‘Ik ben van de lichting acht, overste’, antwoordt de korporaal, zwaar beledigd. Men ziet de overste lichtelijk verbleken. Wat nu? Echter, hij heeft A gezegd, dient dus ook B te zeggen. Hij krijgt een lumineuze inval, zal een pedagogische straf opleggen.
‘Korporaal, geef jij tegenover mij theorie over het geweer, net alsof je voor rekruten staat. Over het onderhoud van het geweer.’
Soldaten grinniken. Kapitein kijkt angstig, overste triumfeert! De korporaal, ontaard kalm, neemt het geweer en steekt van wal, spreekt de overste aan: ‘Zie je, jó, da's nou een spuit. Die mot je altijd keurig in orde houen, doe je met een klodder geweervet en een ouwe lap. Maar wees nou nooit zo kafferachtig, om met een witte zakdoek de loop af te vegen onder een mars, want dan veeg je mét 't stof ook 't vet er af en as 't dan gaat regenen, roest je spuit en dan krijg je nog een douw op de koop toe...’
Hij zei nog meer, maar dat was onverstaanbaar. De overste, vol ontzetting, sprakeloos, verslagen, was weggelopen, de soldaten stonden stuipachtig te lachen, de kapitein was lijkbleek achter de overste aangestrompeld. Alleen de landstormplichtige korporaal bleef bedaard.
O, die landstorm acht! Die liederlijke lichting Bosboom!