(zie Kamerrede Juten!) te willen ondermijnen. Desalniettemin hebt u deze beschuldiging uitgesproken, wat zeg ik! - neergeschreven in de mutatie van een onschuldig gestrafte. Maar dat treft mij en daarom moet ik u dat rampspoedige idee uit het hoofd praten en u een beter begrip trachten bij te brengen. Ik ben mij bewust, dat dit een onmenselijk zware taak is.
In de eerste plaats moet ik u op de man af vragen: zijn de feiten, die deze notities den volke bekend maken, ooit bij onderzoek onjuist gebleken? Ik weet, dat u ze af en toe onderzocht heeft. U zocht zelfs naar de schrijver, wat u niet had moeten doen, want het gaat hier om de feiten en hun betekenis. Alzo, antwoordt, bid ik u: waren de feiten juist?
Goed, die waren dus juist.
Welnu, mijne wel hoge en wel grimmige heren, wat is er dan in deze notities, dat hen maakt tot strafbare daden? Wanneer de krijgstucht er door ondermijnd wordt, dan beweer ik:
niet door de man die de feiten publiceert -
maar door de mensen, die de feiten begaan.
Begrijpt u dat goed? Begrijpt u dat heel goed? Dan ziet u dus in, dat ik u, militaire autoriteiten wil bijstaan in uw moeilijke taak om de tucht in het leger te handhanen.
Want als u goed leest, dan zult u geen persoonlijke aanvallen vinden, zoals oppervlakkig wel eens schijnt. Dan zult u vinden de lange lijst van schromelijke mogelijkheden, die het stelsel biedt, waaronder de Hollandse soldaat zucht. (Ook wel eens lacht!) Dan zult u telkens vinden feiten, die meer zijn dan louter simpele feiten: die namelijk zijn illustraties van uw systeem en z'n konsekwenties. Maar dan zult u niet vinden de noodzakelijkheid om de publicist te straffen.
U zoekt mij hardnekkig. Houdt daar mee op, mijne heren! Leest mij en vervult u van waardering voor mijn edelaardige pogingen om het Nederlandse leger te redden van de ondergang. Laten wij de handen ineen slaan: ik zal u de etterbuilen wijzen - snijdt gij ze uit, ge hebt er de macht toe.
Afgesproken? Voor mijn deel wel. Ik blijf mijn plicht doen.