mandant. Tot kompagnieskoning, wat zeg ik! tot kompagnies-tsaar! Tot alleenheerser, tot almachtige, die naar goddelijke willekeur beschikt over welzijn en persoon van zoveelhonderd mannen. En indirekt ook over hun hele familie, als het er op aankomt.
Zo iemand moet een allerheerlijkst leven hebben. En ik beef werkelijk, zonder ironie, van ontzetting, als ik denk aan de enkele mogelijkheid, dat een zodanige pseudo-onze-lieve-heer later weer zich zal moeten aanpassen aan de burgerlijke toestanden. Zal moeten dulden, dat geüniformeerden hem zo maar botweg, zonder hem aan te kijken, op straat voorbij lopen. Dat hij niks niemendal meer zal hebben in te brengen dan desnoods wat armzalige lege briefjes. O god, O god! wat moet dat een slag zijn! Wat moet dat een dodelijke, een helle-ramp wezen! Kun je je godsonmogelijk indenken!
Want een kompagnieskommandant dat is... o, dat zei ik boven al... Maar de met ontzetting gemengde bewondering, om niet te zeggen: verafgoding, zou me in herhaling doen vervallen. Net als in een behoorlijk gesteld gebed. Vandaag of morgen schrijf ik: ‘De litanie van de Heilige Kompagnieskommandant’...
Bedenk eens, twijfelachtig het hoofd schuddende lezer, bedenk eens, dat je gestoken wordt door een wesp, telkens en telkens weer. En dat je die wesp maar absoluut niet te pakken kunt krijgen, onmogelijk. Dan krijg je de pest in, wat? Echter, je doet er niks an!
Maar nou ben je kompagnieskommandant. De wesp heeft je gestoken en je bent kwaadaardig van machteloosheid. Je moet je woede koelen. Kan het niet aan die vervloekte wesp, dan maar aan wat anders! - Daar is een soldaat. Die heeft wat op z'n geweten: is 's avonds terug gekomen van verlof in plaats van 's middags. Ha! de snoodaard! De verfoeilijke ellendeling! Twaalf dagen beroving van vrijheid - kwartierarrest! En wat, heeft ie een officier niet gegroet, omdat hij hem in misdadige achteloosheid niet zag? O, de poen! de ellendelaar! de landverrajer! Zes dagen er bij! Nou zal die wesp wel nooit meer durven steken!
En die man? O, die heeft zonder pas en zonder kaartje in de trein gereisd. Wa-a-a-t? Je zult de vent, de onooglijke patser... Maar hé, is dat niet...? O ja, wel zeker, dat is die vriendelijke kerel, die werkt voor O. en O., de liefde van je kommandantenhart! Maar recht moet geschieden zonder aanzien des persoons. Straf zal die hebben. Nou, vooruit, vier dagen arrest. (Hij moet toch twee van de vier avonden vrij zijn om wat voor O. en O. te doen!)
Alleen - de wesp gonst om je hoofd en loert op het juiste moment om je opnieuw te steken, pas op!
Lezer, dit is een kleinigheid, maar trek de lijn verder door en besef de oneindige mogelijkheden van willekeur en machtswellust, die onder het bereik liggen van de kommandant ener kompagnie...