden leren kennen. De heftigheid der gevoelens was daar het grootst waar ganse volkeren in vroeger tijden langdurig te lijden hadden gehad zowel van de militaire aggressie als van de sociale en politieke onderdrukking door Duitsers uitgeoefend, ja waar zij hun eigen nationaal bestaan op de Duitser - op hem alleen, of ook op hem - hadden moeten bevechten in een worsteling die generaties geduurd had. Dat was bij uitstek het geval in het land dat wij - nu wij de oorlog naderen waarvan het het eerste en misschien wel deerlijkst-getroffen slachtoffer werd - nader in ogenschouw moeten nemen: Polen. ٭ | |
[pagina 46]
| |
Wonend in een vlakte die noch aan de Oost- noch aan de Westzijde een duidelijke natuurlijke grens aanwees, had het Poolse volk vanafzijn vorming in conflict geleefd met zijn voornaamste buren, Russen ea Duitsers. Vaak was er oorlog, bijna altijd was er strijd geweest. In de vroege Middeleeuwen hadden Duitse stammen de Slaven, tot wie de Polen behoorden, Oostwaarts teruggedrongen; in veertiende en vijftiende eeuw had de Duitse Orde grote delen van het Poolse landvolk meedogenloos onderdrukt. Nog meer Oostwaarts had de Poolse adel zich weer schadeloos gesteld door de verovering van een flink stuk van de Oekraïne, De Poolse adelsstaat was in de achttiende eeuw onder de gemeenschappelijke aanval van Romanows, Hohenzollerns en Habsburgers bezweken. Polen ging de negentiende eeuw in, bestuurd door Rus, Pruis en Oostenrijker. Wilde opstanden vlamden op, faalden, maar hielden het nationaal gevoel wakker. Dat gevoel richtte zich ook tegen de Duitser - gehaat als chauvinist, grootgrondbezitter of industrieel, ambtenaar, schoolmeester, gendarme, Lutheraan, ‘ketter’. Er groeide bij de Polen een sterke begeerte, weer baas te zijn in eigen huis en de Duitser die men als onwelkome gast beschouwde, te verdringen. Na de misère van de eerste wereldoorlog, waarbij de fronten herhaaldelijk nu eens Oost- dan weer Westwaarts het land doorkerfd hadden, zag het Poolse volk zijn kans schoon. In de laatste maanden van 1918 en de eerste van 1919 werd de Poolse republiek gegrondvest. Poolse patriotten wilden tot Oostzee en Oder doordringen, maar de Duitsers hielden na aanvankelijk wijken stand. Toen de grens tot rust kwam - na plaatselijke gevechten alom, na een volksstemming in de Zuidelijke helft van Oost-Pruisen, na drie guerrilla's en een volksstemming in Opper-Silezië - hadden de Polen een Corridor bevochten naar de Oostzee; Oost-Pruisen hadden zij van de rest van Duitsland gescheiden; Danzig hadden zij weliswaar niet in hun macht gekregen, maar toch als Vrijstaat van Duitsland weten te separeren; de Poolse vlag wapperde boven het gebied rondom Posen en boven de Oostelijke helft van Opper-Silezië, een van de rijkste industriegebieden van Centraal-Europa. Het was voor de meeste Duitsers een ondragelijke gedachte, in die verliezen te moeten berusten; de Duits-Poolse verhouding bleef gespannen en de Duitsers die in Polen woonden, ondervonden er de weerslag van, De Polen poogden systematisch hen uit het land te verdrijven. Honderdduizenden Duitsers pakten hun bezittingen bijeen en trokken weg, andere honderdduizenden bleven. Hoeveel het precies waren, wist niemand. Berlijn zei: een millioen; Warschau: hoogstens 750.000. Van die ‘Volksduitsers’ - Poolse staatsburgers dus, maar Duits van oorsprong, taal en cultuur - waren er zeker velen, de boeren vooral, geneigd zich met Oekraïners, Wit-Russen en Joden, 13 millioen zielen, te schikken in de onvermijdelijke suprematie van de ruim 20 millioen Polen, doch de driftige elementen ondet hen dorstten naar revanche en naar de terugkeer van de stipte ordelijkheid van het Duitse bestuur. Niet zodra was Hitler | |
[pagina 47]
| |
aan de macht of de Volksduitse bevolking in Oost-Opper-Silezië bijv., die door de Polen onder zware druk gezet was, zette iedere avond de Duitse zender Gleiwitz aan. Het parool ‘Hitler komt!’ werd rondgefluisterd: ‘Polen hat uns' Land gestohlen,
Gib' es wieder her!
Sonst wird unser Hitler kommen
Mit dem Schiessgewehr!’
Toen al waren er ogenblikken waarop, zoals een ervaren en nuchter Amerikaans waarnemer schreef, ‘de spanning te groot scheen om langer te verdragen.’Ga naar voetnoot1 Haast geen Europees volk was zo eenstemmig, zo hartstochtelijk tegen het Derde Rijk gekant als het Poolse. Het kwam er krachtens zijn wezen en structuur tegen in opstand. Pools nationalisme brandde in de harten van intelligentsia en boeren; in de bovenste lagen der maatschappij heerste een sterke verbondenheid met de Franse beschaving; de arbeiders waren socialistisch of communistisch; de Joodse middenstand duchtte het Duitse antisemietisme, wreder nog dan het Poolse - gevoelselementen, beleefd in de sfeer van een publieke opinie ‘die vlam vat met de snelheid van buskruit.’Ga naar voetnoot2 Onder de Volksduitsers bleef ook na 1933 inzake de te volgen koers veel verschil van mening bestaan; die interne strijd (waarop wij later in dit boek in ander verband terug moeten komen) zagen de Polen niet. Iedere Duitser sprak de taal van Hitler; dat was voldoende, Trouwens, de uiterlijke eenheid der Volksduitsers groeide. Voor de massa van het Poolse volk stond het vast dat deze Volksduitsers met ongeduld de komst van de Führer verbeidden en dat de actieven onder hen er niet afkerig van zouden zijn, ‘een handje te helpen’. Actieven waren er. Van 1933 af stak de Jungdeutsche Partei zijn jonge leden in de uniform met het hakenkruis. Uniform èn hakenkruis werden in Mei 1936, twee maanden nadat Hitler het Rijnland binnengerukt was, verboden. Een maand later werd tegen 119 Volksduitsers in Kattowitz (Oost-Opper-Silezië) een groot proces gevoerd; zij hadden een geheime organisatie gevormd, de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterbewegung, en werden er van beschuldigd, in samenwerking met Rijksduitse burgers en agenten | |
[pagina 48]
| |
van de Gestapo een opstand in Opper-Silezië voorbereid te hebben; 99 vonnissen werden geveld. Een half jaar later werden 42 leden van een geheime Duitse jeugdorganisatie tot lange straffen veroordeeld, en in de zomer van 1937 ondergingen 48 jongens en meisjes die in een apart kamp o.a. Hitlers verjaardag uitbundig gevierd hadden, hetzelfde lot. Ieder proces werd door de Poolse publieke opinie als bewijs beschouwd voor een sluwe samenzwering. De afkeer van alles wat Duits was, zat er diep in. Schold men Volksduitsers uit, dan noemde men ze ‘hitlery’ of ‘hitlerowcy’; dat stond gelijk met ‘duivels’ of ‘duivelskinderen’. Diep in de ziel van een eenvoudig, emotioneel, geplaagd volk lag die vergelijking voor het grijpen. In de Poolse litteratuur werd die diepte wel gepeild. In een in 1927 verschenen roman - fantasiebeeld van een Pools-Duitse oorlog, die door de Polen glorieus gewonnen werd - vielen de duivelse Duitsers al Posen met gifgas-, Praag met bacterie-bommen aan. In 1935 deed een tweede roman opgeld, ‘Sol lucet Germaniae. Belevenissen van prof. Schmidt’, waarin geschetst werd hoe een Duits hoogleraar gedwongen wordt op een slot bij München, waar (als was de plaatsnaam nog niet suggestief genoeg) de leden van een geheime organisatie ‘een bruine jas van militaire snit dragen’, een feilloos dodend gifgas te vervaardigen, geschikt om de bevolking van ganse steden uit te roeien; het zal verspreid worden in gewone spuitwaterflessen die opgekocht worden in winkels welke er normaal uitzien, doch in werkelijkheid deel uitmaken van de sinistere samenzwering. In weer een andere roman, ‘De aanval der gieren’, eveneens in 1935 verschenen, werd verhaald van werken en streven van een Volksduits leider in Polen, senator Lautenbach (in de Poolse senaat van die tijd waren de Volksduitsers door senator Hasbach vertegenwoordigd). Lautenbach doet zich voor als Pools patriot, maar de chef van de Poolse geheime dienst weet beter: ‘Bij mijn werk raak ik er iedere dag sterker van overtuigd, dat hij een machtig man is, die alle draden van de politieke stemming des volks in handen houdt. Hij doet alles wat de Duitse consulaten uit angst voor onze geheime dienst niet wagen te doen. Hij leidt de ganse, enorm uitgestrekte en ingewikkelde werkzaamheid van het hier samenzwerend Germanendom. Hij commandeert de stoottroepen en als hij hier op een in het tapijt verborgen knop drukt, geschieden er tal van verrassingen en wordt bloed vergoten. Kreeg Duitsland dit gebied in zijn klauwen, dan zou Lautenbach zonder twijfel gouverneur, neen: koning worden.’Ga naar voetnoot1De almachtige Lautenbach werkt uiteraard samen met de Duitse militaire spionnage; hij laat in de Corridor geheime wapenvoorraden aanleggen, koopt Poolse grensposten om en stuurt een aantal bijzonder schone, doch aan besmettelijke huidziekten lijdende vrouwen naar de Poolse haven | |
[pagina 49]
| |
Gdynia om Poolse marine-officieren in amoureuze avonturen de nodige geheimen af te troggelen. Waar zo de stemming was die door de hier geciteerde romans wellicht wat extreem, doch niet volledig onjuist gekarakteriseerd wordt, sprak het vanzelf dat het uit 1934 daterend tienjarig Pools-Duits niet-aanvals-verdrag geen wezenlijke betekenis kreeg. Regering en publieke opinie in Polen die met door pijnlijke ervaring gescherpte zintuigen in Hitlers zoetsappigste woorden de aanvalsdrift bespeurden, versterkten de druk op de Volksduitsers. Vechtpartijen tegen Volksduitsers kwamen meermalen voor. Een week na de bezetting van het Rijnland joegen Polen in Oost-Opper-Silezië met stokken en knuppels een Duitse vergadering uiteen. Poolse patriottische organisaties wakkerden in woord en geschrift de haat tegen alles wat Duits was, aan. Danzig moest Pools worden! De vervloekte Hitlerbende moest worden opgeruimd! De aggressiviteit tegen de Volksduitsers waarin vaak, vooral in de arme streken, een element van economische afgunst stak, strekte zich over gans Polen uit. Een Nederlands zakenman kende in Oost-Polen twee Duitse gezinnen: ‘Zij woonden 1200 km van de Duitse grens af, hun woningen stonden drie uur gaans ten zuiden van een armoedig stationnetje nabij de Russische grens. De kinderen gingen naar de Poolse school. Deze twee gezinnen hadden midden in het Pools-Russische bos het werk van hun ouders voortgezet en hun vruchtbare akkers bebouwd. Nette meubelen sierden de houten woning. De herfst van 1938 bracht voor hen het ongeluk. De couranten hadden veel geschreven over de Duitse spionnen, die tussen de Polen zouden wonen. Het dorp begon er over te fluisteren, men was er meer-en-meer van verzekerd dat die Duitsers spionnen waren. De haat laaide op en toen de plannen in de dorpsherberg waren gemaakt en de stemming door vele liters wodka het hoogtepunt had bereikt, werd de tocht naar het bos ondernomen. Daar lagen de twee woningen; de bewoners, mannen, vrouwen en kinderen, sliepen rustig; enkele koeien stonden op stal, een paar vette varkens in hun hok. Alles werd binnen weinige minuten verbrand, kapot geslagen en vernield. Weg de resultaten van jarenlange arbeid!’Ga naar voetnoot1In 1939 steeg de spanning snel. Het was duidelijk, dat, nu Tsjechoslowakije uitgeschakeld was (de Poolse regering had van de gelegenheid gebruik gemaakt, het omstreden grensgebied van Teschen haastig te annexeren), Hitler eisen zou stellen met betrekking tot Danzig en de Poolse Corridor. Zij lieten niet op zich wachten. Eind October '38 suggereerde von Ribbentrop de Poolse minister van buitenlandse zaken als ‘oplossing’, dat Danzig Duits zou worden en Duitsland dwars door de Corridor een extra-territoriale autoweg zou mogen aanleggen. Op 25 Maart 1939 - tien dagen na Hitlers intocht in Praag - besloot de Poolse regering, vertrouwend op steun van Engeland en Frankrijk, het verzoek definitief te verwerpen. Drie lichtingen werden | |
[pagina 50]
| |
gemobiliseerd. Enthousiasme laaide op. Diezelfde dag werden bij Volksduitsers in Posen en Krakau en bij de Duitse ambassade in Warschau de ruiten ingeworpen. Een kwartier lang riepen demonstranten voor het ambassadegebouw ‘Weg met Hitler!’ ‘Weg met de Duitse honden!’ ‘Leve het Poolse Danzig!’Ga naar voetnoot1 Geruchten deden de ronde, dat in Opper-Silezië al gevochten werd en dat minister Beck, die pro-Duits heette, gearresteerd was. Velen hielden de oorlog voor onvermijdelijk. Aan de houding die de Volksduitsers in dat geval zouden aannemen, werd niet getwijfeld. Waren er onder hen niet die nog steeds stilletjes in ruimten bijeenkwamen die met hakenkruisvlaggen en afbeeldingen van Hitler versierd waren? In Bromberg namen daags na de mobilisatie 10.000 Polen aan een fel anti-Duitse demonstratie deel. De bevolking werd hier en elders opgeroepen, de Volksduitsers economisch in de ban te doen. In Posen hielden de gevechten een week aan. In de omstreden Corridor waren begin April al Volksduitsers die een deel van hun bezittingen in de grond verborgen, zich overdag niet in de dorpen begaven en 's nachts buitenshuis sliepen. Op 28 April 1939 zegde Hitler het niet-aanvalsverdrag op. Weer werden de Volksduitsers het eerste slachtoffer van de onvermijdelijke Poolse reactie. Duitse landbouwcoöperaties werden ontbonden, vele van de toch al schaarse Duitse scholen gesloten, Volksduitsers die op cultureel gebied actief waren, gearresteerd. Midden Mei werd in één stadje, waar 3.000 Volksduitsers woonden temidden van bijna 40.000 Polen, in talrijke woningen en winkels van Volksduitsers de inboedel kort en klein geslagen; twee hunner verloren het leven. Midden Juni werden in de voornaamste plaatsen de resterende verenigingsgebouwen gesloten. Op het platteland zochten de Volksduitse families 's nachts bij elkaar steun; mannen, met knuppels en hooivorken gewapend, stonden op wacht. De politieke leiders der Volksduitsers, overtuigde Nazi's, wisten niet wat zij doen moesten: vluchten of blijven? De meesten bleven. Ondertussen werd het Duitse volk psychologisch op de oorlog voorbereid, waartoe Hitler in April definitief besloten had. Goebbels liet zijn journalisten steeds provocerender koppen bedenken; van begin Augustus af ging geen dag voorbij waarop niet de Duitse bladen moord en brand schreeuwden over de ‘vervolgingen’ der Volksduitsers, soms op grond van reële, vaker op grond van overdreven of gefantaseerde berichten. ‘In vijf weken 240 gevallen van overvallen op Volksduitsers!’ (12 Augustus); ‘Meer dan duizend Volksduitsers als gijzelaars gearresteerd!’ (18 Augustus); ‘Massale deportatie van Duitsers naar Centraal-Polen!’ (19 Augustus); ‘Volksduits kind op beestachtige wijze vermoord! Volksduitsers doodgemarteld!’ (26 Augustus); ‘Polen verbranden kinderen voor ogen der moeders!’ (29 Augustus). | |
[pagina 51]
| |
Konden de Poolse autoriteiten, die deze en dergelijke koppen in de Völkische Beobachter lazen, een andere conclusie trekken dan dat Duitsland zich voorbereidde op de overval? Zij namen steeds meer veligheidsmaatregelen tegen de Volksduitsers die op hun beurt bij duizenden over de grens trachtten te ontkomen, niet eens zozeer om te ontsnappen aan de moeilijkheden waaraan zij al blootstonden als wel omdat zij voorzagen wat een oorlog voor hen betekenen zou. Medio Augustus gingen de Polen tot de preventieve arrestatie van honderden Volksduitsers over; weer kozen zij diegenen uit die in het Volksduitse gemeenschapsleven een leidende functie vervulden. Talrijke huiszoekingen vonden plaats; Duitse drukkerijen en vakverenigingsbureaux werden gesloten. Op 24 Augustus werden in Opper-Silezië acht gearresteerde Volksduitsers tijdens hun vervoer neergeschoten. Een dag later vond de Poolse politie bij twee Volksduitsers in Lodz springstoffen; tevens bleek uit het verhoor van een gearresteerde Volksduitser dat de Sicherheitsdienst provocateurs Polen binnensmokkelde om Volksduitse boeren te vermoorden wier dood Berlijn dan weer de Polen in de schoenen kon schuiven. Langs de grens werden in de nacht van 25 op 26 Augustus - nacht waarin Hitler aanvankelijk Polen wilde overvallen - Duitse saboteurs gearresteerd die door de Poolse linies heen spoorwegen in het achterland trachtten te bereiken. In Lodz trok op de 25ste een uit Duitsland afkomstig telegram: ‘Moeder dood, koop kransen’, de aandacht. Het bracht de politie op het spoor van een Volksduitse verzetsgroep die in voedselblikjes met Pools etiket en in petroleumvaten met dubbele bodem 45 kilo dynamiet verborgen had; men trof er ook tientallen revolvers, uurwerkmechanismen voor bommen en Duitse radio-apparaten aan; 24 personen werden gearresteerd. Het bericht van vondst en arrestatie joeg over de telegraaflijnen en deed allerwege bij de autoriteiten van politie en justitie de nerveuze vraag rijzen of in hun districten soms ook Volksduitse groepen op de loer lagen. De lijsten van personen die in geval van oorlog gearresteerd moesten worden, werden voor de dag gehaald. Op Vrijdag 1 September, des ochtends om kwart voor vijf, zonder ultimatum, zonder oorlogsverklaring, sloeg Hitler toe. |
|