XI
‘Vrijheid, blijheid!’
De mannen die meer dan gewoon lager onderwijs genoten hebben, werden opgeroepen om voor de bataljons-kommandant te verschijnen. Mijn journalisteninstinkt zei me, dat daar wat prachtigs zou gebeuren en ik ben zo onbescheiden geweest, me er van op de hoogte te stellen. Het wás prachtig.
Deze mannen moeten opgeleid worden voor officier. Dat wil zeggen, ze moeten niet! ‘Vrijheid, blijheid!’ zei de majoor (dat was nl. zijn lijfspreuk). Als je het niet worden wilt, mag je weigeren, althans verklaren, dat je niet genegen bent. En dan? Ja, dan wordt er achter je naam gezet: ‘niet genegen’. En dan gaat de lijst met die achtervoeging naar de inspekteur, een heel geheimzinnig, maar blijkbaar verbazend hoog instituut in Den Haag. En dan? Ben je dan vrijgesteld? Dan? Dan zet de inspekteur achter je naam: ‘aangewezen’. En dan word je op een kursus geplaatst. En dan wordt je officier. Dus weigeren kún je het niet?! Wel zeker, beste jongen... vrijheid, blijheid, hoor, je mag gerust weigeren, maar - dan word je aangewezen, daar is niks aan te doen, officieren moeten er zijn.
De glundere majoor heeft de mensen zelfs op socialistische gronden aangetoond, dat deze behandeling uiterst billijken redelijk was. Kijk es an: de gemeenschap - leuk, een hoofdofficier over de ‘gemeenschap’ te horen keuvelen! - de gemeenschap heeft op jullie studie een hoop geld toegelegd, elk jaar honderden guldens voor elk. Nu kan ze van jullie meerdere ontwikke-