XVII
Gisteren ben ik met ‘bewegingsvrijheid’ op reis geweest. En daar is me in eens iets geopenbaard. Het was een vreemde en blijde openbaring: misschien, waarschijnlijk zelfs, zal er nog eens een tijd aanbreken, dat ik weer gewoon mens wordt, zo maar een doodgewoon burgermansmens met een kolbertje aan en een strooien hoed op m'n naar eigen verkiezing lang-gegroeide haren. Wat? Ja, 't klinkt onwezenlijk, dat geef ik toe, en ik kan het zelf nauwelijks geloven, maar de algemene overtuiging is, dat wij werkelijk weer eens op een goeie dag burger worden.
Dit ongeloofwaardige wonder werd me geopenbaard door een meneer, die me zo kalmweg vertelde, dat hij drie jaar onder dienst geweest was. Ik keek hem wat ongelovig aan, en niet zonder ontzag, vrees ik. Drie jaar soldaat. En toen ik nauwkeuriger op hem lette, zag ik niets bijzonders aan hem. Hij leek net zo een absoluut gewone jongeman, hij was nogal netjes gekleed, hij zag er niet bijzonder stom uit en hij vloekte niks radikaler dan elk ander burgermens. Alleen keek hij een beetje erg oneerbiedig naar de meisjes en vertoonde een onweerstaanbare neiging om overal tegen aan te hangen. Maar anders beslist een nette jongen. En hij was zelfs sergeant geweest. Bij de vesting. Ik sloeg in gedachten een gat in de lucht.
En toen in eens schoot het me te binnen, dat ik dus misschien ook nog wel eens burger zou kunnen worden. Niewaar, dat is toch logisch! Als daar een meneer rondloopt, die drie jaar soldaat geweest is en die nou heel aardig weer zich als burger weet voor te doen, dan moet ook voor ons, Bosboomse rampspoedigen, de kans bestaan op een dergelijk lot! En dat was me op dat moment een enorme vreugde. Achteraf ben ik weer een beetje bang geworden, dat ik me te vroeg verheugd heb, dat er hier of daar een fout in m'n redenering moet schuilen, maar hoe langer hoe meer neig ik toch over tot het aannemen van de mogelijkheid onzer eindelijke verlossing. Over hoeveel tijd, daar durf ik niet eens over te peinzen, maar eenmaal toch, op een ver verwijderd en onbegrijpelijk zoet tijdstip, zullen wij verlost worden.