den en knapheden moest er op gelet worden, dat het mannen zijn van een zeer hoog moreel gehalte. Want anders sluit je de gevallen niet uit, die ik even naar voren moet brengen en door het publiek laten berechten. Het spijt me, dat dit tegen de krijgstucht is, maar de levenstucht eist het.
Het is al een beetje schandalig, niewaar, als de politie je dronken uit de goot opraapt en in laveloze toestand naar het bureau moet brengen. En het is beroerd en nog schandaliger, als die zelfde politie je verbaliseert en dit ter kennis van je superieuren brengt. En het is eigenlijk nóg schandaliger, als je dit overkomt vlak vóór je promotie tot eerste luitenant. Maar het allerschandaligste is toch, dat die bevordering dan toch kalmpjes doorgaat, wat? Daarmee is evenwel het toppunt van schandaligheid nog lang niet bereikt. Dit toppunt nadert een beetje een ander geval, dat ik me, zonder hoge goedkeuring weliswaar, permitteer te vertellen.
Twee gemene soldaten zijn op sjouw geweest en hebben werkelijk dikwijls naar de bodem van hun glaasje gekeken. Ze zongen en zwaaiden nogal en werden door een agent bekeurd. Zorgeloos evenwel zwaaien ze verder, de stad uit, naar hun kamp. Onderweg horen ze aan de slootkant een zonderling steunen. Ze gaan er op af, buigen wankelend over wat daar ligt, en komen tot de ontdekking, dat het een kapitein is, die met fiets en al omgekieperd en meteen in slaap gevallen is, de benen sierlijk afhangend in het modderige water. 't Was hun eigen kompagnieskommandant, dus namen ze hem na enig beraad onder hun sterke, joviale armen en gedrieën zwalkten ze nu het kamp binnen. De kapitein werd in de officierenbarak geloodsd en de bezopen soldaten zwabberden naar hun strozak. Aardig geval, hè? Geestig wel! Maar 't wordt nog veel aardiger!
Volgende middag.
De twee zuipschuiten van soldaten worden op rapport geroepen bij hun kompagnieskommandant, komen gnuivend binnen, met blikken van verstandhouding. Hoe groot zou de fooi zijn? Kapitein, met blauwomwalde ogen, kijkt waterig, maar streng. Zegt, met ietwat schorre stem: ‘Ik heb hier van jullie een rapport wegens openbare dronkenschap. Ik straf jullie voor dat smerig feit allebei met acht dagen politiekamer. Afmars!’
Wat? Is dat de orde handhaven, of niet? Is dat verstand tonen van krijgstucht of niet? En wat een pijnlijke zorg voor de moraliteit van de soldaat!