niet meer of voor dit of dat geval nu het tegendeel bepaald is, ja of nee. En dan begint juist de misère. En om over zo'n reglement ‘theorie te geven’ is en blijft een gewaagde onderneming. Je kan er van aan 't malen slaan.
Onze kapitein dan kwam in het reglement een paar dingen tegen, waarvan-ie een ietwat duistere verklaring gaf, welke fout zich weerspiegelde op de gezichten der aanwezigen in een kennelijk twijfelachtige trek. En hij werd daar een beetje nerveus van, wat begrijpelijk is. Even later ontmoette hij de term: “marsvaardige gewonden” en plotseling zette zich het idee vast in zijn rampzalig brein, zijn door de theorie bereids ontsteld brein, dat in deze term een buitengewoon geheimzinnige, moeilijk te doorgronden betekenis school. Hij peinsde even, wat ik gewaar werd aan zijn benige rechterwijsvinger, die zich bespiegelend tegen zijn neus vleide. En toen stak hij van wal.
‘Marsvaardige gewonden, zie je... ja, let nou es even goed op! Dat moet je nou eens vooral onthouden, dan weet je 't voor altijd en je vergeet 't nooit meer. Ik hou er niet van om tien-, twintigmaal hetzelfde te moeten zeggen, dus zet je oren wijd open. 't Kan gebeuren, is 't niet, dat je gewond wordt, maar dat je toch marsvaardig blijft, is 't niet waar? Dat kan heel goed gebeuren. Nou, en als je dan zo gewond bent, val je onder de term: ‘marsvaardige gewonden’. Maar zie je, let nou op, dat je dat nooit meer vergeet, zie je, een marsvaardige gewonde, dat is een gewonde, die wel gewond is, nie waar, maar wiens wond niet van die aard is, is 't nie waar? dat-ie niet meer marsvaardig is, zie je. Marsvaardig, dat is 't! Jullie moet je goed zien te doordringen, is 't nie waar, van de juiste betekenis van dat woord: marsvaardig. Dat wil zeggen, zie je: marsvaardig, dus niet vaardig in het marcheren, dat moet je niet denken, want 't kan heel goed gebeuren, dat een marsvaardige gewonde toch heel moeilijk marcheert, maar toch is 't nie waar, in zekere zin marsvaardig...’
Hier werd de spreker onderbroken door een ijzingwekkende kreet! Een van de mannen was opgesprongen en diepe afschuw stond op z'n verwrongen gezicht getekend. Hij schreeuwde, met griezelige gebaren, dat-ie de overste met z'n hoofd omlaag tegen de zolder zag lopen en dat die met een revolver op hem schoot. En in een andere hoek zat er een zachtjes te grienen en op vreemd eentonige manier te neuriën: ‘ik ben een marsvaardige gewonde maar marcheren kan ik niet...’ Toen we deze twee ongelukkigen een dwangbuis hadden aangedaan en weer naar de kapitein keken, zat deze, met dikke zweetdruppels op z'n voorhoofd, zonderlinge bewegingen met z'n lippen te maken. Hij zag vuurrood van inspanning, maar er kwam geen geluid over z'n lippen. Treurig droegen wij hem naar huis en legden ijscompressen op zijn kloppend hoofd... Nu al weken lang lijdt hij aan hevige hersenkoortsen en ijlt; om de vijf minuten reutelt-ie: ‘marsvaardige gewonden...’ De dokter twijfelt er ernstig aan, of-ie nog ooit herstellen zal.