om versterking te zenden. Maar natuurlijk liep dat al mis: de vijand had een uur voor de aanval al om versterking gestuurd en alzo werd onze middengroep onderweg verrast en gevangen genomen.
Wij overigen slopen van twee kanten op de wacht aan. Daar zagen we in eens naast de weg, op vijftig meter voor ons uit, een post zitten en de aanvoerder van de vijand, een luitenant, stond kalm met hem te praten. Drie van onze mannetjes namen de twee op de korrel en: pang! pang! pang!, daar knalden drie ‘losse flodders’ tegelijk los. Daarmee waren én post én luit' naar de weerga, zou je zo zeggen? Mis, poes! De post kroop in het hakhout en schoot terug, de luit' keerde zich om en wandelde kalm naar de wacht terug, stoorde zich er volstrekt niet aan, dat hij in de rug met kogels doorzeefd werd.
Toen trokken wij zachtjes aan vooruit. Een eind verder werd een dubbelpost overrompeld, wou zich niet overgeven en werd alzo neergeschoten. Maar de mannetjesputters kregen hevige ruzie, beweerden elk van hun kant, dat ze nog levend waren en het eerst geschoten hadden en - roef! daar smeerden de lijken 'em met buitengewone vaardigheid, terug naar de wacht.
En de wacht kwam in 't geweer. Wij stelden ons ‘in tirailleurlinie’ over de weg en vuurden op de vijand. Deze kreeg versterking en rukte al vurende voorwaarts. Maar wij zaten mooi verdekt opgesteld en hadden een prachtig gezicht op de naderende schutters, pikten ze een voor een weg. Waaraan ze zich echter niet stoorden. Zelfs beval hun kommandant: ‘Attakkeren!’ en daar stoof de bende op ons in, met gevelde bajonet!
De nood was op 't hoogst gestegen, maar nu was ook redding nabij! Onze derde groep was omgetrokken en kwam juist op tijd in aktie, onzichtbaar achter een bosrand. Daar begon plotseling een overweldigend snelvuur te kraken en een grote verlichting kwam over ons, die lelijk in de piepzak zaten.
Maar... de onversaagde vijand stoof met krankzinnige doodsverachting achter de schreeuwende luit' aan en liep onder daverende ‘hoera's’ dwars door z'n eigen (veronderstelde) prikkeldraadversperringen (die wij niet mochten passeren!) op ons af en - nam ons allemaal gevangen.
En toen verklaarde de luit' dat zijn afdeling het gewonnen had. En al ons gemopper hielp niks, want onze kommandant droeg enkel maar strepen. De luit' gaf daarop heel langdurig theorie over onze ‘taktische fouten’, maar hij heeft ons nochtans niet overtuigd.
Zie je, dat doet nou m'n soldatenhart zeer. Dat kan ik niet verkroppen. Dat is m'n eer te na. Wat bliksem, je loopt toch niet voor niks het vuur uit je sloffen! Je bent niet voor niks slim en krijgshaftig. Dit is flauwe kul! zo kun je het altijd winnen!
Ik weet het beter. Laat ze ons eens scherpe patronen in onze tassen geven en