muurtje en daar kwam hij uit. In de ene hand droeg hij een houten hamer en in de andere een paaltje, een klein, puntig paaltje. Ongeveer twintig meter van me af bleef hij staan, keek naar de lucht, wendde dan z'n ogen naar ons en nam daarop de grond voor hem in 't vizier. Langzaam ging hij zitten, plat op de grond met z'n benen gespreid. En voorzichtig, devotelijk bijna, legde hij het paaltje naast de hamer op het vochtige zand, verschikte ze tot ze mooi ‘gericht’ lagen en zuchtte toen van verlichting en zelfvoldaanheid.
Met majestueuze bedaardheid keek hij rond, haalde pijp en tabak voor de dag en stopte. Ik heb nog nooit een pijp zo wetenschappelijk langzaam zien stoppen. Het begon bewonderenswaardig te worden en ik keek ademloos toe, nieuwsgierig wat dat worden moest. Toen de pijp brandde, blies de man behaaglijk de blauwe wolkjes de lucht in, keek ze met half toegeknepen ogen na, waaide ze met zijn hand naar zich toe en snoof genietend de geur van het nicotiaanse kruid in. Daarna stond hij op, rekte zich uit, liep een paar passen heen en weer en bleef toen weer voor zijn hamer en paaltje staan, stak de handen in de zakken en verdiepte zich in onbegrijpelijk zware gepeinzen over onbekende vraagstukken.
Het duurde lang, eer hij er weer toe overging plaats te nemen bij de geheimzinnige voorwerpen, die daar nog altijd op het zand lagen te wachten. Even streelde hij de hamer, het paaltje, zachtjes, liefkozend. Toen nam hij ze weer in de hand, bekeek ze lang en aandachtig, peuterde met de punt van het paaltje in het zand, duwde het een eindje in, liet het los en, waarachtig, het bleef staan. Blijkbaar verrast over deze zonderlinge uitwerking van zijn daad, stond hij op, liep een pas of wat achteruit en keek met kritische blik naar het baldadige paaltje, dat daar maar in het zand bleef staan na een simpel duwtje. Ontevreden schudde hij het hoofd, nam het paaltje uit de grond en keek bedenkelijk naar het spitse puntje, veegde dat schoon op z'n mouw, heel nauwgezet en konstateerde dan, dat het onbeschadigd was. Gerustgesteld ging hij weer zitten, en... kwam tot de ontdekking, dat zijn pijp leeg was.
Derhalve klopte hij de as er uit en stopte haar met hetzelfde heerlijke manuaal van deftige bezadigdheid opnieuw. Dan zette hij het paaltje in het zand, met de punt naar beneden, nam de houten hamer en gaf behoedzaam het paaltje een klapje op z'n kop. Het zakte enkele centimeters in het zand. Verschrikt hield hij op en staarde verbaasd naar het zonderlinge ding, dat zo snel weg wou zakken. Hij onderzocht het zand, haalde het paaltje er uit en duwde het kuiltje zorgvuldig weer dicht.
Toen kon ik het niet langer uithouden. Ik ging op hem af en vroeg eerbiedig, of dat paaltje vandaag nog in de grond kwam. Hij zag mij ernstig aan en zei bedachtzaam: ‘Dat hangt er van af.’
Ik waagde nog een vraag: ‘Hoeveel van zulke paaltjes moet je in de grond slaan?’