derlijke stellages met groen laken overdekt, die men er voor biljarts uitgeeft. 't Is meest een holle, kale ruimte. Je kunt er zeker van zijn, dat er een piano staat, die minstens om de drie toetsen geluid geeft. Gezellig is het er inderdaad niet, maar wij maken het gezellig, als we daar zin in hebben. Dan daveren de wanden eenvoudig van de gezelligheid!
Och, er zijn wel aardige, karakteristieke dingen in een kantine. Onvergetelijk is bijvoorbeeld het lepeltje op de toonbank. Dat is een lepeltje om je thee mee te roeren, of welke andere drank met suiker je ook gebruikt. En dat onvergelijkelijke lepeltje zit vastgeklonken aan een ketting. Het is als 't ware een voortdurende provoostarrestant en zit steeds geboeid. 't Is geen mooi lepeltje, niet eens van zilver. 't Ziet er nogal vies uit en helemaal niet begerenswaardig. Maar toch is het vastgeklonken aan de toonbank, want de soldaat heeft uit oeroude tijden nog de neiging overgehouden om niets te laten liggen dan wat te heet en te zwaar is. En als je nou in de kantine komt en je ziet daar dat vastgeklonken lepeltje, dat onaanzienlijke, vieze ding, waaraan fosko en thee, koffie en melk en suiker gekleefd zitten, dan kan je soms in eens aan 't piekeren slaan: ‘hoe zou ik dat ding kunnen ratsen!’ Je loert of er op gelet wordt en je draait en trekt eens aan het kettinkje, maar het is erg stevig en het verveelt je gauw. Maar toch is telkens het smerige, waardeloze lepeltje verdwenen. Dat komt, omdat het aan de ketting ligt.
Ja, de kantine is een lustige instelling. En winstgevend in hoge mate. De meeste kantines worden verhuurd aan een zekere maatschappij, die een paar honderd procent winst maakt volgens schatting. Allemaal van de twintig centen daags van Jan de Soldaat.
Andere kantines zijn in eigen beheer van de kompagnie en dan komt de winst in de kompagnieskas en de soldaten zien er zo af en toe een paar centen van terug. Bijvoorbeeld op Koninginneverjaardag als ze een bonnetje krijgen van acht centen of zo.
En dan gebeuren er met zo'n kantine van die echt militaire dingen. Eens bijvoorbeeld kostte een flesje melk 7½ cent. Maar de bediende had kwasi nooit halve centjes om terug te geven. Van een dubbeltje kreeg je twee centen terug. En nam je er twee, en gaf je twee dubbeltjes, dan lei de soldaat met het gestreepte buisje ijskoud vier centen voor je neer, of liever: smeet ze je van verre toe. Tot er ruzie kwam. Er was er een afgekeurd en die had een hele mand flesjes bier voor de kameraden apart laten zetten. En betaald. Maar de helft kreeg z'n bier niet, want ‘per vergissing’ waren er flesjes uit de mand aan anderen verkocht. Ruzie, schelden, vloeken. En ten slotte naar de luitenant en geklaagd. Toen kwam ook het beruchte halve centje ter sprake. (Er werden ongeveer 200 flesjes melk per dag verkocht, wat een gulden per dag gestolen was!)