En de soldaten stonden daar lilliputterig op de begane grond vlak in de buurt, klein, onaanzienlijk, net grauwe mieren. En het groot-majoorlijke paard ergerde zich waarschijnlijk aan hun ordinaire aanwezigheid. Tenminste het maakte een pas of wat zijwaarts en trapte eens achteruit. En een van die dood- en doodgewone soldeniers schrok en zei: ‘Sta stil, knol!’
Begrijp dat goed, lezer: ‘Sta stil, knol!’
Knol!
Tegen het edele rijdier van een hóóóófd-officier! Van een gróóóót-majoor! En deze hoorde het. En hij sloeg bijna steil achterover van zijn paard van afgrijzen en schrik. Hij riep... nee, hij gilde... nee, dat is nog niet sterk genoeg... hij brulde! Ja, hij uitte het woeste gebrul van een dodelijk gewonde ziel... Ik heb die smartkreet beluisterd, lezer, en ik hoop nooit meer gedoemd te zijn, iets dergelijks mee te maken. Hij brulde dus.
En dit vervaarlijke gebrul werd allengs verstaanbaarder en eindigde in de verheven woorden: ‘Sergeant, schrijf op die kaerel! Acht dagen kwartierarrest, omdat-ie zich oneerbiedig heeft uitgelaten over het peerd van een hoofd-officier.’
Ja, hoor es even, mopper nou niet. Discipline moet er nu eenmaal zijn en het is niet aan jou of mij, om de grens te trekken.
Maar deze soldaat was een hatelijk type. Ik zag hem in de kazerne. Daar stond de sabel van zijn kommandant rustig tegen de muur. En met een grijnzend smoel salueerde de vent voor de sabel en vroeg beleefd: ‘Pardon, zou ik even mogen passeren?’
En nog later trof ik hem aan voor een onschuldige officiersjas, die aan de kapstok hing. Hij stond ‘in de houding’ en z'n gelaat was inderdaad stuitend van eerbiedigheid. Ik houd dat voor een mop van de kaerel, maar 't zou ook kunnen zijn, dat de discipline z'n geest doorziekt had, en dat-ie er niks aan doen kon.
Maar bedenk eens, lezer, hoe akelig verwaand zo'n paard moet worden! Is het nou geoorloofd om de dieren zo ernstig in hun zieleleven te benadelen? Ligt hier niet een taak, een zeer ernstige taak voor de vereniging tot bescherming van dieren?