LXV
Ja, het zijn beroerde dingen om te horen zeggen, het is heel erg onaangenaam dat weet ik wel, maar wat duivel, dan moeten ze maar niet gebeuren! Jullie moet niet zeggen: waarom schrijftdie hatelijke vent die dingen! Beter is het te zeggen: er moeten zulke hatelijke dingen niet meer gebeuren! Want niet hij, die de feiten publiceert, ondermijnt de krijgstucht, o kolonels en generalen, maar zij, die de feiten plegen en - zij, die ze toelaten, beschermen en dus - mogelijk maken. Over uwe hoofden komen de gevolgen! Jullie zijn het, die de krijgstucht hopeloos naar de weerga helpen, niet ik, die de simpele rol van nauwgezet historie-schrijver vervul, bescheidenlijk en met onverdenkbare waarheidsliefde. Zij het niet zonder zekere lastige voorkeur voor de meer tekenende woorden en verbindingen van ons smijdige Hollands.
Daar is nu de geneeskundige dienst. Hoeveel is daar nu al over geschreven? Vaten inkt zijn er aan verknoeid; honderden kilo's kostbaar papier. En nog is het mogelijk, dat één enkele dokter meer dan honderd zieken dagenlang in z'n eentje moet behandelen. En daarbij nog een gedeelte van de administratie van een hospitaal moet voeren. Aardig is dat, hè? Die man werkt ten minste voor z'n vaderland. Vandaag of morgen valt-ie er natuurlijk bij neer en met angst in het hart vraagt de burgerlezer zich af: wat dan, o Here, wat dan, in die uiterste nood, wat dan? Moeten de zieken dan zonder hulp vergaan? Moet dan zo'n hospitaal eenvoudig uitsterven?
Geen nood, lezer, verontrust u deswege niet. Daar zijn nog andere wegen en die zijn volkomen afdoende. Ik weet een militaire woongelegenheid, waar de dokter niet zijn kan of hoe dan ook, op de tijd, dat er ‘ziekenrapport’ is. Toch zijn er elke morgen heel wat zieken. En als er dan geen dokter is? Nou, dan is er wel een sergeant van het Rode Kruis. Die kan een even gewichtig gezicht trekken als een dokter, indien dat nu eenmaal moet. Hij heeft wel geen enkele bevoegdheid, maar dat is minder. 't Is ten slotte een klein kunstje, hoor, dat dokter-zijn. De brutaliteit om een oordeel te vellen is negen tiende van de hele wetenschap. En als je iemand een drankje geeft en hij gaat er per