kringetje’ en het allersubliemst de opperste verachting voor al wat ‘minder in rang’ is... al deze heerlijke, groot-kinderlijke naïeveteit is mij lief in die leuke, lichtelijk barbaarse voorwerpen uit de middeleeuwen...
En daarom zou ik die man graag nader leren kennen. Want de hemel mag weten, hoe het mogelijk is, maar door een wonder is die man zó overgeplant uit de diepste middeleeuwen in onze eigen, beminnelijk moderne tijd. En ik zou hem graag nader bestuderen, kijken of ik hem niet met een zoet lijntje naar een oudheidkundig museum kon krijgen om hem daar onder een mooie vitrine te plaatsen als een kostbaar overblijfsel uit lang vervlogen dagen. Dan kon hij zijn nut doen, ongetwijfeld en alles was in orde, terwijl nu...
Nu loopt ie vrij rond en, zo aardig als ie is bij wijze van kuriosum, zó kan ie kwaad doen en dan is de aardigheid er af. Want hij is nu eenmaal uit een barbaarse periode en het is minstens onvoorzichtig, zo iets los te laten op een modern volk. Men gaat toch ook niet voor de aardigheid met vergiftige Papoese pijlen schieten middenin de Spuistraat in Den Haag.
Ik wil er hem niet verantwoordelijk voor stellen, maar het is anders wel erg. Erg onachtzaam van de autoriteiten om hem niet op te bergen, waar ie hoort en zijn nuttig effekt kon sorteren.
Nu zag ik hem boven op een paard door Den Haag rijden. Van de toppen van z'n haar tot het stof op z'n schoenen een middeleeuwse figuur. Alleen het harnas ontbrak, maar dat was een kleine concessie van hem aan onze verfoeilijk onelegante tijd. En hij werd ontmoet door een lijfeigene, tenminste voor zo een zag hij hem aan: geen sterren op de kraag, alleen een paar gouden strepen op z'n mouwen, blijkbaar dus een opzichter van de allergemeenste slaven. En deze plebejer, deze ellendeling liep met z'n hand in z'n broekzak. Vlak bij groette hij wel is waar, maar dat wiste deze grove onwelvoeglijkheid niet uit! En daarom riep het middeleeuwse overblijsel onder het voorbij rijden de lijfeigene terug. Deze keek, draaide zich om, maar ziende dat de ander kalm doorreed, meende hij zich vergist te hebben, en wandelde verder. Dat was het verschil in standpunt tussen de ouwe en nieuwe tijd. En natuurlijk werd de antiquiteit toen boos! Waarom laten ze hem ook loslopen?! Woedend reed hij terug en brulde de gestreepte slaaf toe: ‘Heb je m'n bevel niet gehoord?’ waarop deze antwoordde, dat hij niet verplicht meende te zijn, de ander als een hondje achterna te lopen. Natuurlijk groeide daardoor het verschil in standpunt aan tot een dubbel konflikt, zwaar strafbaar door bijkomende ‘brutaliteit’. (De lijfeigene werd namelijk brutaal geoordeeld.) Zou dit verschijnsel - want de man is een waar verschijnsel: een kapitein adjudant! - misschien hetzelfde ding zijn, dat enige tijd geleden werd gesignaleerd, ongeveer hetzelfde uithalende op de fiets? 't Is wel onwaarschijnlijk, want een middeleeuwse ridder op de fiets... Maar 't zou toch kunnen. Opbergen, hoor, en gauw...