XLVIII
Het was voor z'n militaire opvoeding van groot gewicht en daarom moet die jongeling zich maar kalm de ondervinding getroosten. Want, zie je, dat jongmens dacht nog helemaal burger te zijn en misschien zou het onder normale omstandigheden wie weet hoe lang geduurd hebben, eer hij een klein besef gekregen had, hoe erg schrikbarend nietig hij plotseling wel geworden was. Hoe hij plotseling was gereduceerd tot nul, tot minder dan nul: tot een atoompje van dat heerlijk-groot geheel dat men het leger noemt. Misschien dacht hij wel, dat iemand als hij, iemand met een eigen zaak, iets voor zou hebben, dat er iets zou overblijven van zijn menselijke waardigheid zelfs, los van alle maatschappelijke waardebepaling. De dwaas! Vermoedelijk had hij nooit m'n notities gelezen, zodat hij er geen flauw begin van benul van had, wat hem eigenlijk te wachten stond. Zoveel te erger voor hem.
De man was een blauwe maandag in dienst. Zo blauw was die maandag nog, dat hij niet eens in uniform gekleed ging (de man namelijk). Maar hij was al wel aan de rekrutering onderworpen. Liep de lange lieve dag met z'n armen en benen te zwaaien als een malloot. Want hij moest de militaire pas zich eigen maken en ‘de houding’.
Welnu, deze simpele stakker van een rekruut permitteerde zich de uitbundige brutaliteit zo maar kalm-weg met z'n vader en z'n vriend te gaan eten in een hotel. Ging zelfs in de eetzaal zitten, werkelijk, zo met een gewoon gezicht, of'et zo hoorde. Jawel, je beleeft tegenwoordig wat met die zo ongeveer algemene dienstplicht. Gelukkig dus, dat de officieren maar voor een zeer gering percentage met hun tijd mee gaan! Want daardoor heeft de aldoor loerende wraak de onverlaat van een rekruut onmiddellijk bereikt en zoals ik bereids verkondigde, zeer tot nut van z'n militaire opvoeding.
Toen namelijk het jonchelinch zat te dineren, kwam er een hoge luitenant binnen, met twee echte sterren op z'n kraag. Deze halfgod keek en zag de arrogante smulpaap zitten. Herkende hem als een rekruut van zijn kompagnie, al had gezegde jongeling een burgerpakje nog om z'n reeds militaire korpus. - Stel je nu even de schrik voor, lezer, die plotseling opschokte in de ziel van de officier! Want deze officier, de pen trilt van narigheid in m'n vingers, nu ik het moet neerschrijven, deze hoge, deze verhevene had het plan, zijn dagelijks middagmaal ook te gebruiken in dezelfde zaal! Stel je nou zo'n kombinatie voor! En bewonderde takt, waarmee de opvoeder der jongelingschap de situatie tot aller genoegen bezwoer.
Afdalend van zijn enorme hoogte, vroeg hij genadiglijk: ‘Ben jij niet de rekruut die-en-die?’
En de aterling antwoordde: ‘Jawel, luitenant’.
‘Kom dan eens even met mij op de gang’.